Spring naar bijdragen

Modestus

Members
  • Aantal bijdragen

    1.047
  • Geregistreerd

  • Laatst bezocht

Berichten geplaatst door Modestus

  1. 43 minuten geleden zei sjako:

    het oude lichaam niet noodzakelijkerwijs nog moet bestaan om een opstanding te kunnen krijgen. Ook een persoon die is gecremeerd, opgegeten (allemaal luguber) krijgt een opstanding

    Zo geloof ik ook.

    Maar ik geloof ook dat van al die atomen, moleculen en andere oneindig kleine deeltjes, van waaruit het lichaam als materie bestaat en die uiteengaan bij het ontbindingsproces na de dood, kan de Almachtige God weer hetzelfde lichaam maken, maar dan vernieuwde, die niet meer onderworpen is aan veroudering, verderf, ziekten en dood.

  2. 49 minuten geleden zei Bastiaan73:

    Zonder gekheid @Modestus vind je dit onvergankelijk?

    Natuurlijk niet. Mijn voorlaatste bericht ging over de vondsten van de heilige relieken in het algemeen. Niet alle relieken zijn onvergankelijk gebleven. Sommige zijn gedeeltelijk onvergankelijk. God weet waarom Hij het zo bepaald. Het bericht dáárvoor was wel een precieze antwoord op de vraag van "Dat beloof ik." Maar door middel van een manipulatieve tactiek kan hij mijn antwoorden verkeerd interpreteren. Daarom is het vaak niet moeite waard om op zijn berichten te reageren. Ik hoopte dat jullie dat zelf hebben begrepen.

  3. 11 uur geleden zei Dat beloof ik:

    Waarom begrijp je zelf niet dat dit onzin is?

    Danielś verhalen spelen zo rond 600 voor onze jaartelling, dus ongeveer 700 jaar voordat Openbaring werd geschreven. Maar dán komen 'de laatste tijden' en moet alles bekend worden. 
    En ondertussen zijn we al bijna 2000 jaar na Openbaringen ? 

    Met de laatste tijden wordt hier bedoeld de tijd sinds de eerste komst van Christus.

    6 uur geleden zei Dat beloof ik:

    Ik zou werkelijk niet weten wat je hier mee bedoelt te zeggen. 

    Ik bedoelde dat het boek Openbaring een bijzonder diepe indruk op mij maakt in vergelijking met de rest van de Schrift. 

    En betreft de rest van je beweringen - ik hoef je hier niet tegen te spreken, want je weet het altijd beter...

    8 uur geleden zei Bastiaan73:

    Omdat je graag wonderen en tekenen blijkt te willen zien vraag ik me af wat je onder 'geloof' verstaat. Geloof je pas n.a.v. zichtbare dingen? Dan is het namelijk geen geloof. Ter overweging 2 Korintiërs 11:

    Nee, ik hoef die zichtbare dingen niet te zien om te geloven. De zichtbare dingen bevestigen mijn geloof en weten.

  4. Op 20-5-2020 om 09:13 zei sjako:

    Heb je wel eens van balsemen gehoord? Lenin, uit Rusland, ziet er ook nog steeds zo uit.

    Ja. Jouw voorbeeld laat duidelijk zien dat mummificeren is mogelijk voor de mensen en de technologie daarvan bestaat nog steeds. En dat geeft jouw mogelijkheid om te geloven dat ook de zogenaamde heilige relieken zijn mummie's. Nou, het is niet mijn doel om jou overtuigen dat het niet zo is. Jij hebt vrijheid om te geloven in wat je wilt en ik respecteer het.

    Maar hier zijn enkele verschillen zijn tussen de zogenaamde heilige relieken en het lijk van Lenin:

    1) Alle leden van de Kerk worden na hun dood indien mogelijk begraven. Zelfs al werden sommige mensen als heiligen gezien door het volk, ook zij werden begraven en bij hun begrafenisdienst werd gebeden voor de vergeving van hun zonden. Later werden de graven en lijken van sommige heiligen gevonden en geopend. Dat kon bijvoorbeeld eeuwen later toevallig gebeuren, als hun begraafplaatsen allang in vergetelheid waren geraakt en bij het bouwen van het fundament van een nieuwe kerkgebouw ontdekte men een onbekende grafkist. En als die grafkist geopend werd, zag men het onvergankelijke lijk van een heilige. Van het lijk kwam een welriekende geur af, en er gebeurden duidelijke wonderen voor de pelgrims, zoals genezingen, gebedsverhoringen, die in directe verband staan met die relieken. In andere gevallen verschenen de overleden heiligen aan bepaalde mensen in bijvoorbeeld dromen en op een of andere manier openbaarden hen dat ze niet meer begraven wilden zijn in de grond. En toen men hun graven uiteindelijk opende, zagen zag men hun onvergankelijke lijken, zodat vaak zelfs de gewaden intact bleven.

    In het geval van Lenin, kan men niet zeggen dat hij begraven en daarna als onvergankelijke lijk herontdekt was. Zijn wil was juist om begraven te zijn en niet gemummificeerd. 

    2) Verering van de relieken. De christelijke relieken worden door de gelovigen vereerd door op pelgrimages naar hun rustplaatsen te gaan en hen met een buiging en kruisteken lichtjes te kussen. Toen ik op de Berg Athos was, in het klooster Karakállou, zag ik daar verschillende heilige relieken, inclusief het hoofd van de apostel Bartholomeus. Het was uit eerbied bedekt in een op een mooi manier versierde metalen reliekschrijn met een opening erin waardoor men kon zijn onvergankelijk huid duidelijk zien en kussen. Ik deed het wel vaak, want elke dag na de kleine completen werden de relieken tentoongesteld voor de monniken en pelgrims voor verering. Andere keer was ik op een pelgrimsbezoek in het orthodox klooster van de heilige Job in München. Daar in de kerk waren er altijd heilige relieken aanwezig voor verering. Het waren geen onvergankelijke relieken, maar kleine deeltjes uit het stoffelijke overschot van vele heiligen in kleine ruimtes onder de glazen bedekking in een kist. In tegenstelling tot mijn andere pelgrimages rook ik bij die relieken een welriekende geur die ik met geen enkele door mensen gemaakte parfum kon vergelijken. Zo kan ik je uit mijn eigen ervaring getuigen dat de onvergankelijke relieken bestaan en dat ze Gods middel kunnen zijn om wonderen te doen.

    Daartegenover, gebeuren er geen enkele wonderen door middel van het lijk van Lenin. Hij wordt door communisten ook niet op dezelfde manier vereerd. Wat ze doen is het bezoeken van zijn mausoleum en het leggen van bloemen ernaast. En dat is begrijpelijk, want als ze het gaan aanraken en kussen, wordt het spoedig beschadigd en dat willen de communisten niet. 

    De relieken van de heiligen zijn een teken van een bijzondere genade, die rust op de rechtvaardigen, wier overblijfselen wij vereren. "Uw gebeente zal groeien als het jonge gras" (Jes. 66.14), zegt de Heilige Schrift over de rechtvaardigen. De overblijfselen van de  heiligen hebben een onweerstaanbare religieuze en morele impact op de ziel van een persoon, en dienen als een levende herinnering aan de persoonlijkheid van de heilige en sporen gelovigen aan om zijn vrome daden te imiteren. Johannes Chrysostom zegt: “Het zicht op het graf van de heilige, doordringend in de ziel, raakt en wakkert haar aan, en leidt haar tot een toestand alsof in het graf liggende samen met ons bidt en staat voor ons, en we zien hem, en dus de persoon die het ervaart wordt gevuld met grote ijver en hij vertrekt daarvan als een ander mens."

    De relieken van de heiligen zijn een zichtbare teken van hun deelname aan onze gebeden. Dat is de reden waarom de oude ('catacomben') Kerk van Christus vierde de eucharistie voornamelijk op de graven van de martelaren, en hun doodskisten dienden als het altaar voor het heilige mysterie. Telkens als de vervolgingen verzwakten, haastten christenen zich om een tempel op te richten boven het graf van de martelaar. Zo werd in Rome een kerk gebouwd op de plek waar volgens de traditie het lichaam van de apostel Paulus werd begraven.

    De verering van de overblijfselen van heiligen volgens de geloofsovertuigingen van de Kerk is geen toeval, maar houdt verband met de fundamentele waarheden van het orthodox-christelijke geloof en de basis voor een dergelijke verering van de relieken is niet hun onverderfelijkheid, maar de op hen rustende genade van God. Op dezelfde manier, de basis voor de heiligverklaring van heiligen is niet de onverderfelijkheid van hun overblijfselen, maar de opvallende manifestatie van de Geest in de heiligheid van hun leven en in wonderen uit hun relieken.

    %25CE%25A6%25CE%2599%25CE%259B%25CE%2599

    Het hoofd van de heilige apostel Filippus. Het wordt bewaard in het heilig Klooster van het Heilig Kruis op Cyprus.

    4(34).jpg

    De marteldood van Filippus.

    Op 20-5-2020 om 09:13 zei sjako:

    Zou wat zijn. Als je op zee bent overleden en je lichaam is opgegeten door de vissen zou je geen opstanding kunnen krijgen. Het is wat @thom zegt. Het zouden dan een soort van zombies zijn.

    Dus je gelooft niet in de opstanding uit de doden van zowel lichaam als ziel samen? Als je overlijdt voordat Jezus terugkomt op aarde, is dan alle hoop om Jehova's koninkrijk binnen te gaan verloren voor jou en je verdwijnt in het grote niets?

  5. Korte nawoord

    Zoals we hebben al gezien, bevat het boek Openbaring in een min of meer mysterieuze vorm datgene wat in veel andere geschriften voorkomt - van het boek Genesis tot de apostolische brieven. Waarom hebben we dit laatste bijbelboek nodig? Het antwoord zit al in het feit dat het “laatste” is, dat wil zeggen, het voltooit de Bijbel. Het lijkt een lijn te trekken onder het hele gigantische volume van de Schrift canon. Het boek Openbaring op eigenaardige manier herformuleert alles wat al eerder werd gezegd. We kunnen inderdaad ook zonder dit boek gered worden: Openbaring vertelt ons immers niets zo fundamenteel nieuws dat we niet in andere delen van de Schrift kunnen vinden. Nergens in het Nieuwe Testament kan men een aanwijzing vinden dat het Evangelie van Christus, dat tegen het einde van de 1e eeuw al bijna in de hele Romeinse wereld gepredikt werd, onvolledig was en aangevuld moest worden door het boek Openbaring. Waarom dit boek dan? We kunnen zeggen dat het ons gegeven is zodat we niet zouden afkoelen in de gebruikelijke formuleringen. Zoals bijna geen enkel ander bijbelboek, wekt het onze verbeeldingskracht op en opent ruimte voor de interpretatie van fundamentele bijbelse waarheden in relatie tot constant veranderende levenssituaties van de constant veranderende wereld met zijn sociale structuur, wetenschap, cultuur en ideologie. Openbaring werd aan het einde van de 1e eeuw in het Romeinse rijk geschreven en reageerde op de wereld in die tijd, die ons vandaag de dag vreemd is van vorm. Maar het wezen achter deze begrippen is ongewijzigd gebleven. De wereld is nog steeds kwaadaardig, gevuld met afgoden en strijd. De Kerk van Christus bestaat nog steeds in deze wereld en heeft dezelfde taken als voorheen. En dus leert het boek Openbaring niet alleen wat er in de eerste eeuw van het Christendom was, maar het leert ons ook hoe we ons kunnen verhouden op de wereld van de 21e eeuw om ons heen in termen van moderniteit. De vertaling van beelden en cultuurtermen uit de 1e eeuw naar de taal van de moderne cultuur is een kwestie van interpretatie, een zeer moeilijke taak. Het is niet voor iedereen weggelegd en vereist de kunst die geïnspireerd is door de Heilige Geest. Maar het boek, zoals gezegd, is niet verzegeld en doet daarom een beroep op ons zorgvuldig lezen, wetenschappelijk begrijpen en een wijze spirituele interpretatie.

    Het was een veel zwaardere, maar ook een hele boeiende werk, dan ik in het begin had gedacht. Ik had veel moeten lezen, surfen en nadenken. Vaak leek het alsof er geen oplossing voor me was van sommige mysteriën in de Openbaring. Maar met Gods hulp alles is gelukt, maar dat wil niet zeggen dat er geen betere en preciezere interpretatie mogelijk is in de toekomst. Indien nodig, kan ik de bronnen en auteurs, van waaruit ik mijn informatie haalde, opnoemen. Want zo slim ben ik niet om dit alles zelf te kunnen bedenken en weten. Ik dank zeer al die vele interpretators die mij hebben geholpen. Moge hun zielen in vrede rusten. Desalniettemin mag je mij als de hoofdverantwoordelijke voor deze interpretatie stellen. Ik legde ook aan jullie alles uit omtrent de informatie in mijn tekst en beantwoorde jullie vragen uitvoerig. Moge God jullie zegenen.

