-
Aantal bijdragen
1.327 -
Geregistreerd
-
Laatst bezocht
Waarderingsactiviteit
-
Chaim ontving een reactie van Peter79 in Externe invloeden in bijbel en christendom
Ik vraag me af in hoeverre we te maken hebben met de intentie tot geschiedschrijving. Al vanaf het eerste boek van de Christelijke canon wordt er vooral gespeeld met midrasj.
Meteen vanaf het allereerste vers wordt het geslachtsregister van Jezus neergeschreven door Mattheüs. In hoeverre kan dit als intentie tot geschiedschrijving worden gezien? Allereerst zijn de generaties die corresponderen met de Koningen Ahazia, Joash, Amaziah, en Eliakim/Jehoiakim weggelaten. Bovendien ontbreekt de generatie die correspondeert met Pedaia, de zoon van Shealtiel. En voor de generaties vanaf Zerubbabel zijn nieuwe namen in de plaats gezet die geen van allen overeenkomen met de corresponderende namen in de basis-genealogie uit 1 Kronieken 3. Verder zijn eveneens de generaties die corresponderen met Nearia, de zoon van Sjemaia, en Elioenai, de zoon van Nearia weggelaten. De stamboom van Mattheüs laat bovendien een lijn zien die via Jeconia gaat. Dus niet alleen is de stamboom niet overeenkomstig het bron-register uit Kronieken, maar bovendien is de lijn van David richting Jozef niet rechtsgeldig. Dit maakt het aannemelijk dat de auteur van het evangelie van Mattheüs met behulp van getalsymboliek naar het messiasschap van Jezus heeft willen verwijzen: drie rijen van 14, in plaats van een correct register. Daarbij gaat hij overigens opnieuw in de fout, aangezien één rij slechts 13 namen heeft. Deze rij bevat de naam David waarvan de getalwaarde in het Hebreeuws 14 is: dalet (=4) + waw (=6) + dalet (=4) = 14. Dat lijkt me geen intentie tot geschiedschrijving, maar midrasj.
Slechts een paar regels verderop wordt door Mattheüs verkondigd dat de profeet (Jesaja) heeft gesproken over een maagd die zwanger zal worden en een zoon zal baren die ze Immanuel zal noemen. Geschiedschrijving? Profetie? Het is een duidelijke verwijzing naar Jesaja 7:14:
Ik denk dat het al bekend is dat dit vers niets met een "maagd" te maken heeft (Het Hebreeuwse woord almah (עלמה) betekent niet maagd, maar "jonge vrouw". עלמה representeert een vrouwelijke leeftijdsgroep, zoals de mannelijke tegenhanger עלם eveneens een leeftijdsgroep vertegenwoordigt. Hoewel een jonge vrouw best een maagd kan zijn, is het wel erg voorbarig om meteen het woord עלמה alvast maar als "maagd" te vertalen). Ook de Dode Zee Rollen gebruiken het woord almah (עלמה). En zelfs de Septuagint gebruikt een woord dat ook "jonge vrouw/meisje" kan betekenen: παρθενοζ. Een duidelijk voorbeeld hiervan is Genesis 34:3, waar werd verwezen naar Dinah als een παρθενοζ nadat ze was verkracht door Sh'chem. Indien Jesaja het woord "maagd" had bedoeld, dan had hij een beter alternatief: בתולה. Jesaja was goed op de hoogte van de betekenis van beide woorden, want hij gebruikt het woord בתולה op 4 plaatsen: in Jesaja 23:12, in Jesaja 37:22, in Jesaja 47:1, en in Jesaja 62:5.
Minder bekend, maar aanzienlijk belangrijker is, dat dit vers reeds was vervuld in de dagen van koning Achaz. De tekst zegt letterlijk dat de jonge vrouw (העלמה) - niet "een jonge vrouw" - waarnaar verwezen werd, een zoon zou krijgen die ze Immanuel zou noemen. Dat diende als teken: voordat deze jongen de leeftijd zou hebben bereikt dat hij het kwade wist te verwerpen, en het goede wist te verkiezen, zou het land waarover Achaz en zijn mensen verdrietig waren, verlaten zijn van de twee koningen Pekah (de Koning van Israel) en Rezin (de Koning van Aram). De vervulling van deze profetie staat letterlijk beschreven in 2 Koningen 16:9 en in 2 Koningen 15:29-30.
In Jesaja's boek, hoofdstuk 7 staat dat het een teken (אות) betreft aan het adres van Achaz (de Koning van Jehoedah) en zijn mensen i.v.m. de dreigende nederlaag tegen Pekah (de Koning van Israel) & Rezin (de Koning van Aram). Omdat Koning Achaz weigert een teken te noemen, noemt God een teken. Lees slechts één zin verder om te zien hoe deze Immanu’el wordt beschreven:
Hier zie je dat er weer gerefereerd wordt naar de dreigende nederlaag tegen de twee Koningen: Pekah (de Koning van Israel) & Rezin (de Koning van Aram). De vervulling van deze profetie staat helder beschreven in 2 Koningen 16:9 en in 2 Koningen 15:29-30:
En 2 Koningen 15:29-30:
En als klap op de vuurpijl komt deze Immanu'el inderdaad in het volgende hoofdstuk (Jesaja 8:6-8) ter sprake binnen de context van een dreigende nederlaag, waarmee Koning Rezin bij naam in verband wordt gebracht:
Aangezien de contextuele betekenis (de p'sjat) van het vers al was vervuld ver voordat het NT werd geschreven, is een midrasjische uitleg m.i. weer de meest realistische lezing.