    Einde, en God zij dank! Glorie zij God in Jezus Christus!

    Christus is opgestaan uit de doden. Door zijn dood vertreed Hij de dood en aan hen in de graven schonk Hij het leven!

    Christ is risen from the dead, trampling down death by death, and on those in the tombs bestowing life!

     

  6. @sjako bedankt voor jullie reacties. Ik kom nog terug op je vraag. Ik wil hier nog geen off-topic discussie starten. Eerst de samenvatting van de Openbaring, die ik als inleiding zal plaatsen in mijn boek.

     

    Inleiding. De oorsprong, genre, liturgische aard, symboliek, achtergrond, correlatie met het Oude Testament en de theologische en literaire waarde van de Openbaring.

    Het boek Openbaring wordt ook wel de Apocalyps genoemd. Het Griekse woord άποκάλνψις (apokálipsis) wordt vertaald als "openbaring", dat wil zeggen de onthulling van wat tot nu toe verborgen was en een geheim was dat alleen bekend was bij God de Schepper. Tegenwoordig zorgen de woorden "apocalyps", "apocalyptisch" ervoor dat mensen zich angstig voelen, want die woorden worden geassocieerd met verschrikkingen en rampen (derde wereldoorlog, de val van een komeet, etc). De reden hiervoor is dat ze tijdens het lezen van de Apocalyps niet op het belangrijkste in de inhoud letten. Ze zijn zo onder de indruk van de beschrijving van Gods oordelen dat ze de triomfantelijke en vreugdevolle aard niet opmerken van wat God ons openbaart. Angst is niet de beste metgezel en het was niet inherent aan de eerste christenen: in tegenstelling tot ons verwachtten zij reikhalzend en vreugdevol het einde van de wereld, de wederkomst van Christus. Deze verwachte gebeurtenissen vormden de inhoud van hun hoop, waarover de apostel Paulus zo dikwijls schrijft in zijn brieven.

    Laten we nu kijken naar de isagogie (inleiding) zelf en haar vragen. Wie heeft het boek Openbaring geschreven? De auteur noemt zichzelf: "Ik, Johannes, die ook uw broeder ben..." (1: 9). Vanaf de eerste eeuwen identificeerde de kerk deze Johannes met de geliefde leerling van Jezus Christus, de apostel Johannes van Zebedeüs, die ook de Theoloog wordt genoemd. Volgens de kerktraditie schreef Johannes de Theoloog, naast de Apocalyps, het vierde evangelie en drie brieven. Toegegeven, de oude kerk was niet gelijkgestemd in deze mening. In het westen van het Romeinse rijk werd het boek van de Apocalyps altijd beschouwd als een apostolisch werk, zeer gewaardeerd, gelezen tijdens de diensten als de Heilige Schrift, en vaak becommentarieerd. In het oosten was dit boek daarentegen niet opgenomen in de kring van kerklezingen tijdens hun vorming, het was weinig bekend en werd nauwelijks becommentarieerd tot aan de 19e eeuw, behalve de enige interpretatie ervan door de heilige Andreas van Caesarea in de 6e-7e eeuw. Een van de redenen voor deze onbekendheid waren twijfels over de apostolische oorsprong van dit boek.

    Vele vaders in het Oosten (bijvoorbeeld St. Johannes Chrysostomus) noemden het boek Openbaring nooit, terwijl in het Westen is het lange tijd een onderwerp geweest van zorgvuldige studies en talrijke interpretaties. Een nieuwe twijfel over de goddelijke inspiratie van de Openbaring is ontstaan bij Martin Luther in de 16e eeuw. De twijfels zijn weer tot leven gekomen bij kritische wetenschappelijke bijbelstudies van de afgelopen eeuwen. De computeronderzoek van de woordenschat van de Apocalyps ontdekte dat hij heel anders is dan de woordenschat en de grammatica van het evangelie van Johannes en zijn brieven. Dit kan echter nauwelijks een doorslaggevend argument zijn tegen het auteurschap van de apostel Johannes. Woordenschat en stijl van de auteur worden vaak bepaald door het genre van het werk. Tegenwoordig is het opgenomen in de canon van het Nieuwe Testament van alle christelijke denominaties.

    Waar is de Apocalyps geschreven? Johannes vertelt ons ook over de plaats van zijn schrijven. Dit is het eiland Patmos in de oostelijke Egeïsche Zee. Johannes was daar ‘omwille van het woord van God en het getuigenis van Jezus Christus' (1: 9), met andere woorden, hij was in ballingschap vanwege zijn christelijke belijdenis. Dit feit geeft ons de sleutel om de vraag te kunnen beantwoorden: wanneer is de Apocalyps geschreven? De officiële vervolging van christenen in het Romeinse rijk, op grond van hun religie, begon in de jaren 90 van de 1e eeuw, tijdens het bewind van keizer Domitianus van de Flavische dynastie. Onder hem werd het christendom tot een onwettige religie verklaard. Toen viel de grootste klap van de vervolging in de oostelijke provincies van het rijk, met name in de provincie Azië. Niet onmiddellijk kreeg de vervolging een fel, totaal karakter, niet meteen werd ze bloederig. We zien dat de straf van Johannes nogal mild was – ballingschap. De vervolgingen, die steeds intenser werden, duurden met onderbrekingen meer dan twee eeuwen, tot het tijdperk van keizer Constantijn I, die in 313 het Christendom legaal maakte (Edict van Milaan) en daarna werd het een staatsgodsdienst onder Theodosius I in 380 (Edict van Thessaloniki).

    Tot wie is de Apocalyps gericht? Dit wordt ook vermeld in het boek: "aan de zeven kerken in Azië" (1: 4). Even verder staan deze zeven kerken vermeld (1:11). Ze bevinden zich in zeven steden langs de ringweg, beginnend en eindigend in de belangrijkste stad van de provincie – Éfesos (Ephesus). Deze steden zijn verzonken in het archeologische verleden en bestaan al lang niet meer, maar in de tijd van Johannes waren ze beroemd en dichtbevolkt.

    Als we zeggen: 'Johannes schreef de Apocalyps', lijkt het ons dat hij zat persoonlijk de openbaringen van Jezus Christus te schrijven. Maar zo is het niet. In die tijd schreven de auteurs van dergelijke geschriften, - of het nu brieven, evangeliën of openbaringen waren, - zelden met hun eigen hand. Boeken werden meestal gedicteerd aan schrijvers-stenografen of secretarissen die slaven of ingehuurde arbeiders waren. Dit wordt ook afgebeeld op sommige iconen die de ouderling Johannes afbeelden, bij wiens oor een engel de woorden van de Openbaring staat te fluisteren, terwijl Johannes zelf de tekst dicteert aan zijn medewerker Prochorus. Het hoeft niet zo letterlijk te zijn: de iconen weerspiegelen de essentie van het gebeuren en zijn geen realistische afbeeldingen, zoals foto's. Zoals we zullen zien, is het boek Openbaring zo'n complex en delicaat literair werk dat het niet spontaan kon worden gemaakt tijdens het dicteren, maar het vereiste zorgvuldig nadenken en verwerken.

    Wat is het genre van het boek Openbaring? De eerste verzen van Openbaring verwijzen naar drie verschillende genres. Vers 1: 1, de titel, spreekt van de openbaring van Jezus Christus die God Hem gegeven heeft en die Gods dienstknechten bereikt via de ketting: God → Christus → Engel → Johannes → dienaren van God. Eigenlijk duidt het woord "openbaring" op het oude joodse en christelijke apocalyptische genre. Een groot deel van dit boek bevestigt dit.

    Vers 1: 3 beschrijft het boek echter als een profetie (Griekse profetía), die tijdens de kerkdienst hardop werd voorgelezen: "Zalig is hij die leest en zijn zij die horen de woorden van de profetie." We zien hetzelfde aan het einde van het boek (22: 6–7 als een echo van 1: 1–3 en vooral in 22: 18–19).

    De passage 1: 4–6 laat er geen twijfel over dat het boek Openbaring een brief is (Griekse epistolí). Verzen 1: 4–5a volgen de vorm van de nieuwtestamentische brieven. De auteur - geadresseerde - begroeting worden achtereenvolgens genoemd. Bijvoorbeeld: "Paul... aan die of die kerk: genade zij u en vrede ...". Zo is het hier ook: "Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: genade zij u en vrede...". Het boek eindigt ook als een nieuwtestamentische brief: "De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u allen" (22:21). We kunnen dus zeggen dat Openbaring een apocalyptische profetie is in de vorm van een circulaire brief aan de zeven kerken in Azië. Dit is te zien vanaf 1:11. Wat aan Johannes wordt "geopenbaard" ("wat je ziet"), moet hij "in een boek schrijven" en naar de zeven genoemde kerken sturen. Dit is van toepassing op alle visies en openbaringen van het boek. De hoofdstukken 2-3 worden gewoonlijk als de zeven 'brieven' aan de kerken genoemd. Maar dit is een vergissing. Dit zijn geen berichten, maar de zogenaamde godsspraken, oftewel profetische berichten. Het hele boek is de boodschap. De profetische boodschappen van de hoofdstukken 2 en 3 zijn individueel gericht aan elk van de zeven kerken. Ze zijn een inleiding op het hele boek, een inleiding op de algemene circulaire brief. Daarom moeten we bij het lezen van het boek Openbaring rekening houden met de drie genres: profetie, apocalyptiek en brief.

    Laten we kort deze genres beschrijven. Apocalyptiek in Johannes’ tijd wekte veel belangstelling op. Er is maar één Apocalyps in het Nieuwe Testament, maar we vinden ook apocalyptische passages in de evangeliën: in de eschatologische toespraken van Jezus Christus (bijvoorbeeld in Marcus 13) en in de brieven van de apostel Paulus. In het Oude Testament is de apocalyps in het boek van de profeet Daniël (hoofdstuk 7) bekend. Het oude joodse schrift kende veel apocalypsen, maar ondanks hun populariteit werden ze niet in de geschriften opgenomen. Het vroege christendom heeft ons nog een andere apocalyptische compositie nagelaten: ‘De Herder van Hermas.’ De apocalyps is altijd strikt eschatologisch; de geheimen van het Eschaton, oftewel het einde van de wereld, worden erin onthuld. Met andere woorden, de apocalyps onthult ons de geheimen van de bovenaardse, de voor deze wereld transcendentale realiteit. Apocalypticus-visionair ontvangt visioenen of de stemmen op aarde of wordt ‘vervoert’ naar de andere wereld. Bij de overdracht van openbaring spelen bovennatuurlijke tussenwezens, of engelen, een grote rol. Apocalypsen zijn geschreven in de taal van symbolen. Deze symbolen moeten we begrijpen om de hele inhoud van visies te begrijpen.

    Profetieën zijn de door God geïnspireerde verhandelingen, die gewoonlijk tijdens de liturgische bijeenkomsten in de naam van God werden verkondigd. Tegenwoordig denken we bij de profetie meestal aan de voorspellingen van de toekomst. Maar dit is een misverstand. Profeten voorspelden zelden een vooraf bepaalde toekomst. De profetieën hadden voornamelijk betrekking op het heden, op wat er hier en nu gebeurt. Vaak spraken ze ook in figuurlijke en symbolische vorm tot het publiek met terechtwijzing, vermaning, troost of een waarschuwing aan: "Als je jezelf niet corrigeert, dit en dat doet, kan dit of dat je overkomen". In die zin kunnen ze worden gezien als voorspellingen. In een zekere zin kunnen de oude profetieën vergeleken worden met de tegenwoordige geïnspireerde preek.

    Brieven suggereren een speciale vorm van het epistolaire genre. Gewoonlijk zijn ze geschreven voor een specifieke gelegenheid en over een specifiek onderwerp. In de apostolische tijden vervingen de brieven de preek van de afwezige apostel. Dat zijn bijvoorbeeld de brieven van Paulus. Het boek Openbaring, zoals hierboven vermeld, heeft een ongebruikelijk, gemengd genre van de apocalyptische profetie in de vorm van een brief. Het is gericht tot de specifieke kerken in hun specifieke situatie; ze wendt zich tot hen met overtuiging, vermaning, waarschuwing en troost; ze onthult hun de geheimen van de goddelijke voorzienigheid voor de wereld. De zeven kerken, waarnaar dit boek gericht is, symboliseren de universele Kerk. Openbaring is niet alleen gericht aan degenen die 1900 jaar geleden leefden, maar ook tot ons. Dit boek moet door ons worden begrepen en geïnterpreteerd. Dit is wat de engel aan het einde van de Apocalyps tegen Johannes zegt: „Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij” (22:10). Hier zien we een toespeling, een hint op de bekende plaats uit het boek van de profeet Daniël: "Daniël, houd deze woorden geheim en verzegel dit boek tot de tijd van het einde" (Dan 12: 4).

    En nu een paar woorden over de structuur en inhoud van de Apocalyps. In het 5e hoofdstuk geeft God een openbaring aan Jezus Christus, Hij geeft het door aan de engel, die op zijn beurt in het 10e hoofdstuk haar aan Johannes geeft, en Johannes vanaf het elfde hoofdstuk onthult het aan ons ("Gods slaven"). Eigenlijk begint het boek Openbaring voor ons pas vanaf hoofdstuk 11.

    De inhoud van het mysterie dat ons is onthuld kan kort worden beschreven als een antwoord op het gebed van de Heer. We bidden: ‘Uw naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede zoals in de hemel, zo ook op aarde' (Matteüs 6: 9–10). In de Hemel is de naam van God heilig, de wil van God wordt vervuld, daar is het Koninkrijk van God. Dit zien we niet op aarde: de naam van God wordt verworpen, de wil van God wordt niet vervuld en satan regeert. Over hoe datgene wat we in het gebed 'Onze Vader' vragen verwezenlijkt wordt, en hoe we daaraan zelf deel kunnen en moeten nemen, vertelt het boek Openbaring.

    Merk op nog een literair kenmerk van de Apocalyps: het liturgische karakter ervan. Over het algemeen zijn alle boeken van het Nieuwe (en ook het Oude) Testament niet geschreven om ze 'voor onszelf' te lezen, wanneer we zwijgend met de ogen de regels volgen, maar om hardop voor te lezen voor de luisteraars tijdens een liturgische samenkomst. Zo werden de Paulijnse brieven gelezen op de kerkbijeenkomsten, ter vervanging van de mondelinge leer van de afwezige apostel. Zoals we al hebben ontdekt, is het boek Openbaring een boodschap aan de zeven Aziatische kerken van de afwezige Johannes.

    Het ritueel van het liturgisch lezen binnen de Orthodoxe Kerk is ontwikkeld in de oude Kerk. De deelnemers zijn: de lezer, de voorganger (bisschop, presbyter), de biddenden, in de regel vertegenwoordigd door het koor. Deze gewoonte, met enkele veranderingen, is bewaard gebleven in onze kerk. De lezer kondigt de naam van de te lezen tekst aan, bijvoorbeeld: "De lezing van de brief van de heilige apostel Paulus aan de Romeinen”. En dan hoort men vanaf het altaar: “Laat ons aandachtig zijn." De tekstlezing volgt. Aan het einde van de lezing zegent de voorganger de lezer. De lezer zegt "Halleluja!" en leest verzen uit de psalm, het koor herhaalt het, enzovoort. Ongeveer hetzelfde gebeurde in de kerk ten tijde van Johannes, met soms de kerkprofeet erbij. In de oude Kerk was er een speciale diaconie (dienst) van de profeten die door middel van de handenoplegging daartoe werden gewijd.

    Laten we de eerste pagina van het boek Openbaring openen en bekijken het vanuit het bovenstaande perspectief. We zullen onmiddellijk merken dat dit "scenario" de reglementaire kerkelijke Schriftlezing weerspiegelt. Het is alsof de lezer opstaat en de titel van het boek voorleest:

    Openbaring 1:1-2 Openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft om Zijn dienstknechten te laten zien wat spoedig moet geschieden, en Hij heeft die door Zijn engel gezonden en aan Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven. Deze heeft van het Woord van God getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus, alles wat hij gezien heeft.

    De huidige naam van het boek "Openbaring van Johannes" komt niet overeen met de letterlijke titel: "Openbaring van Jezus Christus." Het is Jezus Christus, en niet Johannes de Theoloog, die de zeven zegels van het mysterieuze boek en de inhoud ervan opent. De inscripties van de Bijbelse boeken waren veel later gemaakt na de tijd van hun verschijning en hadden vaak een incidenteel karakter.

    Nadat de lezer heeft aangekondigd wat hij gaat lezen, zegent de voorganger hem en alle luisteraars:

    Openbaring 1:3 Zalig is hij die leest en zijn zij die horen de woorden van de profetie, en die in acht nemen wat daarin geschreven staat, want de tijd is nabij.

    Dan begint de lezer het gebruikelijke adres voor te lezen (Van wie? Aan wie? Zegening):

    Openbaring 1:4-5a Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: genade zij u en vrede, van Hem Die is en Die was en Die komt, en van de zeven Geesten, Die voor Zijn troon zijn, en van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden en de Vorst van de koningen der aarde.

    Na het uitspreken van de naam van Jezus Christus volgt de uitroep van de voorganger, de zogenaamde doxologie, dat wil zeggen de verheerlijking van Christus:

    Openbaring 1:5b-6 Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed, en Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader, Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.

    Het koor (of de lezer) antwoordt: Amen. Vervolgens zingt het koor een lied dat de motieven uit de profetische boeken van het Oude Testament gebruikt:

    Openbaring 1:7 Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. En alle stammen van de aarde zullen rouw over Hem bedrijven.

    De hele samenkomst (of een tweede koor, zoals in de oudheid het ook gebruikelijk was) antwoordt: Ja, amen.

    Hierna komt de profeet binnen en zegt een "godsspraak" namens God:

    Openbaring 1:8 Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is en Die was en Die komt, de Almachtige.

    Daarna leest de lezer verder (niet het adres, maar de hoofdtekst zelf):

    Openbaring 1:9 Ik, Johannes, die ook uw broeder ben en deelgenoot… enzovoort.

    Het liturgische karakter van de Openbaring wordt ook opgemerkt in het feit dat er in geen enkel ander boek van het Nieuwe Testament zoveel psalmen, lofzangen, gezangen, hymnen, uitroepingen zijn, zoals hier. Dit boek is vol van liturgische officie, die uitgevoerd wordt in de hemel en op aarde en in de hele kosmos.

    Wanneer we het hebben over het lezen en de lezer, moeten we niet denken aan de leesbeurt in de moderne zin van dat woord, alsof we op een gewone manier voor iemand hardop voorlezen, ook al doen we het met gevoel en intonatie. Nee, in de oudheid werden de teksten niet zo gelezen, maar zingend voorgedragen, zoals ze dat nu ook doen in de oosters-orthodoxe kerk, waarin deze oude gewoonte nog steeds wordt gehandhaafd.

    Het boek Openbaring is niet gemakkelijk om te lezen. Het is geschreven in een speciale symbolische taal die kenmerkend is voor alle apocalyptische literatuur. De overvloed aan beelden in dit boek creëert een hele symbolische wereld. Bij het betreden van deze wereld beginnen lezers de omringende realiteit anders te zien. De eerste lezers van de Apocalyps, de inwoners van de grote steden van Asia, stonden voortdurend in contact met de symbolen en beelden die de Romeinse visie op de wereld weerspiegelden. Architectuur, iconografie, beeldhouwkunst, rituelen, feestdagen, de zogenaamde wonderbaarlijke genezingen en mechanische wonderen in heidense tempels - ze maakten allemaal een krachtige indruk van de grootsheid van de keizerlijke macht en de oogverblindende heidense religie. In deze context biedt het boek Openbaring tegenbeelden aan die de lezers een andere kijk op de wereld geven. Vanuit de hemel, waarnaar Johannes vervoert werd, ziet de Romeinse wereld er anders uit dan op aarde. Er is een soort zuivering van de visie aan de gang, er wordt begrip geopenbaard van wat de wereld werkelijk is, wat hij lijkt te zijn en wat hij zou moeten zijn. Zo zien we in hoofdstuk 17 een vrouw. Ze verschijnt als de godin Roma in glorie en grootsheid. Deze godin, die de Romeinse macht en heidense beschaving symboliseerde, werd aanbeden in vele tempels van het rijk. Maar naar het beeld van Johannes is ze een hoer, een verleidster, een intrigant en een heks. Haar rijkdom en pracht zijn het resultaat van haar afschuwelijke bezigheid. Lezers ontdekken het ware karakter van Rome: achter alle propagandistische illusies schuilt een moreel bederf.

    De beelden van de Apocalyps zijn symbolen die de kracht hebben om het hele wereldbeeld te transformeren. Maar hun effect is niet alleen in verbale verbeeldingen. Hun betekenis wordt grotendeels bepaald door de bekwame samenstelling van het boek, een complex systeem van literaire verwijzingen, parallellen en contrasten die de betekenis geven aan de delen en het geheel. Niet alles wordt begrepen vanaf de eerste of zelfs de tiende lezing. Het begrijpen van de rijkdom van betekenissen vordert bij intensieve bestudering.

    Allereerst is het boek Openbaring rijk aan allusies of zinspelingen op het Oude Testament. Ze zijn niet willekeurig, maar belangrijk om haar betekenis te begrijpen. Zonder de kennis van deze toespelingen blijft de betekenis van veel, zo niet alle, beelden van de Apocalyps ontoegankelijk voor het begrip. Het zou ons niet moeten verbazen dat de gemiddelde christen in Azië al deze hints en beelden kon begrijpen. Men moet niet vergeten dat het joods-christelijke karakter van de meeste Aziatische kerken maakte het Oude Testament veel begrijpelijker en familialer dan voor de meeste hedendaagse christenen. We moeten ook rekening houden met de profeten die de profetie van Johannes voor de kerk bestudeerden, uitlegden en interpreteerden met dezelfde aandacht als voor de profetieën van het Oude Testament. Daarnaast gebruikt Johannes de feiten, angsten, hoop, beelden en mythen van zijn tijdgenoten als de middelen-elementen van zijn christelijke profetie.  

    De beelden van het boek Openbaring vereisen dus van de moderne lezer een grondige bestudering als hij de theologische en vitale betekenis ervan wil begrijpen. Door het gebrek aan het begrip van de beelden en hoe ze de betekenis overbrengen, zijn er zowel in de oudheid als bij onze "verlichte" tijdgenoten veel onjuiste, willekeurige en meest fantastische interpretaties van de Apocalyps ontstaan.

    Ten slotte laten we benadrukken nog een bijzondere eigenschap van het boek dat we bestuderen. De Apocalyps bevat geen de voor ons gebruikelijke theologische verhandelingen (redeneringen) en de voor het Nieuwe Testament gewone discoursen (redevoeringen), argumenten, kenmerkend voor bijvoorbeeld de Paulijnse brieven. Dit betekent niet dat het boek Openbaring minder diep is in zijn theologische ideeën. Haar beelden zijn geen toevallige impressionistische uitdrukkingsmiddelen, in tegenstelling tot de abstracte argumenten van de apostel Paulus. Ze kunnen de exacte betekenis en zijn rijkdom van kleuren overbrengen in een korte tekstdeel door een aantal associaties in ons bewustzijn te doen ontwaken. De theologische methode van de Apocalyps verschilt van andere nieuwtestamentische boeken; en de Apocalyps is niet alleen één van de meest verfijnde literaire werken van het Nieuwe Testament, maar ook één van de belangrijkste theologische successen van het vroege Christendom. Zijn literaire en theologische waarde zijn onafscheidelijk. De ene (literaire kunst) is de weg voor de andere (theologie).

     Laten we dus beginnen met het lezen van de Apocalyps. Natuurlijk, als we het laatste boek van de Bijbel als de door God geïnspireerde werk accepteren, moeten we als de oorspronkelijke auteur God zelf beschouwen, en Johannes als zijn profeet. Maar de profeet is geen slap instrument van God, maar een mens met een vrije wil, met al zijn menselijke kenmerken, inclusief zijn eigenschappen als schrijver en theoloog. Daarom (in tegenstelling tot de Koran, die letterlijk aan Mohammed werd opgelegd door Allah, zijn enige auteur), werd deze christelijke Heilige Schrift geschreven door twee auteurs die met elkaar eensgezind zijn: God en de mens Johannes. Het woord van God is zowel goddelijk als menselijk, zoals ook het mensgeworden Woord van God, Jezus Christus, zowel God als ook de Mens is.

    Het klooster van Johannes de Theoloog op Patmos, de plaats van Openbaring:

    Monastery-of-St.-John-the-Theologian.jpg

    holymonasterypatmosisland.jpg 

  7. Citaat

    Openbaring 22:17 En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; en laat hij die wil, het water des levens nemen, voor niets.

    In vers 17 zijn er drie oproepen van drie roependen als het ware. Ten eerste: "De Geest en de bruid zeggen: Kom!" Dit is natuurlijk een oproep tot Jezus Christus als een antwoord op zijn belofte: "Zie, ik kom spoedig!" Maar wie zijn de Geest en de bruid? Met de Geest wordt de Geest bedoeld die in alle profeten werkzaam is, oftewel de kerkprofeten zelf. In deze zin wordt er herhaaldelijk over de Geest gesproken ook in andere plaatsen in het Nieuwe Testament, bijvoorbeeld door Paulus. De bruid is de hele aardse kerk, die in afwachting is van de komst van Christus.