Slechts een paar regels verderop wordt door Mattheüs verkondigd dat geschreven staat dat de Christus in de stad Bethlehem geboren zal worden. Intientie tot geschiedschrijving? Micha 5:1 zegt:
De weerlegging van een letterlijke lezing van Mattheüs is kinderspel voor iemand die Hebreeuws kent. Er staat ואתה, wat de mannelijke vorm van "jij" is. Omdat steden altijd vrouwelijk zijn, had er ואת moeten staan indien Micha de stad had bedoeld. Maar aangezien het mannelijke אתה (jij) is gebruikt, betekent dit, dat het woord áchter het voornaamwoord eveneens mannelijk moet zijn. "Huis" (stam/een familie) is een mannelijk woord in tegenstelling tot de stad Betlehem. Een andere mogelijkheid is de s'michoet (status constructus): 'jij van Bethlehem' (waardoor er naar David wordt verwezen die inderdaad uit Bethlehem kwam). Deze laatste lezing wordt door de meeste Joodse exegeten aangehangen. Als letterlijke profetie lijkt me het gebruik van Micha 5:1 een grammaticale onmogelijkheid, maar als profetie op basis van midrasj vormt een grammaticale onmogelijkheid geen enkel probleem.
Weer een paar regels verderop wordt door Mattheüs de vervulling aankondigd van Jesaja's woorden "uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen". De schrijver van het evangelie van Mattheüs refereert naar Hosea 11:1, maar hij vermeldt slechts de helft van het oorspronkelijke vers. Als je het zinsdeel uit Hosea 11:1 leest dat Mattheüs heeft weggelaten, dan ontdek je het werkelijke onderwerp van de zin:
Het is duidelijk dat het hier gewoon over Israel gaat – niet over Jezus van Nazareth. Dit lijkt me geen intentie tot geschiedschrijving, maar midrasj.
Weer een paar regels verder wordt door Mattheüs de vervulling aankondigd van Jesaja's woorden "een stem is te Rama gehoord, geween en veel geklaag: Rachel, wenend om haar kinderen, weigert zich te laten troosten, omdat zij niet meer zijn". Een bewijs dat de Tanach over gebeurtenissen tijdens Jezus' leven sprak? Mattheüs citeert hier feitelijk Jeremia 31:15:
Als je het citaat in z'n verband leest, dan zie je dat het vers verwijst naar de moeder van Jozef & Benjamin die treurt vanwege haar kinderen die zijn verbannen naar Egypte. Rachel's kinderen zijn bovendien niet dood, maar bevinden zich onder de bannelingen. Er wordt hier niet verwezen naar Herodes' slachting van de kinderen, noch naar de "verbanning" van Jezus naar Egypte. Het betreft hier geen relaas over Jezus. Dit is m.i. geen intentie tot geschiedschrijving maar weer midrasj.
En weer een paar regels verder wordt door Mattheüs verkondigd dat door meerdere profeten is voorspeld dat de messias een Nazoreeer zou heten. Een zeer belangrijke prooftext? Nergens staat dit in de T'NaCH. Het bestaat gewoonweg niet. Elke uitleg is daarentegen midrasjisch -- bijv. de verwijzing naar het Hebreeuwse woord "netser". Geen geschiedschrijving maar midrasj. En dit waren slechts de eerste twee hoofstukken. Er bestaat een aanzienlijke hoeveelheid aan andere verwijzingen naar de T'NaCH zoals Psalm 22, Jesaja 53, etc. die in de Christelijke lezing aantoonbaar afwijken van de psjat; de contextuele lezing. Wat overblijft is m.i. vaak midrasj & geen intentie tot geschiedschrijving.
Eveneens vind ik het frappant dat er in het NT vrij veel gebeurtenissen beschreven staan die historisch verifieerbaar waren door de tijdgenoten van de evangelisten, waaronder wonderen (een duisternis van 3 uur, het opstaan van doden uit hun graf, etc). Indien de historische methode ervan uitgaat dat wonderen niet de meest realistische uitleg zijn, dan kan als gevolg hiervan - neem ik aan - worden aangenomen dat tijdgenoten van de evangelisten wisten dat het hier eveneens midrasj agadah betrof.
-
Chaim ontving een reactie van MysticNetherlands in Externe invloeden in bijbel en christendom
Ik vraag me af in hoeverre we te maken hebben met de intentie tot geschiedschrijving. Al vanaf het eerste boek van de Christelijke canon wordt er vooral gespeeld met midrasj.
Meteen vanaf het allereerste vers wordt het geslachtsregister van Jezus neergeschreven door Mattheüs. In hoeverre kan dit als intentie tot geschiedschrijving worden gezien? Allereerst zijn de generaties die corresponderen met de Koningen Ahazia, Joash, Amaziah, en Eliakim/Jehoiakim weggelaten. Bovendien ontbreekt de generatie die correspondeert met Pedaia, de zoon van Shealtiel. En voor de generaties vanaf Zerubbabel zijn nieuwe namen in de plaats gezet die geen van allen overeenkomen met de corresponderende namen in de basis-genealogie uit 1 Kronieken 3. Verder zijn eveneens de generaties die corresponderen met Nearia, de zoon van Sjemaia, en Elioenai, de zoon van Nearia weggelaten. De stamboom van Mattheüs laat bovendien een lijn zien die via Jeconia gaat. Dus niet alleen is de stamboom niet overeenkomstig het bron-register uit Kronieken, maar bovendien is de lijn van David richting Jozef niet rechtsgeldig. Dit maakt het aannemelijk dat de auteur van het evangelie van Mattheüs met behulp van getalsymboliek naar het messiasschap van Jezus heeft willen verwijzen: drie rijen van 14, in plaats van een correct register. Daarbij gaat hij overigens opnieuw in de fout, aangezien één rij slechts 13 namen heeft. Deze rij bevat de naam David waarvan de getalwaarde in het Hebreeuws 14 is: dalet (=4) + waw (=6) + dalet (=4) = 14. Dat lijkt me geen intentie tot geschiedschrijving, maar midrasj.