    Dan horen we de roep van de "toehoorder": "En laat hij die het hoort, zeggen: Kom!" We begrijpen dat de "toehoorder" elke deelnemer aan de liturgische bijeenkomst is, die luistert naar de lezing van het boek Openbaring. Dit is de christelijke gemeenschap. Weer zien we hier de liturgische vergadering weerspiegeld. De profeet roept uit - de kerk antwoordt hem. Hetzelfde gebeurt ook in onze diensten. Alleen de rol van de profeet vervult de priester of diaken. En de rol van de kerkgemeenschap - het koor, en soms allen die voor het gebed vergaderd zijn.

    Het derde deel van vers 17 is een uitnodiging aan allen die dorst hebben om naar de waterbron des levens te komen, oftewel naar Jezus Christus zelf, zijn aanstaande komst aanroepend, zodat Hij ons vervult met de gelukzaligheid van het eeuwige leven in liefde. Dit doet ons denken aan de roeping van de profeet Jesaja 55:1 ‘O, alle dorstigen, kom tot de wateren’, en ook aan de woorden van Jezus zelf: Johannes 6:35 ‘Wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben.’

    Citaat

    Openbaring 22:18 Want ik getuig aan ieder die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Als iemand iets aan deze dingen toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek geschreven zijn.

    19. En als iemand afdoet van de woorden van het boek van deze profetie, zal God zijn deel afdoen van het boek des levens, en van de heilige stad, van de dingen die in dit boek geschreven zijn.

    Johannes gebruikt de formulering die bijvoorbeeld in het boek Deuteronomium wordt gegeven: „U mag aan het woord dat ik u gebied, niets toevoegen en er ook niets van afdoen, opdat u de geboden van de HEERE, uw God, die ik u gebied, in acht neemt.” In het jodendom vormde deze formule de basis voor de canonisatie van de Heilige Schrift. Ongeveer hetzelfde schrijft apostel Paulus in de brief aan de Galaten 1:9: ‘Als iemand u een evangelie verkondigt anders dan wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt.’

    Feit is dat de overschrijvers bij het herschrijven van boeken vaak fouten maakten, onvrijwillig of met opzet. Daarom deden de auteurs zulke gestrenge waarschuwingen. En als zo’n traditionele waarschuwing moeten we ook de woorden van Johannes begrijpen.

    Citaat

    Openbaring 22:20 Hij Die van deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen. Ja, kom, Heere Jezus!

    21. De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.

    De naderende komst van Jezus Christus is de centrale boodschap van het boek ‘Openbaring van Jezus Christus’ (1: 1). De hele kerk, gepresenteerd door de liturgische bijeenkomst die naar de lezing van dit boek luistert, antwoordt met het plechtige "Amen", dat wil zeggen: "Waarlijk, zo zij het!" "Kom, Heere Jezus!" is de vertaling van het Aramese "Maranatha" (1 Kor. 16:22). De apostel Paulus citeert in zijn eerste brief aan de Korinthiërs deze uitroep van de gemeenschap in zijn oorspronkelijke vorm. Aldus beëindigden de aanbidders hun samenkomsten.

    Aangezien het boek Openbaring de vorm van een brief heeft, eindigt het zoals het gebruikelijk was de christelijke brieven te beëindigen: "De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u allen." De gewoonte om op deze manier de brieven aan de kerken te beëindigen, werd geïntroduceerd door de apostel Paulus. Genade, dat wil zeggen het reddende geschenk van God, is het grootste dat de christenen zichzelf en elkaar kunnen toewensen.

    De oeroude christelijke traditie van de dienstlezingen van de apostolische brieven wordt nog steeds nageleefd in de oosters-orthodoxe kerkdiensten. Hier is een voorbeeld van zo'n recitatieve Schriftlezing in het Grieks die ook in de oude kerk gebruikelijk was:

    De diaken zegt: (Psalm 76:12) 'Doe geloften en kom ze aan de HEERE, uw God, na,' 'Laat ons aandachtig zijn!'

    De lezer: (Psalm 76:2) 'God is bekend in Juda'

    Diaken: Wijsheid!

    Lezer: De lezing uit de Tweede brief van de apostel Paulus aan Timotheus. 

    Diaken: Laat ons aandachtig zijn!

    Lezer: Mijn kind Timotheüs... (en dan volgt de lezing uit 2 Timotheüs 3:10-15).

    Bisschop (of priester): Vrede zij u, verkondiger!

    Het koor: Hallelujah! (3x)

    Beluister ook Engelstalige lezing:

    Ik heb ook Nederlandstalige lezing gevonden:

     

  8. Citaat

    Openbaring 22:10 En hij zei tegen mij: Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij.

    11. Wie onrecht doet, laat hij nog meer onrecht doen. En wie vuil is, laat hij nog vuiler worden. En wie rechtvaardig is, laat hij nog meer gerechtvaardigd worden. En wie heilig is, laat hij nog meer geheiligd worden.

    12. En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn.

    13. Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste.

    14. Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, zodat zij recht mogen hebben op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad mogen binnengaan.

    15. Maar buiten bevinden zich de honden, de tovenaars, de ontuchtplegers, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder die de leugen liefheeft en doet.

    16. Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om bij u in de gemeenten van deze dingen te getuigen. Ik ben de Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster.

    In deze passage spreekt de kerkprofeet opnieuw en geeft afzonderlijke uitspraken namens Jezus Christus. Ten eerste (vers 10) wordt er iets gezegd dat het boek Openbaring van de oudtestamentische profetieën onderscheidt. Het boek van de profeet Daniël, dat door Johannes zo vaak wordt gebruikt als de bron van beelden, zegt: "Maar u, Daniël, houd deze woorden geheim en verzegel dit boek tot de tijd van het einde" (Daniël 12:4). In de Openbaring van Johannes klinkt de tegenovergestelde opdracht: „Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet; want de tijd is nabij." Daniël schreef tenslotte onder de Perzische koning Cyrus en hij schreef over de laatste tijden, die nog ver weg waren. Tot die tijd moest het boek verzegeld worden, en dus niet begrepen kon worden. Maar nu zijn de laatste tijden gekomen en moeten alle profetieën begrepen worden. Iedereen moet lezen en begrijpen wat er in het boek Openbaring staat om klaar te zijn voor het einde dat op elk moment kan gebeuren.

    Vers 11 is enigszins onverwacht. Het doet denken aan Ezechiël 3:27 “Zo zegt de Heere HEERE: Wie luistert, laat hij luisteren. Wie dat nalaat, laat die het maar nalaten, want zij zijn een opstandig huis!”; en Amos 4:4 “Kom naar Bethel en zondig, naar Gilgal om veel te zondigen. Breng 's morgens uw offers, op elke derde dag uw tienden.” De interpretator van de Apocalyps, Andreas van Caesarea, schrijft erover dat Jezus Christus zegt als het ware: 'Laat iedereen doen wat hij wil; Ik leg hem geen keuze op.' En dit betekent dat iedereen zijn eigen lot schrijft.

    In de profetie van vers 12 - "Zie, ik kom spoedig ..." - kondigt Jezus weer zijn aanstaande komst en oordeel over de mensen overeenkomstig hun daden aan. In vers 13 voor de tweede keer in de Apocalyps noemt hij zijn naam "Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste." God noemt zichzelf zo tweemaal in dit boek - aan het begin en einde van het boek, en Jezus Christus noemt zichzelf zo tweemaal aan het begin en einde van het boek. De Zoon van God is het begin van alles, en Hij is ook de volbrenger en de Rechter. Daarom, sprekend over de scheiding die reeds begonnen is tussen de onrechtvaardigen en de heiligen, waarschuwt de komende Rechter Jezus Christus ook voor het uiteindelijke lot van beiden, zoals vermeld in de verzen 14–15. De ene zijn gezegend (hier de profetie van gelukzaligheid klinkt voor de zevende en laatste keer). Zij zullen leven hebben in Nieuw Jeruzalem. De anderen worden afgewezen; ze bevinden zich buiten de heilige stad.

    In sommige andere manuscripten wordt het contrast tussen de twee anders uitgedrukt: "Zalig zijn zij die hun kleren wassen", dat wil zeggen degenen die zichzelf geheiligd en gezuiverd hebben in Christus. (De zinsnede ‘zij die de geboden onderhouden’ klinkt en wordt geschreven in het Grieks heel dichtbij ‘zij die de kleren wassen’ (‘piúntes tas entolás’ en ‘plýnontes tas stolás’). Vandaar dit tekstologische misverstand. De fout kon tijdens het herschrijven gemakkelijk binnensluipen. De schrijver las en herschreef per ongeluk wat gangbaarder klonk: 'zij die de geboden onderhouden'). Zij zullen de stad binnengaan. 'Maar buiten bevinden zich de honden…', wat in de oudtestamentische cultuszin betekent - onreinen, ongewassenen en niet ingewijden. Zo noemden Joden onbesnedenen, heidenen. Maar in de Apocalyps klinkt dit niet alleen als een waarschuwing voor mensen buiten de kerk, maar ook als een profetische vermaning voor de christenen zelf.

    Aan het begin van het laatste deel, in vers 6, werd de waarachtigheid van de hele boodschap verzekerd door de engel. Vervolgens getuigde Johannes hetzelfde in vers 9. Ten slotte in vers 16 garandeert Jezus zelf de waarachtigheid van alles wat in de Apocalyps geschreven is. De echte auteur van het boek Openbaring is dus Jezus Christus zelf. De eerste woorden van dit boek zeggen hetzelfde. En nu, alsof Hij zijn auteurschap bevestigt, noemt Jezus zichzelf: "Ik ben de Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster."  

    De eerste uitdrukking "de Wortel en het Nageslacht van David" is een vrije overname uit de profeet Jesaja, waarin over de komende Messias wordt gezegd:

    Jesaja 11:1 Want er zal een Twijgje opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï,

              en een Loot uit zijn wortels zal vrucht voortbrengen.

    Jezus zegt dat Hij de vervulling van deze profetie is, dat Hij de eeuwige Wortel is van waaruit koning David afstamt, en tegelijkertijd ook zijn beloofde Twijgje, het Nageslacht.

    De tweede uitdrukking - "de blinkende Morgenster" - is ook messiaans, ontleend aan het boek Numeri, waar Bileam profeteert:

    Numeri 24:17 Ik zal hem zien, maar niet nu;

              ik zal hem aanschouwen, maar niet van nabij.

    Er zal een ster uit Jakob voortkomen,

              er zal een scepter uit Israël opkomen;

    De ster is het symbool van de Messias. Waarom "Morgenster"? De ouden noemden zo de planeet Venus. Dit hemellichaam straalde helderder dan andere en verscheen 's ochtends. Maar natuurlijk is dit astronomische fenomeen hier gewoon een oeroud mooi symbool. Iemand een morgenster noemen betekende hem heel hoog tussen de helden plaatsen. En in verband met de messiaanse profetie over de rijzende ster van Jacob, was de naam "de blinkende Morgenster" heel geschikt voor Jezus Christus. De morgenster luidt het begin van de dag in, die de duisternis van de nacht verdrijft. Zo werd met de komst van Jezus Christus de ondoordringbare duisternis van de eeuw van zonde en dood verdreven. En dit wekte de herinnering aan de woorden van Jezus zelf: ‘Ik ben het Licht der wereld; wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben' (Johannes 8:12). Dit gezegd hebbende, dat Hij de morgenster is, duidde de verrezen Christus nogmaals aan dat Hij het Licht van de wereld is en de overwinnaar van de wereldse duisternis.

    venusrulesth.jpg

    (Boven) Venus, Mars en de maan in de schemering op de avond van 3 januari 2017.

    pjimage-5-1.jpg

    venus4vamp.jpg

    Venus van dichterbij.

  9. Einde van het boek Openbaring (22: 6–21). Verzekering van de waarachtigheid van Openbaring (22: 6–9).

    Citaat

    Openbaring 22:6 En hij zei tegen mij: Deze woorden zijn betrouwbaar en waarachtig. En de Heere, de God van de heilige profeten, heeft Zijn engel gezonden om Zijn dienstknechten te laten zien wat met spoed moet gebeuren.

    7. En zie, Ik kom spoedig. Zalig is hij die de woorden van de profetie van dit boek in acht neemt.

    Het laatste deel van Openbaring heeft tot doel de waarachtigheid te verzekeren van wat er geschreven is en om alle aandacht te vestigen op de nabijheid van de Wederkomst. Het is echter niet altijd mogelijk om een strikt logische gedachtegang te volgen. Hier wordt een aantal van de bovenstaande punten herhaald. In het laatste deel zijn er meerdere sprekers: Engel, Jezus Christus, Geest, evangelist Johannes, Kerk. Dit boek is van liturgische aard. Het was bedoeld om tijdens de dienstvergadering gelezen te worden. Dit bedoeling wordt perfect weerspiegeld in het eerste hoofdstuk van het boek, waar de rollen van de lezer (of de auteur), de voorganger, de profeet, het koor (de hele vergadering) worden verdeeld. Dit is ook te herkennen in het laatste deel van het boek. Hier treden de auteur van het boek (of een lezer die hem vervangt), de voorganger, de profeten door wie God, Jezus Christus en de Geest spreekt, en tenslotte de hele Kerk op als het koor.

    Het begint allemaal met het feit dat de engel zijn lange voorafgaande toespraak voortzet. Hij verzekert de waarachtigheid van wat er in het hele boek werd gezegd: "Deze woorden zijn betrouwbaar en waarachtig". Hun oorsprong is goddelijk, aangezien "deze woorden" van de Here God via de engel en de profeten worden overgedragen. Hier wordt herhaalt wat al gezegd is in het allereerste vers van het boek Openbaring.

    'Zie, ik kom spoedig ...' - alsof het een retort is, dat de woorden van de engel bevestigt en van Jezus Christus zelf afkomt. Aangenomen moet worden dat deze woorden tijdens de dienstvergadering werden door een kerkprofeet uitgesproken. In de vroege kerk waren er gewijde profeten die sporadisch deelnamen aan de eredienst. Het klinkt weer, nu voor de voorlaatste, zesde keer, de belofte van gelukzaligheid. Deze keer wordt zalig genoemd "hij die de woorden van de profetie van dit boek in acht neemt". Zoals we hebben gezien, het boek Openbaring is niet alleen de Apocalyps, dat wil zeggen de openbaring van de hemelse geheimen, maar ook een profetie, dat wil zeggen een openbaring van de wil van God, een oproep die tot ons hier en nu gericht is. Het boek roept op tot trouw, volharding en hoop.

    Citaat

    Openbaring 22:8 En ik, Johannes, ben het die deze dingen gezien en gehoord heeft. En toen ik ze gehoord en gezien had, viel ik neer om te aanbidden voor de voeten van de engel die mij deze dingen liet zien.

    9. En hij zei tegen mij: Pas op dat u dat niet doet! Want ik ben een mededienstknecht van u en van uw broeders, de profeten, en van hen die de woorden van dit boek in acht nemen. Aanbid God.

    Gezegend is hij die leeft volgens alle woorden van de Openbaring. Johannes viel neer voor de engel bij zijn boodschap van Gods openbaring, aangezien de laatste woorden door de engel namens Jezus Christus Zelf werden uitgesproken, en Johannes nam hem, zo niet voor Jezus Christus Zelf, dan wel voor Zijn vertegenwoordiger aan. Maar de engel wees deze aanbidding van zich af en noemde zichzelf een eenvoudige mededienstknecht.

    christ.jpg?w=380&h=409

    Een vroeg-christelijke afbeelding van Christus uit een catacombe in Rome.

  10. 10 uur geleden zei Bastiaan73:

    In mijn beleving is dit een vorm van bijgeloof. Woont de Heilige Geest volgens jou in ontzielde lichamen of lichaamsdelen?

    Door te zeggen "dat het lichaam van de christen de tempel van God de Heilige Geest is" bedoelde ik de vers 1 Korinthe 3:16 (Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont?). Natuurlijk moeten we niet al te letterlijk het woordje "woont" aannemen. Want God is de Geest die absoluut overal tegenwoordig is en alles vervult. Zelfs in de hel is Hij aanwezig, ook al wordt de hel door de verloren zielen ervaren als de plaats/toestand waarin geen God is. Met "woont" bedoelt de apostel het feit dat de gedoopte christen met heel zijn wezen, inclusief het lichaam, toegewijd is aan God, en dat hij moet daaraan ook meewerken door volgens Gods woord te leven en niet te zondigen. 

    Ten tweede, God verheerlijkt zijn heiligen op verschillende manieren, soms door hun lichamen onvergankelijk te doen blijven na hun dood. Waarom? Aan de ene kant is het een vertroostende, vreugdevolle wonder van Gods genade voor de mensen, omdat de heilige is een voorspreker bij God. Maar vooral wil de Heer daarmee aantonen hoeveel Hij lief heeft en verheerlijkt hen, die Hem trouw navolgen. Zo moedigt Hij ons aan om hun voorbeeld na te volgen om uiteindelijk de Christus zelf na te volgen door van de heiligen te leren. En wij vereren hun relieken niet apart van God, maar omdat Gods genade (in de zin van de ongeschapen Goddelijke energie) rust op hen, terwijl de zielen van de heiligen bij God in het paradijs zijn. 

    De Heilige Schrift sluit de verering van de relikwieën van de heiligen niet uit, integendeel het geeft ons ook een aantal voorbeelden van vrome verering van de overblijfselen van de heiligen. Zo de ijveraar van de ware aanbidding van God, koning Josia, verbrandde vele botten van afvalligen en goddelozen, maar hij gebood de botten van Gods profeet met rust te laten (2 Koningen 23:17-20). Het meest begrijpelijke voorbeeld is Gods wonder door middel van de botten van de profeet Elisa. 2 Koningen 13:21: En het gebeurde, toen men een man aan het begraven was, dat zij, zie, een bende zagen. Daarom wierpen zij de man in het graf van Elisa. Toen de man daarin terechtkwam en met de beenderen van Elisa in aanraking kwam, werd hij weer levend en rees overeind op zijn voeten.

    De mythe dat de Kerk een geheime technologie bewaart om lichamen en botten tegen bederf te beschermen, is buitengewoon onhoudbaar. Deze mythe dankt zijn oorsprong aan de atheïsten, maar werd door veel protestantse sekten overgenomen. Heilige relieken werden verkregen onder de meest uiteenlopende en vaak onder zeer ongunstige omstandigheden voor hun behoud. Zo wordt het wonderbaarlijke karakter van hun onvergankelijkheid duidelijk. Het graf van St. Sergius van Radonezh werd bijna in het water gevonden. En toch werden zijn relieken door de Heer behouden, en niet door de omstandigheden die daartoe bevorderlijk zouden zijn geweest. Het lichaam van de monnik Adrian van Ondrusov lag 2 jaar lang in de moeras voordat het gevonden werd, en het lichaam van de heilige prins Gleb, dat door de moordenaars in de bossen bij de Dnjepr onder de open lucht geworpen werd, lag er ongeveer 5 jaar lang en door Gods wonder werd het niet opgegeten door wilde dieren en onderging het ook geen bederf. In deze en vele andere gevallen in de geschiedenis van de Kerk wees de Heer zijn heiligen aan, wiens leven en werken een voorbeeld voor ons zouden moeten zijn. En de werken van de Heer zijn ook een voorbeeld voor ons. Als Hij de lichamen van Zijn heiligen verheerlijkt, moeten we ze dan ook niet eren?

    Het feit dat de Heer voornamelijk de lichamen van heiligen verkiest om de werking van Zijn genade te manifesteren, zien we niet alleen uit het voorbeeld van de botten van Elisa. Dit wordt ook getuigd door het evangelie: Mattheüs 27:52-53: ook werden de graven geopend en veel lichamen van heiligen die ontslapen waren, werden opgewekt; en na Zijn opwekking gingen zij uit de graven, kwamen in de heilige stad en zijn aan velen verschenen.

    We belijden dat elk wonder door God wordt verricht. Hij is de echte wonderdoener. Op basis van dit uitgangspunt eren we wat God zelf geëerd  en verheerlijkt heeft. De materiële wereld kan de energieën van de spirituele wereld opnemen, God schuwt de materie niet voor de manifestatie van Zijn gaven en genade. Het geschapene kan deelachtig zijn aan Gods genade (energie). De Heer verheerlijkte Zijn heiligen ook door middel van materie. Laten we ons herinneren over de mantel van Elia, waarmee Elisa het water van de Jordaan verdeelde in tweeën (2 Koningen 2:14), de wonderbare werking van de kleren van Christus (Matteüs 14:36) en de schaduw van apostel Petrus (Handelingen 5:15). Zweetdoeken en lendendoeken van de heilige apostel Paulus werden in zijn afwezigheid op de zieken en bezetenen gelegd, waarna ze werden genezen en de demonen uitgedreven (Handelingen 19:12). Ergo, wat op zichzelf waardeloos was, werd door God gebruikt tot de eer en heerlijkheid van God en Zijn heiligen.  

    De christen blijft altijd vrij met betrekking tot zijn houding tegenover de heiligdommen. De verering van relikwieën is een vorm van uiting van liefde en eerbied voor de werkers van vroomheid. In de orthodoxie dwingt niemand de persoon daartoe. Iedereen is vrij de vorm te kiezen van het uiten van zijn gevoelens. De verering van relieken is geen dogma, maar een gebruik. Als je het niet aanstaat, ben je vrij om dat niet te doen.

    "Wie Mij eren, zal Ik eren, maar wie Mij verachten, zullen zelf veracht worden" (1 Samuel 2:30).

     

     

    11 uur geleden zei Bastiaan73:

    Gemummificeerd lijkt me een betere omschrijving dan onvergankelijk.

    Zeg het tegen al die menigte van pelgrims wereldwijd die op bovennatuurlijke wijze (vanuit het perspectief van de wetenschap gesproken) genezing en verhoring van hun gebeden hebben gekregen door de relieken van Gods heiligen te vereren. 

  11. Citaat

    Openbaring 22:1 En hij liet mij een zuivere rivier zien, van het water des levens, helder als kristal, die uit de troon van God en van het Lam kwam.

    2. In het midden van haar straat en aan de ene en de andere zijde van de rivier bevond zich de Boom des levens, die twaalf vruchten voortbrengt – van maand tot maand geeft Hij Zijn vrucht. En de bladeren van de boom zijn tot genezing van de heidenvolken.

    3. En geen enkele vervloeking zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daar zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen,

    4. en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn.

    5. En daar zal geen nacht zijn, en zij hebben geen lamp en ook geen zonlicht nodig, want de Heere God verlicht hen. En zij zullen als koningen regeren in alle eeuwigheid.

    Deze passage trekt een lijn onder de beschrijving van het Nieuwe Jeruzalem. Midden in de stad, niet in de tempel, maar midden in de open lucht staat een troon waarop God en het Lam zetelen. Uit de troon stroomt de rivier van levenswater. In de dorre streken van het Midden-Oosten symboliseerde zoet water altijd het leven, zo ook hier. En God geeft dat leven aan zijn volk. Dit beeld in de Apocalyps heeft veel voorbeelden uit het Oude Testament. Allereerst herinner ik me natuurlijk de rivier voor de irrigatie van het paradijs: ‘Ook plantte de HEERE God een hof in Eden, in het oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij gevormd had. En de HEERE God liet allerlei bomen uit de aardbodem opkomen, begerenswaardig om te zien en goed om van te eten; ook de boom des levens, in het midden van de hof, en de boom van de kennis van goed en kwaad. Een rivier kwam voort uit Eden om de hof te bevochtigen. En vandaar splitste hij zich en vormde vier hoofdstromen” (Genesis 2: 8–10). Levend water, de bron van het levend water, dat wil zeggen van het leven zelf - deze beelden komen herhaaldelijk voor in de Schrift (Ps. 36:10: “Want bij U is het bron des levens”). Maar als literair model nam Johannes een beschrijving van de waterstroom die uit de tempel stroomde in het visioen van de profeet Ezechiël:

    Citaat

    Ezechiël 47:1-12: Daarna bracht Hij mij terug naar de ingang van het huis. En zie, er stroomde water uit, van onder de drempel van het huis naar het oosten, want de voorkant van het huis lag naar het oosten… zie, bij de oever van de beek stonden zeer veel bomen, aan deze kant en aan de andere kant. Hij zei tegen mij: Dit water stroomt weg naar het oostelijke gebied en stroomt in de Vlakte naar beneden en komt in de zee. In de zee uitgestort, wordt het water gezond… en alles waarheen deze beek komt, zal gezond worden en leven… En langs de beek, langs de oever ervan, zullen aan deze kant en aan de andere kant allerlei vruchtbomen opkomen, waarvan het blad niet zal verwelken en waarvan de vrucht niet zal opraken. Elke maand zullen ze nieuwe vruchten voortbrengen, want het water ervoor stroomt uit het heiligdom. De vrucht ervan zal tot voedsel dienen en het blad ervan tot genezing.

    In Openbaring, in tegenstelling tot Ezechiël, stroomt de rivier van het leven niet uit de tempel, maar uit de troon van God en het Lam. In zijn evangelie schrijft Johannes ook over levend water. Laten we de woorden van Jezus Christus daar in herinnering brengen: “Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken wie in Mij gelooft. Zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit Zijn binnenste vloeien [dat wil zeggen, uit het lichaam van Jezus]. En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden” (Johannes 7: 37–39). (Dit is de ware betekenis van deze verzen, naar mijn overtuiging. Ik heb hier namelijk de leestekens een beetje verplaatst, want in het origineel zijn er geen leestekens.)