Slechts een paar regels verderop wordt door Mattheüs verkondigd dat de profeet (Jesaja) heeft gesproken over een maagd die zwanger zal worden en een zoon zal baren die ze Immanuel zal noemen. Geschiedschrijving? Profetie? Het is een duidelijke verwijzing naar Jesaja 7:14:
Ik denk dat het al bekend is dat dit vers niets met een "maagd" te maken heeft (Het Hebreeuwse woord almah (עלמה) betekent niet maagd, maar "jonge vrouw". עלמה representeert een vrouwelijke leeftijdsgroep, zoals de mannelijke tegenhanger עלם eveneens een leeftijdsgroep vertegenwoordigt. Hoewel een jonge vrouw best een maagd kan zijn, is het wel erg voorbarig om meteen het woord עלמה alvast maar als "maagd" te vertalen). Ook de Dode Zee Rollen gebruiken het woord almah (עלמה). En zelfs de Septuagint gebruikt een woord dat ook "jonge vrouw/meisje" kan betekenen: παρθενοζ. Een duidelijk voorbeeld hiervan is Genesis 34:3, waar werd verwezen naar Dinah als een παρθενοζ nadat ze was verkracht door Sh'chem. Indien Jesaja het woord "maagd" had bedoeld, dan had hij een beter alternatief: בתולה. Jesaja was goed op de hoogte van de betekenis van beide woorden, want hij gebruikt het woord בתולה op 4 plaatsen: in Jesaja 23:12, in Jesaja 37:22, in Jesaja 47:1, en in Jesaja 62:5.
Minder bekend, maar aanzienlijk belangrijker is, dat dit vers reeds was vervuld in de dagen van koning Achaz. De tekst zegt letterlijk dat de jonge vrouw (העלמה) - niet "een jonge vrouw" - waarnaar verwezen werd, een zoon zou krijgen die ze Immanuel zou noemen. Dat diende als teken: voordat deze jongen de leeftijd zou hebben bereikt dat hij het kwade wist te verwerpen, en het goede wist te verkiezen, zou het land waarover Achaz en zijn mensen verdrietig waren, verlaten zijn van de twee koningen Pekah (de Koning van Israel) en Rezin (de Koning van Aram). De vervulling van deze profetie staat letterlijk beschreven in 2 Koningen 16:9 en in 2 Koningen 15:29-30.
In Jesaja's boek, hoofdstuk 7 staat dat het een teken (אות) betreft aan het adres van Achaz (de Koning van Jehoedah) en zijn mensen i.v.m. de dreigende nederlaag tegen Pekah (de Koning van Israel) & Rezin (de Koning van Aram). Omdat Koning Achaz weigert een teken te noemen, noemt God een teken. Lees slechts één zin verder om te zien hoe deze Immanu’el wordt beschreven:
Hier zie je dat er weer gerefereerd wordt naar de dreigende nederlaag tegen de twee Koningen: Pekah (de Koning van Israel) & Rezin (de Koning van Aram). De vervulling van deze profetie staat helder beschreven in 2 Koningen 16:9 en in 2 Koningen 15:29-30:
En 2 Koningen 15:29-30:
En als klap op de vuurpijl komt deze Immanu'el inderdaad in het volgende hoofdstuk (Jesaja 8:6-8) ter sprake binnen de context van een dreigende nederlaag, waarmee Koning Rezin bij naam in verband wordt gebracht:
Aangezien de contextuele betekenis (de p'sjat) van het vers al was vervuld ver voordat het NT werd geschreven, is een midrasjische uitleg m.i. weer de meest realistische lezing.
Slechts een paar regels verderop wordt door Mattheüs verkondigd dat geschreven staat dat de Christus in de stad Bethlehem geboren zal worden. Intientie tot geschiedschrijving? Micha 5:1 zegt:
De weerlegging van een letterlijke lezing van Mattheüs is kinderspel voor iemand die Hebreeuws kent. Er staat ואתה, wat de mannelijke vorm van "jij" is. Omdat steden altijd vrouwelijk zijn, had er ואת moeten staan indien Micha de stad had bedoeld. Maar aangezien het mannelijke אתה (jij) is gebruikt, betekent dit, dat het woord áchter het voornaamwoord eveneens mannelijk moet zijn. "Huis" (stam/een familie) is een mannelijk woord in tegenstelling tot de stad Betlehem. Een andere mogelijkheid is de s'michoet (status constructus): 'jij van Bethlehem' (waardoor er naar David wordt verwezen die inderdaad uit Bethlehem kwam). Deze laatste lezing wordt door de meeste Joodse exegeten aangehangen. Als letterlijke profetie lijkt me het gebruik van Micha 5:1 een grammaticale onmogelijkheid, maar als profetie op basis van midrasj vormt een grammaticale onmogelijkheid geen enkel probleem.
Weer een paar regels verderop wordt door Mattheüs de vervulling aankondigd van Jesaja's woorden "uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen". De schrijver van het evangelie van Mattheüs refereert naar Hosea 11:1, maar hij vermeldt slechts de helft van het oorspronkelijke vers. Als je het zinsdeel uit Hosea 11:1 leest dat Mattheüs heeft weggelaten, dan ontdek je het werkelijke onderwerp van de zin:
Het is duidelijk dat het hier gewoon over Israel gaat – niet over Jezus van Nazareth. Dit lijkt me geen intentie tot geschiedschrijving, maar midrasj.