    Met de interpunctie die we in de verzen 1 en 2 hebben, is er enige verwarring. Hoe kun je je zoiets voorstellen: "In het midden van haar straat en aan de ene en de andere zijde van de rivier bevond zich de Boom des levens "? Dit is onbegrijpelijk. Als we echter de interpunctie enigszins veranderen, het punt aan het einde van het eerste vers verplaatsen, wordt het beeld begrijpelijk en volledig consistent met het beeld dat Ezechiël heeft beschreven: ‘En hij liet mij een zuivere rivier zien, van het water des levens, helder als kristal, die uit de troon van God en van het Lam kwam in het midden van haar straat. En aan de ene en de andere zijde van de rivier bevond zich de Boom des levens.' Het is trouwens ook niet duidelijk hoe dezelfde "boom" aan beide kanten van de rivier kan staan. Dit is echter niet duidelijk in de woordelijke Nederlandse Staten Vertaling. Als we rekening houden met de eigenaardigheden van de Griekse taal, dan komt alles in orde. Het woord "boom" (xýlon) in de Griekse taal kan een betekenis van verzamelnaam hebben (het ‘hout’) en kan daarom heel goed worden vertaald als "bomen". Het is alsof we zouden zeggen: aan beide kanten van de rivier groeien tarwe, haver of rogge. Hier duiden de zelfstandige naamwoorden tarwe, haver en rogge vele planten aan, en niet slechts één, ook al staan ze in het enkelvoud. Het zou dus beter zijn om te vertalen: "En aan de ene en de andere zijde van de rivier bevonden zich de bomen des levens." Dit beeld is ook aan de beschrijving van het paradijs, en meer specifiek aan de profetie van Ezechiël, gerelateerd. Twaalf keer per jaar vruchtdragende bomen waarvan de bladeren gebruikt worden voor de genezing – dit alles komt daarvandaan. De woorden "genezing, helen" zijn in vele talen gerelateerd aan "redding, heil". Bijvoorbeeld in het Duits: Heilung (genezing) en Heil (redding). Deze woorden zijn ook verwant in het Engels: to heal (genezen) en holy (heilig). Hier wordt voor genezing het Griekse woord ‘therapía’ gebruikt.

    ‘En geen enkele vervloeking zal er meer zijn’. Dit is een toespeling op de profetie van Zacharia 14:11: ‘Zij zullen erin wonen, een banvloek zal er niet meer zijn: Jeruzalem zal onbezorgd wonen.’ Maar de betekenis van de profetie is dat er in Nieuw Jeruzalem niet langer het verbod zal zijn op het eten van vruchten uit de boom der kennis van goed en kwaad, waarvan de overtreding in het paradijs leidde tot de vloek van mensen en de aarde. Er zal geen dood of lijden meer zijn.

    De dienstknechten van God 'zullen Hem dienen'. Door "God te dienen" wordt het gebod vervuld van het Deuteronomium 10:12: “Nu dan, Israël, wat vraagt de HEERE, uw God, van u dan de HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te gaan, Hem lief te hebben en de HEERE, uw God, te dienen, met heel uw hart en met heel uw ziel.”

    'En ze zullen Zijn aangezicht zien.' God zei eens tegen Mozes: "U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven" (Exodus 33:20). Terwijl zondaars smeekten de bergen: “Val op ons en verberg ons voor het aangezicht van Hem Die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam" (6:16), de geredde heiligen schouwen het aangezicht van God, zoals het hun beloofd was in de Psalmen van David: ‘Ik echter zal in gerechtigheid Uw aangezicht aanschouwen’ (Psalm 17:15). De evangeliebelofte zal worden vervuld dat ‘de zuiveren van hart zullen God aanschouwen' (Matteüs 5: 8). Alleen in Christus kan de mens God zien. Met andere woorden, de geredden hebben een rechtstreekse toegang tot God.

    'En Zijn naam zal op hun voorhoofd zijn.' Hier betekent de naam van God op het voorhoofd het behoren tot God. De geredde heiligen zijn het eigendom van God, Zijn 'slaven'. (Gewoonlijk zeggen we ‘dienaren’, maar de oorspronkelijk Griekse woord uit de Bijbel ‘doélos’ betekent ‘slaaf’).

    In de laatste zin (22: 5) keert Johannes weer terug naar de gedachte dat er in de stad van God geen duisternis zal zijn, noch de behoefte aan enig extra licht, omdat God daarin aanwezig is. Het visioen eindigt met de profetie dat de mensen van God ‘zullen als koningen regeren in alle eeuwigheid.’ Het hunne is het koninkrijk van God. Zij, aan wie Johannes schrijft, die vervolgd worden door de goddeloze Romeinse autoriteiten, kunnen troost vinden in de hoop op het komende Koninkrijk, dat het koninkrijk van de 'grote hoer' zal wegdoen.

       river-of-life.jpg

    dhbAjoeY1GPG8nMYOQOmcgMBuCdRTmlc7-P0BKc0

    Nog iets over de heiligen en de opstanding uit de doden:

    t38p22zingqNmRZWmEspwoRk-iPvfRUEQVQIp_aP   HIBAYHscr9pX0ZnyMyGHBWK9tHp1Ca0vir9dDn0A                              

    1. De rechterhand van de heilige Johannes Chrysóstomos, - de aartsbisschop van Constantinopel en inspirerende preker, - die de vorm van de zegende hand heeft, blijft 1600 jaar onvergankelijk (de huid en de zenuwen worden hier duidelijk onderscheiden), bevindt zich in het klooster Philothéou op de berg Athos. De onvergankelijke lichamen van de heiligen getuigen van het feit dat het lichaam van de christen de tempel van God de Heilige Geest is en zal worden weer tot leven gebracht op de algemene Opstandingsdag. Moge de Heer dan over ons allen ontfermen.

    2. Het onvergankelijke lichaam van de heilige monnik en abt Alexander van Svir (500 jaar onvergankelijk) uit het klooster in het Europese noorden van Rusland.

  12. Citaat

     

    Openbaring 21:22 Ik zag geen tempel in haar, want de Heere, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam.

    23. En de stad heeft de zon en de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlicht haar, en het Lam is haar lamp.

    24. En de naties die zalig worden, zullen in haar licht wandelen, en de koningen van de aarde brengen hun heerlijkheid en eer erin.

    25. En haar poorten zullen overdag nooit gesloten worden, want daar zal geen nacht zijn.

    26. En zij zullen de heerlijkheid en de eer van de naties daarin brengen.

    27. Al wat onrein is, zal er niet inkomen, en ook niemand die zich bezighoudt met gruwelen en leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam.

     

    Nu volgt er de beschrijving van wat er binnen Nieuw Jeruzalem zelf is. En het meest verbazingwekkende hier is de afwezigheid van de tempel erin. Dit was in geen enkele oude stad het geval en dit druist volledig in tegen alle Joodse verwachtingen en dromen. De tempel is het belangrijkste dat in Jeruzalem moest worden hersteld, herbouwd na zijn vernietiging!

    Een opmerkelijke theologische verklaring van het ontbreken van de tempel geeft ons Johannes. "De Heere, de almachtige God zelf, is haar tempel, en het Lam." Dit betekent dat er in de nieuwe wereld geen behoefte is aan cultusbemiddeling tussen God en mensen. Aarde en hemel verenigen zich. Directe toegang tot God is open. Hier wordt het idee van Gods verblijf onder mensen, dat genoemd werd in 21:3, op een nieuwe manier uitgedrukt. Geen speciaal gebouw meer, geen speciale liturgie, geen speciaal priesterschap of speciale regering nodig. God Zelf en het Lam Jezus Christus worden de ziel, het hart en de geest van de Kerk. Voorheen sprak het boek Openbaring herhaaldelijk over de hemelse tempel, hemels altaar, hemelse liturgie, enzovoort. Maar de Hemel is ook al vernieuwd! Nieuw Jeruzalem wordt gekenmerkt door radicale openheid. Daarin is er geen scheiding tussen de cultus en het leven zelf.

    De Stad van God heeft het geschapen licht ook niet nodig, omdat God daarin aanwezig is. En de aanwezigheid van God, zoals we weten, wordt waargenomen als het ongeschapen Licht van Gods glorie (shekhina). Dit wordt al gezegd in Jesaja:

    Jesaja 60:1 Sta op, word verlicht, want uw licht komt

              en de heerlijkheid van de HEERE gaat over u op.

    19. De zon zal voor u niet meer zijn tot een licht overdag

              en als een schijnsel zal u de maan niet verlichten,

    maar de HEERE zal voor u zijn tot een eeuwig licht

              en uw God tot uw sieraad.

    20. Uw zon zal niet meer ondergaan

              en uw maan zal zijn licht niet intrekken,

    want de HEERE zal voor u tot een eeuwig licht zijn…

    En de psalmist zegt: "In Uw licht zullen we het licht zien" (Ps. 36:10). In Nieuw Jeruzalem zullen "de naties die zalig worden, wandelen in haar licht",  dat uitgaat van haar lamp - het Lam, dat schijnt met de heerlijkheid van God Zelf. Daarom blijven de poorten van de stad constant open. En dit beeld is natuurlijk ook gerelateerd aan de profeet Jesaja:

    Jesaja 60:11 Uw poorten zullen steeds openstaan;

              dag en nacht zullen ze niet gesloten worden,

    opdat men het vermogen van de heidenvolken naar u toe zal brengen

              en hun koningen naar u toe geleid zullen worden.

    Toegang is voor iedereen. Aan de hand van de beelden uit het Oude Testament beschrijft Johannes een ‘pelgrimstocht’ naar Nieuw Jeruzalem:

    Jesaja 60:3 En heidenvolken zullen naar uw licht gaan

              en koningen naar de glans van uw dageraad.

    Het gaat hier uiteraard over de heidenvolken en hun koningen die zich tot Christus en het ware geloof bekeerd hebben. Alle verlosten zullen alle aardse dingen die voorheen de onderwerpen waren van hun glorie en trots laten varen (opofferen omwille van God). Zoals elders, gebruikt de door God geïnspireerde Johannes de oudtestamentische traditie die hem is gegeven. Maar hoe begrijpt hij haar?

    Jesaja 35:8 Daar zal zijn een effen baan, een weg;

              de heilige weg zal hij genoemd worden.

    Een onreine zal er niet over gaan…

    Jesaja 52:1 Ontwaak, ontwaak,

              bekleed u met uw kracht, Sion,

    trek uw mooiste kleren aan,

              Jeruzalem, heilige stad!

    Want voortaan zal in u

              geen onbesnedene of onreine meer komen.

    Johannes in 21:27 schrijft iets soortgelijks: "Al wat onrein is, zal er niet inkomen, en ook niemand die zich bezighoudt met gruwelen en leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam." We zien dat de 'besnedenen' uit Jesaja, dat wil zeggen de gelovige Joden, worden bij Johannes vervangen door degenen ‘die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam’, dat wil zeggen de verlosten, die het Lam ‘vrijgekocht heeft met Zijn bloed van elke stam, taal, volk en natie” (5: 9). Ze behielden zichzelf van afgoderij ("gruwelen en leugens") en bleven trouw aan God en Zijn Christus. Het hele Oud Testamentaire wordt heroverwogen. Het gaat gewoon om de universaliteit van het christendom, dat geen nationale scheidslijnen kent. Tegelijkertijd is vers 27 een aansporing, een waarschuwing om geen compromissen te sluiten met de wereld van afgoderij.

    Aantrekkelijk is de allegorische interpretatie van de woorden van de Apocalyps over volkeren en koningen die geschenken naar Nieuw Jeruzalem brengen. Als we met de heilige Stad de Kerk van Christus bedoelen, dan hadden de volken hun gaven inderdaad gebracht voor de Kerk. De Grieken brachten haar de kracht van hun filosofische geest, die aanleiding gaf tot de formulering van de christelijke theologie en de logische grondslag voor het geloof. De Romeinen waren de grootste experts ter wereld op het gebied van jurisprudentie en administratie. Ze brachten in de Kerk het vermogen om het kerkelijk recht te organiseren, te beheren en te formuleren. Als iemand de kerk binnengaat, neemt hij zijn natuurlijke gave mee, die door de Heilige Geest wordt geheiligd. De schrijver - de kracht van het woord, de kunstenaar - de kracht van kleuren, de beeldhouwer - de kunst van vormgeving, de muzikant – de muziek, de ambachtsman - zijn ambacht en ga zo maar door. Er is geen talent dat zich niet in Christus kan vermenigvuldigen en charisma worden, dat wil zeggen de gave van de Heilige Geest.

    2 minuten geleden zei Modestus:

    En de aanwezigheid van God, zoals we weten, wordt waargenomen als het ongeschapen Licht van Gods glorie (shekhina).

    Op deze video is de opname te zien van het ongeschapen Licht van God (zoals op de berg Tabor). Het Licht verschijnt hier op de sprekende Georgische oosters-orthodoxe priester, die dan direct stopt met preken, en het Licht neemt steeds meer toe in zijn schittering. Je ziet hier dat het geen zonlicht of lamplicht is. De priester is waarschijnlijk een heel vroom iemand. Ik vind het spijtig dat ik geen leken kan vinden die ook zo vroom en heilig van leven zijn om door onze Lieve Heer waardig gekeurd te worden Zijn heilige Licht zichtbaar te ontvangen. Maar dat wil niet zeggen dat zij er niet zijn.

     

  13. Citaat

    Openbaring 21:18 En het bouwmateriaal van de muur was jaspis en de stad was zuiver goud, gelijk aan zuiver glas.

    19. En de fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was jaspis, het tweede saffier, het derde chalcedon, het vierde smaragd,

    20. het vijfde onyx, het zesde sardius, het zevende chrysoliet, het achtste beril, het negende topaas, het tiende chrysopraas, het elfde hyacint, het twaalfde amethist.

    21. En de twaalf poorten waren twaalf parels. Elke poort apart bestond uit één parel, en de straat van de stad was zuiver goud, als doorzichtig glas.

    De kostbare materialen, waarvan Nieuw Jeruzalem is gebouwd, spreken van de schoonheid en pracht van de stad. Het beeld zelf vertoont parallellen met het Oude Testament. Zo lezen we bij de profeet Jesaja bijvoorbeeld:

    Jesaja 54:11 Ik zal uw stenen leggen in schitterend zilverwit,

              Ik zal u grondvesten op saffieren,

    12. uw torens maken van kristal,

              uw poorten van robijn,

    heel uw omwalling van edelsteen.

    Of in het boek van Tobias: “Jeruzalem zal met safyr, en smaragd, en met kostelijke stenen gebouwd worden; En uw muren, en uw torens en bolwerken met zuiver goud. En de straten van Jeruzalem zullen met berylsteen en karbonkel, en stenen uit Ofir bestraat worden” (Tobias 13:18-20).

    In Nieuw Jeruzalem ‘het bouwmateriaal van de muur was jaspis’. Deze steen werd al genoemd in 21:11, hij kenmerkt de stad als geheel. Daarna volgt er de opnoeming van de twaalf fundamenten van de muur, dat wil zeggen de secties van de muur tussen de twaalf poorten. Net als voorheen betekent het getal 12 het volk van God, de Kerk. Bedenk dat na Christus de grondslagen van de kerk zijn 12 apostelen, hetgeen in Efeziërs wordt gezegd. Maar het beeld zelf en de namen van de stenen zijn ontleend aan het Oude Testament, het is gerelateerd aan de beschrijving van het borstplaat van de hogepriester: ‘Vierkant moet hij zijn en dubbelgevouwen… Dan moet u hem opvullen met een edelsteenvulling, vier rijen edelstenen: een rij van een robijn, een topaas en een karbonkel; dit is de eerste rij. De tweede rij: een smaragd, een saffier en een diamant. De derde rij: een hyacint, een agaat en een amethist. Ten slotte de vierde rij: een turkoois, een onyx en een jaspis; ze moeten in hun zettingen in goud gevat zijn’ (Exodus 28: 16-20). We vinden dezelfde opnoeming in de beschrijving van de mysterieuze cherub bij de profeet Ezechiël:

    Ezechiël 28:13 U was in Eden, de hof van God.

              Allerlei edelgesteente was uw sieraad:

    robijn, topaas en diamant, turkoois, onyx

              en jaspis, saffier, smaragd, beril en goud.

    Het werk van uw tamboerijnen en uw fluiten was bij u.

              Op de dag dat u geschapen werd, waren ze gereed.

    Op het borstplaat werd elk van deze stenen geassocieerd met één van de twaalf stammen van Israël. Maar de volgorde waarin de stenen in het boek Openbaring staan vermeld, verschilt duidelijk van het boek Exodus. De Openbaring wil dus zeggen dat het nieuwe Jeruzalem iets geheel nieuws is, anders dan de oude orde. De exacte identificatie van de edelstenen is moeilijk te bepalen, omdat de aangegeven Griekse namen in de loop van de geschiedenis verschillende mineralen betekenden. Saffier wordt overigens in het Oude Testament genoemd als de steen waarvan de ‘voetstuk’ waarop God stond gemaakt was (Exodus 24:10).

    De poorten van de stad van God zijn verbluffend, elk gemaakt van één enorme parel. In die tijd werden parels boven alle andere edelstenen gewaardeerd. Laten we ons de mooi parabel van Jezus Christus herinneren over een koopman die op zoek is naar een prachtige parel (Matteüs 13:46). De parelpoort is een symbool van onvoorstelbare schoonheid en rijkdom.

    De beschrijving van het uiterlijk van het nieuwe Jeruzalem begint: "de stad was zuiver goud, gelijk aan zuiver glas." De passage eindigt met dezelfde beschrijving van de straten van Nieuw Jeruzalem: " de straat van de stad was zuiver goud, als doorzichtig glas." Het dient gezegd worden dat de tempel van Herodes, verwoest door de Romeinen in het jaar 70, dezelfde indruk maakte die destijds lang in de herinnering van mensen bleef. Dit is hoe Josephus Flavius hem beschrijft:

    “Het uiterlijk van de Tempel had geen gebrek aan dingen die de mens konden verbazen of zijn oog konden strelen. Het was bedekt met gouden en zilveren platen van groot gewicht, die de zonnestralen prachtig weerkaatsten, waardoor de ogen moesten worden afgewend omdat het licht te sterk was, als waren het de zonnestralen zelf. Zij die de Tempel voor het eerst zagen, meenden als zij van afstand de Tempel in het oog kregen, dat het een met sneeuw bedekte berg was. De delen die niet bedekt waren, schenen uitzonderlijk wit.” (Bron, blz. 220).

    c04105_0f72c7bfdc7047be9143b492af0f9b85~

    88621252_1c28abeab30c0426acfdba87752c1e4

     

    MXL2h6t83s1aoaFzE24b3rqKmD6b65.jpg

    0a2ed877e4d3d83f9cd927f3144b0ee5.jpg

  14. Citaat

     

    Openbaring 21:15 En hij die met mij sprak, had een gouden meetlat om de stad op te meten, en haar poorten, en haar muur.

    16. En de stad lag daar als een vierkant, haar lengte was even groot als haar breedte. En hij mat de stad met de meetlat op: twaalfduizend stadiën. Haar lengte, breedte en hoogte waren gelijk.

    17. En hij mat haar muur op: honderdvierenveertig el, een mensenmaat, die ook de maat van een engel is.

     

    De kosmische grootsheid van Nieuw Jeruzalem wordt verder gekenmerkt door zijn vorm en grootte. Hij wordt gepresenteerd als een gigantische kubus (als hij geen piramide is) die het firmament lijkt te bereiken. Het meten van de stad met een meetstok gaat terug naar de profeet Ezechiël, die op een hoge berg zag: "Hij bracht mij erheen, en zie, een Man. Zijn uiterlijk was als het uiterlijk van koper en in Zijn hand was een linnen koord en een meetlat. En Hij stond in de poort" (Ezech. 40: 3); en dan volgt een gedetailleerde beschrijving van de dimensies van de tempel.

    ‘En de stad lag daar als een vierkant, haar lengte was even groot als haar breedte.' De stad op een vierkant plein? Nineveh en Babylon, de grote steden uit de oudheid hadden ook een vierkante ontwerp. Maar de heilige stad is niet alleen vierkant, zij heeft de vorm van een kubus. De lengte, breedte en hoogte zijn gelijk. Dit is erg belangrijk, omdat in de oudheid zowel het vierkant als de kubus als perfecte vormen werden beschouwd. Het brandofferaltaar, het reukofferaltaar en andere heilige voorwerpen waren kubusvormig of vierkant (Exodus 27: 1; 30: 2; 28:16). Deze vorm komen keer op keer tegen in de visioenen van het nieuwe Jeruzalem en de nieuwe tempel van de profeet Ezechiël (Ezechiël 41:21; 43:16; 45: 2; 48:20). Ten slotte werd het Heilige der Heiligen in de tempel van Salomo in de vorm van een perfecte kubus gemaakt (1 Koningen 6:20). Openbaring geeft dus een symbolische betekenis aan het beeld van de kubusstad: de hele heilige stad is het Heilige der Heiligen, de verblijfplaats van God onder de mensen. 

    De grootte van de stad is ook symbolisch. Elke zijde is gelijk aan 12 000 stadiën. Een stadie is ongeveer 200 meter en elke zijde is dus gelijk aan 2 400 km. De stad met zo’n oppervlakte is veel groter dan Palestina. Hij is onvoorstelbaar geweldig. Daarmee is het duidelijk dat er voor iedereen een plaats zal zijn. Het is ook mogelijk dat de grootte van de gigantische kubus van Nieuw Jeruzalem op de nieuwe aarde symboliseert het feit dat hij de hele wereld omvat, van de aarde tot de hemel.

    De grootte van de stadsmuur past helemaal niet bij de grootte van de stad. De hoogte is 144 el, dat wil zeggen ongeveer 70 meter, terwijl de stad 2.400 km hoog is! De muren van Babylon waren meer dan 90 meter en de hoogte van de portiek van de tempel van Salomo was 60 meter. Dat wil zeggen, de hoogte van de muur is niet te vergelijken met de enorme omvang van de stad zelf. En dit is ook symbolisch. De muur dient immers ter bescherming en verdediging. Maar tegen wie valt het te verdedigen en af te weren, als alle vijandige krachten - menselijke en demonische - werden vernietigd en in de poel van vuur en zwavel werden geworpen? Dus de muur hier heeft geen functie van de grens en bescherming tegen de vijandige krachten. Het symboliseert de Goddelijke bescherming en beschutting in de zin van de Goddelijke zorg en bijstand.

    0b6e8dd5cf37c0d2872cd033971744f7.jpg

  15. 2 uur geleden zei Dat beloof ik:

    Mijn vraag was nochthans vrij simpel: "Vier wonden ? Interessant, dat was mij nooit opgevallen. Waar staat dat ? "
    Je verwijst naar een tekst waarin staat dat hij gewond was. Ik betwijfel niet dat iemand die wordt gekruisigd, wonden heeft.
    Ik vroeg specifiek waar de 4 wonden, waar dat staat

    In de Bijbel. En als je beweert dat er geen 4 nagelwonden waren dan is het voor jou om jouw beweringen te onderbouwen.

    2 uur geleden zei Dat beloof ik:

    Overigens schreef @Robert Frans inderdaad heel duidelijk dat er minstens 5 wonden moeten zijn....

    Goed zo. Ten minste hier zijn we mee eens met elkaar. Dan heb je je antwoord al gekregen.

    2 uur geleden zei Dat beloof ik:

    Ik schrijf nergens dat er een evangelie is dat niet over de kruisiging spreekt. Ik geef alleen maar dat ze elkaar bij de uitwerking daarvan wel degelijk tegen spreken.
    -In Johannes staat nadrukkelijk dat Jezus zelf zijn kruis droeg, terwijl Matteus, Marcus en Lucas vermelden dat Simon van Cyrene dat deed.
    -In Matteus en Marcus staat dat de twee moordenaars die naast hem werden opgehangen, hem allebei beschimpten, terwijl in Lucas staat dat één van hen het voor Jezus opnam en Johannes het helemaal niet vermeldt
    - In Johannes staat Jezus moeder bij het kruis, terwijl de andere boeken schrijven dat ze op afstand toe kijken.
    Dat zijn stuk voor stuk zaken die geen aanvulling zijn, maar tegenstrijdigheden. 
    Je bent vrij om daar inhoudelijk op in te gaan, maar dan graag toch iets meer dan alleen 'nietes'. 

    Ik gaf je al presieze antwoord. Nogmaals, zoek iemand anders om hem voor de gek te houden en verdeeldheid te zaaien (wat je misschien "divide et impera" noemt).

  16. Het Nieuwe Jerusalem

    Citaat

    Openbaring 21:9 En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, vol van de zeven laatste plagen, kwam naar mij toe en hij sprak met mij en zei: Kom, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam, laten zien.

    10. En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en liet mij de grote stad zien, het heilige Jeruzalem, dat neerdaalde uit de hemel, bij God vandaan.

    Wat een contrast! Eerder zei de engel tot Johannes: "Kom, ik zal u het oordeel over de grote hoer laten zien" (17: 1). Nu zegt hij: "Kom, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam, laten zien." En de hele volgende passage met de beschrijving van Nieuw Jeruzalem, de heilige bruid, moet worden opgevat op de achtergrond van contrast met het schitterende Babylon, de hoer.