Weer een paar regels verder wordt door Mattheüs de vervulling aankondigd van Jesaja's woorden "een stem is te Rama gehoord, geween en veel geklaag: Rachel, wenend om haar kinderen, weigert zich te laten troosten, omdat zij niet meer zijn". Een bewijs dat de Tanach over gebeurtenissen tijdens Jezus' leven sprak? Mattheüs citeert hier feitelijk Jeremia 31:15:
Als je het citaat in z'n verband leest, dan zie je dat het vers verwijst naar de moeder van Jozef & Benjamin die treurt vanwege haar kinderen die zijn verbannen naar Egypte. Rachel's kinderen zijn bovendien niet dood, maar bevinden zich onder de bannelingen. Er wordt hier niet verwezen naar Herodes' slachting van de kinderen, noch naar de "verbanning" van Jezus naar Egypte. Het betreft hier geen relaas over Jezus. Dit is m.i. geen intentie tot geschiedschrijving maar weer midrasj.
En weer een paar regels verder wordt door Mattheüs verkondigd dat door meerdere profeten is voorspeld dat de messias een Nazoreeer zou heten. Een zeer belangrijke prooftext? Nergens staat dit in de T'NaCH. Het bestaat gewoonweg niet. Elke uitleg is daarentegen midrasjisch -- bijv. de verwijzing naar het Hebreeuwse woord "netser". Geen geschiedschrijving maar midrasj. En dit waren slechts de eerste twee hoofstukken. Er bestaat een aanzienlijke hoeveelheid aan andere verwijzingen naar de T'NaCH zoals Psalm 22, Jesaja 53, etc. die in de Christelijke lezing aantoonbaar afwijken van de psjat; de contextuele lezing. Wat overblijft is m.i. vaak midrasj & geen intentie tot geschiedschrijving.
Eveneens vind ik het frappant dat er in het NT vrij veel gebeurtenissen beschreven staan die historisch verifieerbaar waren door de tijdgenoten van de evangelisten, waaronder wonderen (een duisternis van 3 uur, het opstaan van doden uit hun graf, etc). Indien de historische methode ervan uitgaat dat wonderen niet de meest realistische uitleg zijn, dan kan als gevolg hiervan - neem ik aan - worden aangenomen dat tijdgenoten van de evangelisten wisten dat het hier eveneens midrasj agadah betrof.
-
Chaim ontving een reactie van Lobke in Oorzaak van het lijden
Dat kan ik bevestigen. In de Joodse traditie is God vele malen ter verantwoording geroepen voor Zijn daden -- vanaf Job totaan het moderne chassidisme van de Ba'alsjem Tov. En inderdaad: de Torah zegt dat God de Torah heeft gegeven -- en gegeven is gegeven.
In de Babylonische Talmoed (Baba Metsia 59b) staat bijvoorbeeld een midrasj aggadah, een kort relaas. Het betreft hier een discussie tussen twee partijen. Rabbi Eliezer stond tegenover alle andere Rabbijnen (Rabbi Akiva, Rabbi Gamali'el, Rabbi Jehosjoe'a, etc). Hij had een scherp argument, maar ze accepteerden zijn argument niet. Daarop zei Rabbi Eliezer: 'Indien de halachah het met mij eens is, laat deze johannesbroodboom het dan maar bewijzen!' En de boom verplaatste zich vele tientallen meters. Maar de Rabbijnen zeiden: 'Een verplaatstende johannesbroodboom bewijst helemaal niets'.
Dus Rabbi Eliezer zei: 'Okay, als de halachah het met mij eens is, laat deze rivier het dan bewijzen!' En onmiddelijk begon de rivier in tegengestelde richting te stromen. Maar de Rabbijnen zeiden: 'Een rivier die in tegengestelde richting stroomt bewijst helemaal niets'.
Daarop zei Rabbi Eliezer: 'Wel, als de halachah het met mij eens is, laten de muren van het leerhuis het dan bewijzen!' En onmiddelijk begonnen de muren te vallen. Maar Rabbi Jehosjoe'a bracht daartegen in: 'Indien Rabbijnen verwikkeld zijn in een discussie over de halachah, waarom bemoei Je Je daarmee?' De Talmoed vertelt dat de muren niet verder vielen uit respect voor Rabbi Jehosjoe'a, maar evenmin weer rechtop gingen staan -- dit uit respect voor Rabbi Eliezer.
Tenslotte riep Rabbi Eliezer: 'Indien ik gelijk heb, laat de hemel het dan zelf bewijzen!', waarop een hemelse stem zei: 'Waarom debateren jullie nog langer met Rabbi Eliezer? Zien jullie niet dat hij gelijk heeft?'
Maar Rabbi Jehosjoe'a zei: 'Ze is niet in de hemel' (Deze frase komt uit Deuteronomium 30:12 & wordt hier toegepast om God duidelijk te maken dat de Torah aan ons gegeven is waardoor het aan ons is deze te interpreteren op basis van een meerderheid aan stemmen, zoals de Torah voorschrijft -- God heeft hierin geen stemrecht).
En de agadah eindigt met een ontmoeting tussen Rabbi Nathan en de profeet Eliah. Rabbi Nathan vroeg: 'Wat deed Hij (God) na dit antwoord?' Waarop Eliah zei: 'Hij lachtte van blijdschap en zei: Mijn kinderen hebben me verslagen, Mijn kinderen hebben me verslagen'.
Hier een korte uitleg (11 minuten) van het concept:
-
Chaim ontving een reactie van Robert Frans in Oorzaak van het lijden
Dat kan ik bevestigen. In de Joodse traditie is God vele malen ter verantwoording geroepen voor Zijn daden -- vanaf Job totaan het moderne chassidisme van de Ba'alsjem Tov. En inderdaad: de Torah zegt dat God de Torah heeft gegeven -- en gegeven is gegeven.
In de Babylonische Talmoed (Baba Metsia 59b) staat bijvoorbeeld een midrasj aggadah, een kort relaas. Het betreft hier een discussie tussen twee partijen. Rabbi Eliezer stond tegenover alle andere Rabbijnen (Rabbi Akiva, Rabbi Gamali'el, Rabbi Jehosjoe'a, etc). Hij had een scherp argument, maar ze accepteerden zijn argument niet. Daarop zei Rabbi Eliezer: 'Indien de halachah het met mij eens is, laat deze johannesbroodboom het dan maar bewijzen!' En de boom verplaatste zich vele tientallen meters. Maar de Rabbijnen zeiden: 'Een verplaatstende johannesbroodboom bewijst helemaal niets'.
Dus Rabbi Eliezer zei: 'Okay, als de halachah het met mij eens is, laat deze rivier het dan bewijzen!' En onmiddelijk begon de rivier in tegengestelde richting te stromen. Maar de Rabbijnen zeiden: 'Een rivier die in tegengestelde richting stroomt bewijst helemaal niets'.
Daarop zei Rabbi Eliezer: 'Wel, als de halachah het met mij eens is, laten de muren van het leerhuis het dan bewijzen!' En onmiddelijk begonnen de muren te vallen. Maar Rabbi Jehosjoe'a bracht daartegen in: 'Indien Rabbijnen verwikkeld zijn in een discussie over de halachah, waarom bemoei Je Je daarmee?' De Talmoed vertelt dat de muren niet verder vielen uit respect voor Rabbi Jehosjoe'a, maar evenmin weer rechtop gingen staan -- dit uit respect voor Rabbi Eliezer.
Tenslotte riep Rabbi Eliezer: 'Indien ik gelijk heb, laat de hemel het dan zelf bewijzen!', waarop een hemelse stem zei: 'Waarom debateren jullie nog langer met Rabbi Eliezer? Zien jullie niet dat hij gelijk heeft?'
Maar Rabbi Jehosjoe'a zei: 'Ze is niet in de hemel' (Deze frase komt uit Deuteronomium 30:12 & wordt hier toegepast om God duidelijk te maken dat de Torah aan ons gegeven is waardoor het aan ons is deze te interpreteren op basis van een meerderheid aan stemmen, zoals de Torah voorschrijft -- God heeft hierin geen stemrecht).
En de agadah eindigt met een ontmoeting tussen Rabbi Nathan en de profeet Eliah. Rabbi Nathan vroeg: 'Wat deed Hij (God) na dit antwoord?' Waarop Eliah zei: 'Hij lachtte van blijdschap en zei: Mijn kinderen hebben me verslagen, Mijn kinderen hebben me verslagen'.
Hier een korte uitleg (11 minuten) van het concept:
-
Chaim ontving een reactie van violist in Oorzaak van het lijden
Dat kan ik bevestigen. In de Joodse traditie is God vele malen ter verantwoording geroepen voor Zijn daden -- vanaf Job totaan het moderne chassidisme van de Ba'alsjem Tov. En inderdaad: de Torah zegt dat God de Torah heeft gegeven -- en gegeven is gegeven.
In de Babylonische Talmoed (Baba Metsia 59b) staat bijvoorbeeld een midrasj aggadah, een kort relaas. Het betreft hier een discussie tussen twee partijen. Rabbi Eliezer stond tegenover alle andere Rabbijnen (Rabbi Akiva, Rabbi Gamali'el, Rabbi Jehosjoe'a, etc). Hij had een scherp argument, maar ze accepteerden zijn argument niet. Daarop zei Rabbi Eliezer: 'Indien de halachah het met mij eens is, laat deze johannesbroodboom het dan maar bewijzen!' En de boom verplaatste zich vele tientallen meters. Maar de Rabbijnen zeiden: 'Een verplaatstende johannesbroodboom bewijst helemaal niets'.
Dus Rabbi Eliezer zei: 'Okay, als de halachah het met mij eens is, laat deze rivier het dan bewijzen!' En onmiddelijk begon de rivier in tegengestelde richting te stromen. Maar de Rabbijnen zeiden: 'Een rivier die in tegengestelde richting stroomt bewijst helemaal niets'.
Daarop zei Rabbi Eliezer: 'Wel, als de halachah het met mij eens is, laten de muren van het leerhuis het dan bewijzen!' En onmiddelijk begonnen de muren te vallen. Maar Rabbi Jehosjoe'a bracht daartegen in: 'Indien Rabbijnen verwikkeld zijn in een discussie over de halachah, waarom bemoei Je Je daarmee?' De Talmoed vertelt dat de muren niet verder vielen uit respect voor Rabbi Jehosjoe'a, maar evenmin weer rechtop gingen staan -- dit uit respect voor Rabbi Eliezer.
Tenslotte riep Rabbi Eliezer: 'Indien ik gelijk heb, laat de hemel het dan zelf bewijzen!', waarop een hemelse stem zei: 'Waarom debateren jullie nog langer met Rabbi Eliezer? Zien jullie niet dat hij gelijk heeft?'
Maar Rabbi Jehosjoe'a zei: 'Ze is niet in de hemel' (Deze frase komt uit Deuteronomium 30:12 & wordt hier toegepast om God duidelijk te maken dat de Torah aan ons gegeven is waardoor het aan ons is deze te interpreteren op basis van een meerderheid aan stemmen, zoals de Torah voorschrijft -- God heeft hierin geen stemrecht).
En de agadah eindigt met een ontmoeting tussen Rabbi Nathan en de profeet Eliah. Rabbi Nathan vroeg: 'Wat deed Hij (God) na dit antwoord?' Waarop Eliah zei: 'Hij lachtte van blijdschap en zei: Mijn kinderen hebben me verslagen, Mijn kinderen hebben me verslagen'.
Hier een korte uitleg (11 minuten) van het concept:
-
Chaim ontving een reactie van violist in Is Jezus God
Heb je een beter model aan de hand waarvan kan worden verklaard hoe de Jezus uit de Christelijke canon zowel mens is & aan God gelijkgesteld wordt? Het volstaat niet simpelweg te vermelden dat de triniteit niet letterlijk in de canon staat geschreven. Je zult dan met een alternatief model moeten komen en dat is niet eenvoudig.
In de vierde eeuw leefde Arius. Arius dacht dat Jezus God was -- de zoon & tegelijkertijd God. Maar hij vroeg zich af: indien de Zoon & de Vader hun macht delen, hoe kunnen ze dan beiden tegelijk almachtig zijn? Er kan er maar 1 almachtig zijn. En dus vermoedde Arius dat de Vader pas Vader werd na het krijgen van de Zoon. Voorafgaand aan het bestaan van Jezus was de Vader gewoon God. Toen hij Jezus als Zoon voortbracht, was Jezus een mindere macht, een mindere kwaliteit dan de Vader. Hij was niet gelijk aan de Vader, want niemand kan gelijk aan de ene God zijn. Jezus, via de macht van de Vader, schiep het universum & werd mens om aan het kruis te sterven. Dat was Arius' stelling. En deze gedachtengang werd lange tijd als de meest aannemelijke beschouwd.
De bisschop van Alexandrie, genaamd Alexander, was het hier echter niet mee eens. Jezus - zo meende hij - heeft altijd bestaan, is altijd de Zoon geweest & de Vader is altijd de Vader geweest. Beiden moesten als gelijkwaardig worden beschouwd.
Hier werd over gedebatteerd & in 325 kwamen bisschoppen uit de gehele orthodoxe Christelijke wereld bijeen. Zij besloten dat Alexander de correcte zienswijze had die gevolgd moest worden: Jezus was de enige Zoon van God, Jezus was God uit God & licht uit licht, de ware God uit de ware God, gegenereerd & niet gemaakt, en heeft dezelfde essentie als de Vader.
Het evangelie van Markus, het eerst geschreven evangelie, laat de lezer weten dat Jezus de zoon van God is, maar de personages binnen het evangelie weten dat nog niet. Zijn familie neemt hem in hoofdstuk 3 weinig serieus & lijken te denken dat hij vreemd is; zijn plaatsgenoten kunnen niet begrijpen hoe deze Jezus zulk gedachtengoed heeft: 'Is dat niet de timmerman? Zijn familie woont gewoon hier', de schriftgeleerden denken dat hij bezeten is; zelfs zijn discipelen kennen hem niet echt & in hoofdstuk 6 verteld de evangelist ons dat ze het niet begrepen, terwijl Jezus in hoofdstuk 8 vraagt 'begrijpen jullie het nog steeds niet?'. De eerste 8 hoofdstukken weet eigenlijk niemand Jezus echt te duiden. Uiteindelijk - in hoofdstuk 8 - zegt Petrus dat Jezus de messias is, maar zelfs daarna blijkt Petrus niet op de hoogte te zijn van de lijdende messias. Markus' evangelie vertelt hoe Jezus de messias is door te lijden en te sterven. Maar dat is nog mijlenver verwijderd van de debatten over het Arianisme. Als Jezus vraagt wie Hij is, reageert niemand: 'sommigen zeggen dat Je dezelfde substantie bent als God de Vader, terwijl anderen vermoeden dat de Zoon en de Vader een andere essentie hebben'. Dat is namelijk de kwestie niet in Markus' evangelie. Zijn Christologie is een geheel andere.
In Handelingen 13:33 zegt Paulus over Jezus, nadat Jezus is opgestaan uit de dood: 'Jij bent Mijn Zoon, vandaag heb Ik Je gegenereerd', verwijzend naar de tweede psalm. 'Vandaag' is hier de dag van de herrijzenis. Door Jezus uit de dood te laten herrijzen heeft Jezus het zoonschap gekregen. Of zoals Petrus zegt in Handelingen 2:36: 'dat God Hem tot een Heer & Christus gemaakt/geconstrueerd/geproduceerd (ἐποίησεν) heeft '. Volgers van Jezus dachten al vroeg dat Jezus bij de opstanding het zoonschap gekregen had, wat bekend staat onder de noemer Adoptionisme.
In het evangelie van Lukas wordt Jezus gedoopt, komt uit het water, de hemel opent zich, de geest van God daalt neer op Jezus & een stem uit de hemel zegt: 'Jij bent mijn zoon, vandaag heb ik je gegenereerd '. Hier is het tijdens de doop dat Jezus het zoonschap ontvangt.
In Mattheus & Lukas is Jezus geboren uit een maagd die wordt overschaduwd door de Heilige Geest waardoor Jezus het zoonschap al tijdens zijn geboorte krijgt. God is letterlijk Jezus' Vader vanaf de geboorte. In het evangelie van Mattheus & Lukas is er echter geen reden aan te nemen dat Jezus bestond voor zijn geboorte. Er is nog geen incarnatie, geen vleeswording.
In Johannes bestond Jezus al voordat Hij werd geboren: het woord was God & was God. Het woord werd vlees & leefde onder ons. En reeds voor Abraham was, bestond Jezus (Joh. 8:57).
Indien Jezus God was, op welke wijze was Hij dan God? Is Jezus God volgens de canon? Ja. Was de Vader God volgens de canon? Ja. Maar hoe kan dat zonder te spreken over polytheisme? Er waren mensen die daarom dachten dat Jezus volledig God was en slechts een mens leek. God kan immers niet echt een mens zijn, zoals een mens geen steen is; dat zijn verschillende zaken -- zo dacht men. Zo ontstond het Docetisme: Jezus leek op een mens, maar was in werkelijkheid volledig God. Maar deze gedachte werd verdrongen. Hoe kon Jezus doodgaan voor de zonden van de mensheid indien Hij God was? Hoe kon hij werkelijk Zijn bloed geven indien Hij niet daadwerkelijk een mens was?
Anderen begonnen te vermoeden dat Jezus zowel mens als God is. Er was eens een zeer rechtvaardig individu genaamd Jezus, zo stelde men. En op een gegeven moment nam God zijn lichaam over door als Christus in hem neer te dalen. En toen Jezus stierf, ging de Christus naar de hemel. Zo ontstond het Seperatisme: Jezus & de Christus zijn gescheiden. Maar ook deze zienswijze werd verdrongen. Indien Jezus niet volledig mens was & indien Jezus niet volledig God was, heb je te uiteindelijk maken met 2 personen.
Anderen begonnen te vermoeden dat God bestaat op 3 manieren: Vader, Zoon & Geest. Dat was het modalisme: dezelfde God bestaat in 3 modes. Ook deze zienswijze werd een tijdlang door vrijwel iedereen omhelst als de correcte zienswijze -- door bijna alle bisschoppen, vooral die van Rome. Maar eveneens deze gedachte werd verdrongen. Naar wie bidt Jezus immers indien Hij naar de Vader bidt? Als je vader van een zoon bent, dan kun je niet de zoon zijn waarvan je de vader bent. Ze moeten logischerwijs verschillen.
Het was binnen de context van het debat rond het modalisme, dat Tertullianus de term trinitas 'drie-eenheid' introduceerde in de Westerse Kerk: drie verschillende personen die allen God zijn. Arius vertegenwoordigde deze gedachte, maar vermoedde dat de Zoon & Heilige Geest ondergeschikt waren aan de Vader en dit was eveneens de zienswijze van Tertullianus zelf. Uiteindelijk werd ook deze gedachte verdreven door de visie dat er 3 personen waren die allen gelijkwaardig God zijn.
-
Chaim ontving een reactie van Desid in Externe invloeden in bijbel en christendom
Desid,
Het is moeilijk voor me hier iets aan toe te voegen, maar mag ik vragen of je een tekstkriticus bent? Ik vraag dit omdat je blijkgeeft van kennis van het Koine, Aramees, Hebreeuws & de verschillende boeken en brieven. Dat maakt m.i. deze discussie zeer interessant.
-
Chaim ontving een reactie van Foppe1986 in Nieuw atheïsme?
Het is 'ejn sof' & betekent letterlijk 'er is geen eind' -- niet 'het absolute niets'. Het is evenmin het oorspronkelijke Joodse weten, maar een term uit de Joodse Kabbalah, een vrij late esoterische stroming binnen het Judaisme. En of het de natuurkunde overstijgt hangt simpelweg af van het al-dan-niet bestaan ervan. Ik zie geen reden erin te geloven & heb evenmin aanwijzingen voor het bestaan ervan.
-
Chaim ontving een reactie van Lobke in Franse joodse vrouw (66) een uur barbaars gefolterd
Ik neem aan dat dit vrij bekende info is. Maar goed, omdat je erom vraagt: https://en.wikipedia.org/wiki/Jesus_in_Islam
En zou je a.u.b., voordat je simpelweg verdergaat met een hele religie ongefundeerd te beschuldigen op de meest grove wijze, eerst antwoord kunnen geven op de vragen die ik je stelde?
-
Chaim reageerde op Robert Frans in Wat vind je het mooiste aan een kerkdienst?
Daar je over de eucharistie spreekt, zal ik dus de katholieke mis voor je proberen te duiden. De zondag is een eigen feestdag en staat los van de sabbat, die wij als niet-joden niet vieren. Op de zondag vieren we de verrijzenis van Christus en het heil dat Hij ons geschonken heeft. Hoogtepunt daarbij is de mis, hoewel deze dagelijks opgedragen kan worden. Tijdens de zondag mag geen zwaar werk worden verricht en dient men indien mogelijk de mis bij te wonen. De zondagsrust is dus niet zo streng als bij veel protestanten en bij veel joden gedurende de sabbat.
De mis heeft inderdaad veel raakvlakken met zowel de joodse tempeldienst als de joodse synagogedienst. Liturgische kleuren en kleding, een eigen liturgische taal, gezongen gebeden, een tabernakel met godslamp die wel wat weg heeft van de "thorakast" in de synagoge, een altaar, de centrale rol van de psalmen tijdens de gebeden, etc. Waarbij in het tabernakel werkelijk het Woord van God en het hemelse Manna verblijft, namelijk Christus zelf in de gedaante van geconsecreerd brood (de wijn mag niet worden bewaard).
De mis kent twee hoofddelen: de liturgie of dienst van het woord en de eucharistische liturgie. De liturgie van het woord heeft iets weg van de synagogedienst: er wordt gelezen uit de Schrift, met extra plechtigheid bij de lezing uit het Evangelie, het geloof wordt beleden, voorbeden worden verricht en er wordt ook een soort preek gehouden, genaamd de homilie.
De eucharistische liturgie lijkt echter meer op de tempeldienst. Het altaar wordt gereedgemaakt, brood en wijn worden aangebracht en opgedragen en het zeer plechtige eucharistische gebed wordt aangeheven, afgewisseld met enige voornamelijk vaste gezangen.
Hier wordt het Offer van Christus tegenwoordiggesteld en worden brood en wijn geconsecreerd tot het Lichaam en Bloed van Christus. Het tabernakel gaat open om het alreeds geconsecreerde Brood eruit te halen, er wordt meer gewierookt en met altaarbellen gerinkeld en voor een groot deel wordt er geknield. Uiteindelijk wordt de communie uitgereikt, nadat onder meer het onze vader is gebeden en we elkaar de vrede hebben toegewenst.
Christus wordt beleden als de Bruidegom en de Kerk als de Bruid. Met name op de belangrijkste hoogfeesten is de mis dus niet alleen plechtig, maar ook heel klassiek feestelijk van karakter. Een parochie kan flink uitpakken met wierook, luisterrijke gewaden, uitgebreide koorwerken, uitbundige bloemstukken en brandende kaarsen, processies met vaandels, gezangen en fanfares, bij eerste communievieringen bruidskleding voor de communicantjes, noem maar op.
Tijdens de mis delen we werkelijk in de dood en verrijzenis van Christus en nuttigen we werkelijk zijn Lichaam en Bloed. En het tabernakel is altijd voorzien van het Brood, dag en nacht, gemarkeerd met het godslampje, behalve op Goede Vrijdag en Stille Zaterdag. Christus is dus altijd aanwezig in de kerk, net zoals God altijd aanwezig was in het tabernakel destijds. Het is de meest volmaakte aanbidding die we God kunnen schenken en het grootste geschenk van God aan de mensheid. Want wat kan God immers meer geven dan zichzelf?
-
Chaim reageerde op vredestichter in Wat vind je het mooiste aan een kerkdienst?
In de charismatische samenkomsten denk ik, draait het meer om de bewustwording, van God's aanwezigheid, en is een vrije invulling gewenst, zodat iedereen, die een volgeling van Jezus is, iets kan doorgeven, een woord, een beeld, een tong met uitleg, maar ook aanbidding door middel van dans, muziek, zang, en creativiteit (bijv schilderij), met als gevolg een diepere openbaring van God zelf (het kennen van Jezus) en de hemelse reactie die vaak plaats vind, herstel naar geest ziel en lichaam van de bijwoners van de samenkomst.
die bewust wording kan natuurlijk altijd 24x7 maar de manifestatie van God, zijn tijdens samenkomsten met meerdere mensen toch weer anders.
we geloven niet dat bepaalde dagen meer geestelijk zijn dan andere, maar op zondag en door de weeks s'avonds hebben de meeste mensen vrij, dus dat is alleen maar praktisch,
regelmatig zijn er doop feesten, (dat is niet overal hetzelfde) dagelijks, wekelijks, vieren we de maaltijd van de Heer
als er gasten die bezeten zijn, kunnen er ook bevrijdingen van demonen plaatsvinden
ook het gebouw is voor ons niet interessant, mits het natuurlijk wel voldoet aan de wettelijke normen en voorschriften, want we beseffen dat wij nu de tempel zijn, zijn bruid, zijn kinderen, zijn koninklijke Familie..
door de tijdens de samenkomst opgedane inspiratie, wordt dit vaak op een hele spontane manier door gegeven op alle plekken waar we functioneren in deze maatschappij (licht van de wereld zijn)
om zo het evangelie van het Koninkrijk, gestalte te doen geven..
-
Chaim ontving een reactie van MysticNetherlands in Externe invloeden in bijbel en christendom
Er bestaan geen geschreven werken uit de tijd van Jezus' leven, al is het aannemelijk dat ze wel bestaan hebben. Maar we weten van de kerkvaders over het bestaan van andersdenkende volgers van Jezus uit hun tijd -- we weten eveneens dat deze groeperingen geschriften hadden. Het Paulinische Christendom was zeker niet de enige vorm van Christendom, aangezien Paulus al schrijft over Judaiserende volgelingen van Jezus. Deze volgelingen kwamen uit Jehoedah (Judea) waar toendertijd Jezus' apostelen nog leefden. Ze ageerden tegen het Paulinische Christendom, zoals de Ebionieten uit de tijd van de kerkvaders. Paulus is de eerste auteur van de huidige canon. Ik vermoed inderdaad niet dat het Paulinische Christendom de origínele vorm was, maar op het moment dat je het over 'Jezus' hebt, begeef je je al in het hypothetische. Wetenschappers zijn het maar over een paar zaken eens & komen samen niet veel verder dan dat hij - indien historisch - Joods was, volgelingen had, in Israel leefde & waarschijnlijk gekruisigd was.
Het verschil tussen Jezus & Paulus is evident en we kunnen de historische Jezus niet betrouwbaar uit de Christelijke Canon destileren; ervan uitgaande dat Jezus historisch was. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat Jezus dus een mysticus was. In werken van geleerden als Geza Vermes, Burton Mack, john dominic crossan, etc, totaan het meer sensationalistische oeuvre van Robert Funk en de zijnen, kom je verschillende soorten Jezussen tegen: Jezus de cynische filosoof, Jezus de sociaal revolutionair, Jezus de chassied, Jezus de rebelse religieuze iconoclast, Jezus de humanistische mediterrane reiziger, etc.
Waarschijnlijk bedoel je 'Jesjoe'a haNotsrie'.
'HaNotsrie' is vrij zeker, aangezien dat 'de Nazarener' betekent in het Hebreeuws & Aramees. Wat betreft zijn naam moeten we het helaas doen met de Koine Griekse naam Ἰησοῦς -- dat kan in het Hebreeuws zowel Jehosjoe'a, Joshoe'a & Hoshe'a zijn, aangezien de LXX al deze namen uit de T'NaCH als Ἰησοῦς in het Grieks vertaalt.
-
Chaim ontving een reactie van St. Ignatius in De wil van Vader ...???
De חקי en משפטי zijn dezelfde voorschriften & geboden die Israel overtrad zeven verzen eerder, in 11:12. De profeet Jezechki'el zegt hier dat er een tijd komt waarin Israel als volk weer samenkomt en terugkeert naar het land Israel. Ons hart zal weer empatisch zijn en we zullen ons weer aan Gods voorschriften & geboden houden.