    De engel voerde Johannes in de geest op een grote en hoge berg. Ook de profeet Ezechiël beschrijft zijn ervaring aldus: "In visioenen van God bracht Hij mij naar het land van Israël. Hij zette mij op een zeer hoge berg… " (Ezech. 40: 2). De berg is een bekende bijbelse symbool van goddelijke openbaring. Maar hier staat de berg, - waaruit Johannes de heilige stad Nieuw Jeruzalem ziet, - in contrast met de woestijn, waarin Johannes een visioen over de hoer Babylon ontving (17: 3).

    Citaat

    Openbaring 21:11 Zij had de heerlijkheid van God, en haar uitstraling was als een zeer kostbare edelsteen, als een kristalheldere steen jaspis.

    12. Zij had een grote en hoge muur met twaalf poorten, en bij die poorten twaalf engelen. Ook waren er namen op geschreven, namelijk van de twaalf stammen van de Israëlieten.

    13. Drie poorten op het oosten, drie poorten op het noorden, drie poorten op het zuiden, en drie poorten op het westen.

    14. En de muur van de stad had twaalf fundamenten met daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam.

    In het Nieuwe Jeruzalem is er geen sprake meer van rein en onrein. Hoewel Johannes ziet nieuw Jeruzalem uit de hemel neerdalen, zij is de ‘hemel op aarde', een  ‘open hemel', toegankelijk voor de verlosten; een sfeer van volledige vrijheid. In Nieuw Jeruzalem verblijft God; In bijbelse taal: "Hij heeft de heerlijkheid van God", of de uitstraling van de Goddelijke aanwezigheid. De uitstraling wordt vergeleken met een kostbaar, schitterend als een kristal edelsteen jaspis. Niet het hemellichaam schijnt over de stad, maar de stad zelf schijnt als een juweel, omdat ze gevuld is met de aanwezigheid van God.

    Rondom de stad is een grote en hoge muur. De beschrijving van de muur en de twaalf poorten is gelinkt aan de profetie van Ezechiël 48: 30–34. Omdat de oppervlakte van de stad de vorm van een vierkant heeft, zijn de poorten gericht op de vier windstreken. Elke zijde heeft drie poorten. Engelen bij de poorten zijn als het ware beschermengelen, volgens Jesaja's profetie:

    " Jesaja 62:6 Op uw muren, Jeruzalem, heb Ik wachters aangesteld.

              Nooit zullen zij zwijgen, heel de dag en heel de nacht niet."

    Op de poorten staan, zoals in de gedetailleerde beschrijving van Ezechiël, de namen van de twaalf stammen van de zonen van Israël. Dit betekent dat Nieuw Jeruzalem de stad is van het eschatologische volk van God. Dit is echter niet Israël van het Oude Testament, dat zijn vernieuwing ondergaat. Iets anders wordt aangegeven door vers 14, dat verwijst naar de twaalf fundamenten van de stad waarop de namen van de twaalf apostelen van het Lam zijn opgeschreven. Dit duidt op de Kerk die ‘gebouwd is op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is’ (Efeziërs 2:20). Met andere woorden, Nieuw Jeruzalem is de stad van Nieuw Israël.

    natural-rainbow-quartz.jpg?w=480  Kristalheldere jaspis

    2020-05-06.png.ddb516c7b516804a32ef60d7fb0b2e18.png

    Psalm 121 in het Hebreeuws met transliteratie en Engelse vertaling. Op de afbeelding is de aardse Jerusalem te zien. Dit gezang roept bij mij op de oernostalgie als het ware naar het Nieuwe Jerusalem en het verloren paradijs.

     

  17. 23 uur geleden zei Dat beloof ik:

    Ja, dat begreep ik eerst ook al. Mijn vraag was waar dat staat, dat er sprake was van 4 wonden. Ik heb ook weleens gehoord van 5.
    Ik zou niet weten waar dat staat in het NT, en vermoed daarom eigenlijk dat dit helemaal nergens staat en volledig is verzonnen.
     

    Dat staat in de messiaanse profetie die vervuld werd door Jezus. Op een poëtische wijze profeteert koning en profeet David over Christus:

    "Want een menigte honden heeft mij omringd,

    een bende boosdoeners houdt mij omsingeld.

    Zij hebben mijn handen en voeten doorboord,

    al mijn beenderen hebben zij geteld.

    Zij bekijken mij en staren mij aan,

    zij hebben mijn klederen onder elkander verdeeld,

    en over mijn lijfrok het lot geworpen."

    Daarom geloof ik ook dat Jezus was vastgenageld aan het Kruis en niet vastgebonden. Zoek het op in psalm 22. De rest heeft Robert Frans aan jou heel goed uitgelegd.

    2. Het heeft niks met ons thema te maken, want alle evangelisten spreken van kruisiging, maar toch... Wat betreft de vermoedelijke tegenstrijdigheden in de evangeliën, die zijn er niet, zelfs niet één. Alle vier evangeliën zij betrouwbaar en waarachtig. De evangelisten als getuigen schrijven in het kort de waargebeurde feiten over het leven, werken en worden van Jezus. Daarbij vullen hun getuigenissen elkaar aan. Om een voorbeeld te geven: Jezus en de twee rovers. In het begin bespotten ze alle twee Jezus, maar daarna kwam één van hen tot inkeer en kwam op voor Jezus, tonend daarmee zijn berouw en nederigheid. Zo is er ook uitleg voor elke van alle andere "tegenstrijdigheden."

    images?q=tbn:ANd9GcSGYN45qNSGSkCysdVS0M9

  18. Nog iets: "De horens van het reukofferaltaar werden op de grote verzoendag (Yom-Kippur) met bloed besprenkeld. De horens van het brandofferaltaar vertegenwoordigen Jezus' bloed voor de vergeving van zonden. De horens van het reukofferaltaar vertegenwoordigen de macht van Zijn bloed in het gebed wanneer we onze zonden belijden en om vergeving vragen". Dus om het gebed van de heilige martelaren om gerechtigheid te vervullen heeft Christus tegen de zesde engel met bazuin gesproken en Zijn opdracht gegeven de vier engelen bij de rivier Eufraat los te maken.

     
  19. Op 16-2-2020 om 16:06 zei sjako:

    Voor de betekenis moet je naar voorgaande betekenissen kijken. In Openbaring 5:8 en 8:3 en 4 wordt het altaar in verband gebracht met gebeden van de heiligen. De stem hier beeld de stem van de verenigde gebeden van de heiligen op aarde af. De vier engelen staan voor het symbolische getal dat ze zo zijn georganiseerd dat zij de hele wereld kunnen bereiken. 

    Volgens sommige interpretators wijzen de horens van het altaar naar Christus' wonden op het kruis. Ik ben mee eens met deze interpretatie. Zij praten in de video over het brandofferaltaar, terwijl wij spraken over het reukofferaltaar. Maar desalniettemin verwijzen ze als symbolen eveneens naar Christus. Dus het moest Christus zijn die tegen de zesde engel met bazuin gesproken heeft. 

    "Op elk hoek van het altaar bevond zich een horen. Het onschuldige offerdier kon hieraan gebonden worden. Net als Jezus Christus aan het Kruis gebonden en geslagen was. De horens moesten met bloed besprenkeld worden. Zo kwam er via de spijkers en Jezus' wonden bloed op het kruis. Op deze manier vertegenwoordigen de vier horens de vier wonden in Jezus' handen en voeten. Door deze wonden zijn wij verlost. Zo konden ook de horens van het altaar verlossing brengen. Maar als het offer afgewezen werd, kwam ook het oordeel van de horens. " En dan volgt er citaat van Openbaring 9: 13-15.

     

  20. Citaat

     

    Openbaring 21:6 En Hij zei tegen mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het water des levens.

    7. Wie overwint, zal alles beërven, en Ik zal voor hem een God zijn en hij zal voor Mij een zoon zijn.

    8. Maar wat betreft de lafhartigen, ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars, ontuchtplegers, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars: hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt. Dit is de tweede dood.

     

    Het vijfde vers wordt gevolgd door de vermanende deel van Gods toespraak. De door Jesaja gegeven belofte wordt vervuld: „O, alle dorstigen, kom tot de wateren”(Jes. 55: 1). 'Dorstigen' zijn de gelovigen op aarde die verlangen naar leven in de nieuwe wereld. Gelukzaligheid is in praktijk niet voor iedereen, maar alleen voor degene die trouw blijft, zelfs als iedereen probeert hem daarvan af te wenden. De belofte aan de 'overwinnaar' aanvult de beloften, die in de hoofdstukken 2-3 de zeven profetieën voor de Klein-Aziatische kerken vergezelden. Christus overwon. En de gelovige die, net als Christus, alles tot het einde heeft doorstaan, wint ook. Aan hem geeft God de grootste belofte: "Ik zal voor hem een God zijn en hij zal voor Mij een zoon zijn." Dezelfde belofte, of heel soortgelijke, werd in het Oude Testament gegeven aan drie andere verschillende personen. Ten eerste aan Abraham: "Ik zal Mijn verbond maken tussen Mij, u en uw nageslacht na u… om voor u tot een God te zijn, en voor uw nageslacht na u" (Genesis 17: 7). Ten tweede werd een dergelijke belofte gedaan aan de erfgenaam van koning David: ‘Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn…' (2 Samuël 7:14). De derde belofte aan de afstammeling van David is vervat in de psalm, die altijd is geïnterpreteerd als de Messiaanse: "Ík zal hem tot een eerstgeboren zoon maken" (Ps. 89:28). Nu aan de "overwinnaar", dat wil zeggen de trouwe christen, geeft God diezelfde belofte die aan Abraham, de stichter van het volk; aan Salomo in de persoon van zijn vader David; en aan de Messias zelf werd gegeven.

    Maar er zijn ook degenen, die veroordeeld zijn. ‘Lafhartige’ is degene die meer van gemak en comfort houdt dan van Christus, en die zich in een kritieke situatie schaamt om te laten zien wie hij is, wie hij dient: Christus of de wereld. Niet de angst wordt veroordeeld, want iedereen wordt wel eens bang. Hier wordt lafheid, als de bereidheid om voor eigen veiligheid van Christus af te wijken, veroordeeld. De ‘lafhartigen’ zijn de meelopers in de wereld van afgoderij. 'Ongelovigen' zijn degenen die het evangelie hebben afgewezen of het alleen mondeling hebben erkend, maar door hun leven hebben laten zien dat ze het niet accepteerden. ‘Verfoeilijken’, dat wil zeggen, verontreinigden - dit zijn degenen die zich hebben laten buigen voor de afgoden en idolen van deze wereld. 'Moordenaars' zijn onder andere degenen, die hebben deelgenomen aan de christenvervolgingen. ‘Ontuchtplegers’ zijn degenen die een immorele levensstijl leidden. Wat betreft tovenarij en magie, velen zijn bezig geweest met deze ontoelaatbare en afschuwelijke zaken. De stad Efeze was vol tovenaars. Handelingen 19:19 zegt dat na de preek van de apostel Paulus velen van de tovenaars verbrandden hun boeken. "Afgodendienaars" zijn degenen die valse goden aanbaden. "Leugenaars" is een veralgemening van al diegenen die op de lijst van vermaningen staan.

    De passage 21: 1–8 is een proloog op een gedetailleerde beschrijving van het Nieuwe Jeruzalem zelf, waaraan bijna het hele laatste deel van de Apocalyps is gewijd.

    Getuigenis: voormalige priester van de satan's kerk bekeerde zich tot Jezus

     

    Agioi_Kyprianos-Ioustina.jpg 

    En hier is de icoon van de heilige bisschop-martelaar Kyprianós (Cyprian) en Iustína (Justina) (3de eeuw, Antiochië). Cyprian was aanvankelijk een grote magiër en in die zin satanist. Hij bekeerde zich tot Christus toen hij tot besef kwam dat er Iemand is die sterker is dan zijn meester (duivel). Dat gebeurde toen hij als zwarte magiër probeerde met zijn toverkunsten en hulp van de demonen Justina te verleiden voor ontucht. Zodra de vrome Justina het verlangen naar seks in zich voelde, ging ze vastend en biddend op de vloer liggen om door middel van de ascese weerstand te bieden aan de hartstocht. En door Gods genade slaagde ze erin. De demonen kwamen toen naar Cyprian terug en zeiden dat ze niks konden doen tegen de kracht van Christus de Gekruisigde. Nadat Cyprian de zwakheid van de duivel ontdekte, had hij van de wraakzuchtige satan veel moeten verduren totdat hij uiteindelijk al zijn tovenarij boeken verbrandde en christen werd en later zelfs bisschop. Als bisschop weidde hij Justina tot vrouwelijke diaken. Zo ontroerend konden de verhalen zijn van de eerste christenen. 

×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid