Spring naar bijdragen

Hebben wij een onsterfelijke ziel?


Aanbevolen berichten

Doordat er in het topic 1000 Jarig Rijk een nogal levendige discussie is over de onsterfelijkheid van de ziel lijkt te me goed om hier een apart topic van te maken. Mijn stelling is dat de mens geen onsterfelijke ziel heeft. Iets wat Jezus dus ook zegt in Johannes 3:6

6 Wat uit vlees is geboren, is vlees, en wat uit de geest is geboren, is geest.  7 Wees niet verbaasd dat ik tegen je zei: jullie moeten opnieuw geboren worden.

In vers 6 zie je dus dat het het één is of het ander, of uit vlees of uit de geest.

Oorspronkelijk was Luther ook van mening dat we geen onsterfelijke ziel hebben. Omdat mensen het moeilijk vonden het dogma van de onsterfelijke ziel los te laten is dat helaas verwaterd. Hier volgen Luthers eigen woorden die hij omstreeks 1522 uitte: "Het is naar mijn mening waarschijnlijk dat de doden, op slechts heel weinig uitzonderingen na, tot aan de dag des oordeels in een toestand van volkomen bewusteloosheid slapen... Met welk gezag kan men zeggen dat de zielen van de doden niet zouden slapen... op dezelfde wijze als de levenden de periode tussen de tijd dat zij 's avonds naar bed gaan en 's morgens opstaan in diepe slaap doorbrengen?

De Bijbel is hier heel duidelijk in.

Link naar bericht
Deel via andere websites
  • Antwoorden 255
  • Created
  • Laatste antwoord

Top Posters In This Topic

Top Posters In This Topic

Popular Posts

Feit is dat Gods Woord "Waarheid" is en als men dit niet voor waar aanvaardt dan kan men ook de opstanding van Christus loochenen en niet als een "feit" aanvaarden. Welnu in bovenstaande reacties

Heren heren heren. Nephesh en ruah, en psuche en pneuma zijn allemaal begrippen die afhankelijk van de auteur in de desbetreffende periode in de desbetreffende verzen een bepaalde betekenis hebben. Di

Als lid van de Goddeloze mensenmassa kan ik dit beamen.

Genesis 2:7 staat dat de mens gevormd werd uit stof en dat de rouach of levensadem in de neusgaten werd geblazen en zo een levend wezen werd. 

Door sommigen wordt gezegd dat deze rouach of levensadem de onsterfelijke ziel is. Als dat zo is dan hebben ook de dieren een onsterfelijke ziel.

Genesis 7:21 zegt 21 Alle levende wezens die zich op de aarde bewogen vergingen: de vliegende dieren, de tamme dieren, de wilde dieren, de krioelende dieren en alle mensen.  22 Alles op het droge land dat de levensadem (rouach) in zijn neusgaten had, stierf.  

De levensadem is dus de levensvonk die van God afkomstig is die ons doet leven en door de ademhaling en zuurstof in stand wordt gehouden.

Als we overlijden gaat de rouach weer terug naar God.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Net zo min als dat er in de Bijbel staat dat de ziel onsterfelijk is, staat er ook niet in dat hij sterfelijk is. Wat het dus even aannemelijk maakt om te beweren dat de ziel onsterfelijk is. Echter:

En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. (Mat.10:28)

Uit deze tekst maak ik toch op dat als de ziel niet gedood kan worden, deze onsterfelijk moet zijn.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Ik denk dt @MysticNetherlands niet kon laten je voorzet in te koppen ( MN, corrigeer me maar als ik er naast zit ). 

Ik verheug mij nu al op het volgen van dit topic waar bijbelvasten met eindeloze quotes van nergens aan elkaar gerelateerde bijbelteksten hun gelijk gaan proberen te halen. Leidt ongetwijffeld tot een patstelling, mogelijk met veel chagrijn :)

Link naar bericht
Deel via andere websites
1 uur geleden zei Kaasjeskruid:

 

Net zo min als dat er in de Bijbel staat dat de ziel onsterfelijk is, staat er ook niet in dat hij sterfelijk is. Wat het dus even aannemelijk maakt om te beweren dat de ziel onsterfelijk is. Echter:

En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. (Mat.10:28)

Uit deze tekst maak ik toch op dat als de ziel niet gedood kan worden, deze onsterfelijk moet zijn.

 

Dat staat er dus wel Ezechiël 18:4 4 Alle zielen behoren mij toe. Zowel de ziel van de vader als de ziel van de zoon behoort mij toe. De ziel die zondigt, die zal sterven.

Wat staat er Mattheus? Iemand kan jou lichaam wel afnemen (jou doden) maar de toekomst van jou ziel is bij God. Hij bepaalt of je een opstanding krijgt. 

Dus God kan jouw ziel/leven, je hoop op de opstanding, wel wegnemen. Met andere woorden je krijgt geen opstanding meer. Trouwens hieruit blijkt dat God jouw ziel dus wel kan doden (in jouw vertaling verderven).

Link naar bericht
Deel via andere websites

Alle gekheid op een stokje, is het nogal moeilijk om een discussie te voeren met iemand die niet begrijpt dat een woord meerdere betekenissen kan hebben. Ik volsta dan ook met de entry van Holladay:

 

) נֶפֶשׁca. 750 ×(: נָֽפֶשׁ, sf. נַפְשִׁי, נַפְשֶֽׁךָ, נַפְשֵׁינוּ) נַפְשֵׁנוּ La 59(; pl. נְפָשֹׁ(וֹ)ת, cs. נַפְשׁוֹת, sf. נַפְשֹׁתָם, נַפְשֹׁתֵינוּ: — 1. throat Is 514; — 2. neck Ps 10518; 3. breath Jb 4113, what makes man & animals living beings Gn 120, ‘soul’ (to be sharply distinguished fm. Greek idea of soul) whose seat is the blood Gn 94f; — 4. nefeš µayyâ living beign Gn 120 ( = animals), 27 (man); — 5. man, men, person, people: a) nefeš °¹d¹m man (i.e person) Lv 2417, = slaves Ez 2713; hœr¢gnefeš whoever kills a person Nu 3119; pl. kol-nafšôt bêtô all the persons in his household Gn 366; °eµ¹d nefeš one (out of every 500) Nu 3128; kol-nefeš °¹d¹m any person Lv 2417, nefeš b®h¢mâ a head of cattle 2418; ±¹´â nefeš acquire people, rear persons (slaves?) Gn 125, q¹nâ nefeš buy a slave Lv 2211; B) population: kol-nefeš all per- sons, everyone Gn 4615; w. numbers Gn 4618; pl. n®f¹šôt Ex 124; — 6. personality, individuality: a) nafšî (&c.), stressed I (myself) Gn 274, so nafš¢nû we Ps 1247; B) expression of reflexive, esp. stressed: k®nafšô like himself 1S 183; ±annôt n¹feš self-humiliation, penance Nu 3014; c) kol-nefeš every one = each one Ex 1216, kol-nefeš °­šer the one who, whoever Lv 727, hannefeš °­šer 720, hannefeš w. pt. 718, nefeš °­šer one who 52; — 7. life (of a person, a single life): nefeš h¹°¹d¹m Gn 95, ±al-nafšek¹ (flee) for your life 1917, biqq¢š nefeš seek (s.one’s) life 1K 1910; b®ƒ¢°t nafš¹h as her (breath =) life left her Gn 3518; hikkâ nefeš strike dead 3721; h¢šîb nefeš give (new, fresh) life Ru 415; — 8. ‘soul’ as seat & support of feelings & sensations: a) desire (even inordinate desire): (of love) SS 17; n¹´¹° nefeš °el have desire for Ho 48; ma´´¹° nefeš desire Ez 2425; ba±al nefeš greedy (for food) Pr 232, r®µab nefeš greedy (for possessions) 2825; nefeš is never satisfied Ec 63, never quieted Ps 3525; B) mood, state of mind: of g¢r Ex 239, of cattle Pr 1210; c) feeling, taste Nu 215; d) will: y¢š °et-nafš®kem you are willing Gn 238; — 9. someone dead, a dead person, corpse: ´ere‰ lannefeš a slash because of the dead Lv 1928; nefeš m¢t dead body Nu 66, > nefeš (w/o m¢t) 611; Ez 1318-20 nafšôt, hunted by women who prophesy, usu. of disembodied souls hunted by magic, but sugg. simply ‘persons’; — 10. b¹ttê hannefeš perfume-bottles Is 320. (pg 243)

Link naar bericht
Deel via andere websites
Zojuist zei sjako:

Ja, zo praat je je overal uit. Maar dan loop je toch vast.

Ga jij nu maar eerst eens de betekenis van nefesj gaan leren in plaats van als kind met je voeten op de grond te stappen.

Hier de entry van halot

6282  נפשׁ

נפשׁ: to inhale, breathe: SamP. Ex 3117 pi. II wyeÒnaâfÝsë; MHeb. נָפֵשׁ, var. נפוש breathing freely, Sam. נפוש sensible )Ben-H. 2:528a(, Syr. etpe. to breathe; OSArb. to relieve (ZAW 75 (1963):312), Arb. nafasa V to breathe, I to harm someone, prejudice (someone practising divination through breathing; Wundt Völkerpsychologie IV2 (1910):138ff), nafusa to be precious; Eth. Tigr. (Littmann-H. Wb. 346b) nafsa to breathe, blow; JArm. to be many, become many, Mnd. (Drower-M. Dictionary 304b) to be large, numerous; Akk. napaÒsëu to blow, breathe (freely); to become wide (AHw. 736).

nif: impf. ) וַיִּנָּפֵשׁ/פָֽשׁBauer-L. Heb. 320f times(: to breathe freely, recover )Noth ATD 5:154, 198; Wolff Anthropologie 205f) Ex 2312 3117 2S 1614. †

Der. נֶפֶשׁ, נָפִישׁ.

6283  נֶפֶשׁ

נֶפֶשׁ, SamP. naâfÝsë, 754 times, Ps 144 times )all instances in Briggs JBL Heb. 29:482ff); Sept. 600 times ψυχή (Bratsiotis VTSupp. 15 (1965):58ff; cf. Scharbert Fschr. Ziegler 1:121ff); pl. 44 times; MHeb. DSS; Ebla na-pu-usë-tu-um (Pettinato BA 39 (1976):50); MHeb. also centre of a web (Dalman Arbeit 5:102), and gravestone; Ug. npsë (Gordon Textbook §19:1681; Aistleitner 1826); Ph. OArm. EgArm. Nab. Palm. Hatra (Jean-H. Dictionnaire 183, for Hatra see also Degen-M. Neue Eph. 3 (1978):92); Arm. inscr. TaimaÒÀ “funerary stela” (Degen-M. Neue Eph. 2, 88ff); JArm. Sam. CPArm. Syr. Mnd. (Drower-M. Dictionary 285a); Arb. nafs, OSArb. (Conti 189a), Eth.G, Tigr. (Littmann-H. Wb. 347a) nafs; Akk. napisëtu (AHw. 738a) throat, life; Amor. napsë breath, life (Huffmon 240): basic form: nafsë (:: Brockelmann Grundriss 1:337: nafisë(; נבש Heb. inscr. )Tell Arad 24:18(; Yaud. (Donner-R. Inschriften 1, 24:13), Sefire (Jean-H. Dictionnaire 183: Dupont-Sommer p. 146f; Fitzmyer p. 187b(, Palm. once נמשא, ? textual error :: Cantineau Gramm. 39: basic meaning: windpipe opened for breathing, throat, neck (Dürr ZAW 43 (1925):262ff) > desire, breath, (breath of the) soul, life, self;

—bibliography: H. W. Robinson in Peake People 353ff; Pedersen Isr. 1/2:97ff (the person as a whole who is a נֶ׳ !(; A. R. Johnson Vitality 3ff; Sander ZAW 77 (1965):329ff; D. Lys Nephesh (Paris 1959); Reicke-R. Hw. 1755f; Wolff Anthropologie 25ff; THAT 2:71ff and 72 )bibliog.(: נָֽפֶשׁ, ) נַפְשִׁיSec. νεφσι, Brönno 135(, נַפְשֶֽׁךָ, נַפְשֵׁינוֹ) נַפְשֵׁנוּ Lam 59, see Rudolph(, נַפְשׁוֹת, נַפְשֹׁתֵינוּ/תֵיכֶם, נַפְשֹׁתָם, נְפָשֹׁ(וֹ)ת.

—1. throat )Ug. Akk.(: parallel with פֶּה Is 154 Ps 636; with הִרְחִיב Is 514 Hab 25, with רֵיקָה Is 298, with רְעֵבָה Ps 1079 Pr 277, with יְבֵשָׁה Nu 116, with דָּֽאֲבָה Jr 3125, with הִשְׁבִּיעַ Is 5811, with שְׂבֵעָה Pr 277, with תִּמָּלֵא Qoh 67, parallel with גַּרְגְּרֹתֶיךָ Pr 322 cf. Ug. npsë parallel with gngn )Fisher Parallels 1: p. 278 no. 387α(; ï Gn 4221 Nu 215 1S 233 )rd. (לְהָדִיב, 289 Is 326 5123 )parallel with גֵּו(, 552 5810 Jr 224 3112.14.25.25 Ps 4426 1079.18 11925 1436 Pr 103 )parallel with (הַוָּה, 1624 2525.

—2. neck Ps 10518 ):: (רַגְלַיִם, עַד־ןֶ׳ Jon 26, with עַל Ps 692 1244f.

—3. breath (cf. Ug.) Jb 4113, inhalation, which makes a person and an animal a living being Gn 120 (so ca. 250 times), soul (but markedly different from the Greek concept of the soul(; the נֶ׳ is located in the blood )ï דָּם 1, cf. Ug. dm :: npsë Fisher Parallels p. 166, no. 155) Gn 94f (Westermann BK 1/1:623), Lv 1711 Dt 1223; מִנֶּפֶשׁ וְעַד בָּשָׂר Is 1018 “body and soul”, “root and branch” )Wildberger BK 10/1:405f).

—4. ) נֶפֶשׁ חַיָּהsee Johnson Vitality 192( living being: Gn 120.24 )referring to animals(, 219 )gloss ?(, 27 910.16 (בְּכָל־בָּשָׂר), Lv 1110.46 Ezk 479 כֹּל) in general).

—5. people )Ug. PRU 5: no. 106:1; Arb.(: aאָדָם ( ) נֶ׳individual( person Lv 2417 Nu 96f 1911 3135 (מִן־הַנָּשִׁים).40.46 1C 521 Ezk 2713 )slaves(; הֹרֵגנֶפֶשׁ someone who kills a person Nu 3119, 4 with מַכֶּה 3511.15.30 Jos 203.9 ï Dt 2725, with עָנָה בְ Nu 3530, with גֹּנֵב Dt 247; אַבֵּד נְפָשׁוֹת destroying people’s lives Ezk 2227 1318-20 capturing people’s lives (Selbie ET 15 (1903/4):75; Zimmerli 297, :: Frazer Folklore 2:510ff; Saggs JSS 19 )1974(:1ff(; בֵּיתוֹ כָּל־נַפְשׁוֹת all the people in his house Gn 366, בֵּית אֲבִיךָ כָּל־ןֶ׳ 1S 2222; מִן אֶחָד נֶ׳ one individual out of each group )of five hundred( Nu 3128 )SamP. אַחַת, ? dl. (נֶ׳; בְּהֵמָה נֶ׳ one head of cattle Lv 2418;  נֶ׳ עָשָׂה to take people on )as slaves ?( Gn 125, קָנָה נֶ׳ to purchase someone )as a slave( Lv 2211; הַנֶּפֶשׁ people, human beings Gn 1421, נְפָשׁוֹת people Lv 272 Jr 234; b( concerning the size of a group: אָדָם כָּל־ןֶ׳ any human being Lv 2417; כָּל־נֶפֶשׁ every soul, meaning all people, everyone Gn 4615, ï 4622.25.27 Nu 3135 Ex 15 Jr 5229f, נֶפֶשׁ Gn 4618, one hundred thousand אָדָם נֶ׳ 1C 521; מִכְסַת נְפָשֹׁת Ex 124, נַפְשֹׁתֵיכֶם 1616.

—6. personality (ca. 220 times; Arm. (Delcor Muséon 80 (1967):300ff), Arb.): a) נַפְשִׁי my personal preference Gn 274.25 Is 114 )what God hates(, Ju 521 Lv 2611.30 and often; נַפְשְׁךָ Gn 2719.31 Is 434 and נַפְשֵׁךְ 5123 du., נַפְשֵׁנוּ our Ps 1247; נַפְשְׁכֶם your Lv 2615; נַפְשָׁם their Is 462 4714; b( expresses a reflexive, as in Akkadian; often emphatic, meaning oneself: עַל־נַפְשָׁהּ she herself Nu 305-12, כְּנַפְשׁוֹ as )he loved( himself 1S 183, = אַהֲבַת נַפְשׁוֹ 2017 )Frankena OTSt. 14:144(, נַפְשׁוֹ Is 5310 he himself )alt. his life, ï 7(, Is 462 4714 Hos 94 for themselves ):: בֵּית י׳, see Rudolph(, לְנַפְשָׁהּ Dt 2114, לְנַפְשָׁם Jr 3416 in accordance with their wishes, at their decision (Weippert BZAW 132 )1973(:87, עַנּוֹת נֶ׳ self-denial, self-mortification Nu 3014, ï II עָנָה pi; c( כָּל־נֶפֶשׁ every person )ca. 220 times( Ex 1216, כָּל־נֶפֶשׁ אֲשֶׁר everyone who, meaning whoever Lv 727 1715 2329; הַנֶּפֶשׁ אֲשֶׁר the one who Lv 720.27 Nu 1530; הַנֶּפֶשׁ with participle, the person who Lv 718 Nu 1528 1922; נֶפֶשׁ אֲשֶׁר someone who Lv 52 226, נֶפֶשׁ כִּי if anyone Lv 21 42 51.4.15.17 )rd. (וְנֶפֶשׁ.21 721;אחַת נֶפֶשׁ ַ an individual Lv 427 Nu 1527; d( parallel with רוּחַ Is 269 Jb 711 1210 Ps 1436f Pr 2910f (Fisher Parallels 2: p. 30 f. no. 57).

—7. life (ca. 280 times; THAT II 84ff), in the NT ψυχή (Mark 836 !), Akk. diÒn napisëtim: נֶפֶשׁ הָאָדָם Gn 95; הִמָּלֵט עַל־נַפְשֶֽׁךָ flee for your life Gn 1917, = בְּנַפְשׁוֹ הוּא Pr 723, עוֹלָלַיִךְ נֶ׳ Lam 219, בִּקֵּשׁ נֶ׳ to attempt to take someone’s life 1S 201 1K 1910 Jr 430 )30 times, Is 5310 ï 6b(, נֶ׳ אַבֵּד Ezk 2227, מַפַּח נֶ׳ to breathe one’s last Jb 1120; בְּצֵאת נַפְשָׁהּ when her soul )breath( fled away Gn 3518, בְּנֶפֶשׁ אָחִיו in exchange for the life of his brother 2S 147; רָצַח נֶ׳ to murder Dt 2226, = הִכָּה נֶ׳ Gn 3721 Dt 196.11 )+ (וָמֵת Jr 4014f; נֶ׳־הַיֶּלֶד the breath )life( of the child 1K 1721f; נָשָׂא נֶ׳ to take away life )God( 2S 1414; בְּנַפְשֵׁנוּ with a threat to our life, in danger of death Lam 59 )Rudolph 258(; בְּנַפְשֹׁתָם at the cost of their lives 2S 2317 1C 1119; הֵשִׁיב נֶ׳ to restore fresh, new life Ru 415 Lam 111.16.19; נְפָשׁוֹת lives Pr 1130 †; בְּנַפְשֵׁךְ only you Est 413 )Sept. :: Bardtke 327f: with your life(.

—8. soul as the centre and transmitter of feelings and perceptions: a) longing, desire )THAT 2:75ff(: Song 17 31-4 56 Jb 2313 Qoh 63; אֶל נָשָׂא נֶ׳ to have a craving for Hos 48 )for נַפְשׁוֹ rd. (נַפְשָׁם, with pi. Jr 2227 4414, נַפְשָׁם מַשָּׂא passion of their soul Ezk 2425; בַּעַל נֶ׳ greedy Pr 232, רְחַב נֶ׳ avaricious 2825; אֹיְבַי בְּןֶ׳ my mortal enemies Ps 179 2712; zeal, passion Pr 192; נֶ׳ the soul loves Song 17 31-4, desires Jb 2313, is not satisfied Qoh 63 (Dahood Biblica 43 (1962):357f parallel with Ug.), is put to silence Jr 3125; B) low morale of someone dispirited: of the גֵּר Ex 239, of beasts Pr 1210; אַגְמֵי־ןֶ׳ Is 1910, עֲמַל נַפְשׁוֹ Is 5311, 6110 663 Jr 1317 Ezk 256; צָרַת נֶ׳ desperation, anguish Gn 4221; c) feeling, taste Nu 215 Jr 1419 Zech 118 Jr 68 Ezk 2317f.22; d) intent, volition: יֵשׁ אֶת־נַפְשְׁכֶם you are willing Gn 238 2K 915.

—9. dead soul, deceased person, corpse (cf. 4; Lods Vie Fut. 1:58ff; Elliger Lev. 288f; Johnson Vitality 23) actually body (ï 5b > corpse, as in English, but :: Dutch <dut>lichaam(: שֶׂרֶט לָןֶ׳ Lv 1928 incision to protect against the dead )? originally against the spirit of the dead, Stade Theol. 1:§68, 1; ? apotropaic offering of blood Elliger Lev. 261f; M. Seligson The meaning of ) נֶפֶשׁ מֵתHelsinki 1951(; ï אוֹב and אֱלֹהִים 3 c(; נֶפֶשׁ מֵת Lv 2111 )cj. for ) נַפְשׁוֹתElliger Lev. 288(, Nu 66; נֶ׳ makes unclean Lv 211, טְמֵא־ןֶ׳ 224 Nu 910 Hg 213, טָמֵא לָןֶ׳ Nu 52, טְמֵאִים לְןֶ׳ 96f; חָטָא עַל הַנֶּ׳ sinned because of the corpse Nu 611.

—10. misc. aבָּתֵּי ( הַנֶּ׳ Is 320 ï בַּית I 2; b( tomb )not in OT(, N. Avigad Ancient Monuments in the Kidron Valley (1954): MHeb., 2Q 15 i 5 (DJD 3:247 no. 85) > Greek ψιχη (= ψυχή) Alt Inschr. d. Pal. Tertia (1921):25; Nab. Palm. (Jean-H. Dictionnaire 183f), parallel with μνημεῖον, στήλη, cf. A. Negev IEJ 21 )1971(:115: נפשא :: קברא meaning: commemorative grave :: real grave; cf. Dict. Bib. Supp. 7:951f); cf. Arb. naÒwuÒs, Wellhausen Heid. 179; OSArb. (Conti 189b; Ryckmans Muséon 71 )1958(:132ff(, Yemen. ) נפשBiOr. 12:193f(, Syr. (Muséon 28:46ff).

Link naar bericht
Deel via andere websites

Heren heren heren. Nephesh en ruah, en psuche en pneuma zijn allemaal begrippen die afhankelijk van de auteur in de desbetreffende periode in de desbetreffende verzen een bepaalde betekenis hebben. Die soms wel overlap hebben, maar soms ook niet. Nephesh lijkt meer op leven en lichaam en deze beide onlosmakelijk verbonden te duiden, ruah meer op de geest des levens als ware het een wind. Als je de Bijbel van kaft tot kaft leest, en je zet even de leer van je desbetreffende denominatie opzij, en je kijkt er objectief naar, kun je bijna niet anders erkennen dan dat er diverse zienswijzen ontrent leven na de dood, de 'ziel' (een onhandig woord geïntroduceerd in die vervelende KJV volgend mij) etc in de Bijbel naast elkaar staan.

 

Maar ga gerust elkaar de komende 777 pagina's met verzen bestoken om die ander duidelijk te maken waarom jouw visie de enige ware is ;)

Link naar bericht
Deel via andere websites
32 minuten geleden zei Lobke:

Ook al reageer ik niet toch lees ik mee. En ik weet niet hoe andere meelezers het ervaren, maar als je hier op het forum Hebreeuws, Grieks etc moet kunnen. :-(  Vertalen jullie het even?

Als je over een woord wilt vallen, zul je inderdaad de basis van de taal waarin het voorkomt moeten kennen... Halot is dan ook één van de belangrijkste lexicons op het gebied van de bijbel...

Je zal merken dat er ook Engelse woorden tussen staan? Wel het eerste woord na het cijfer is over het algemeen gewoon hoe het kan vertaald worden... De rest van de regels zijn veel van hetzelfde: verwijzingen naar andere geleerden en verwijzingen naar verwante woorden, maar in deze zijn ze niet echt belangrijk, tenzij je een nauwkeurig onderzoek wilt doen naar het woord (in deze naar nefesj)...

We kunnen natuurlijk ook altijd een spel spelen in de vertalingen zelf als je b.v. in de Petrus Canisius Ez 18,4 opzoekt zul je lezen: "Zie, alle mensen zijn voor Mij gelijk, vader en zoon zijn voor Mij gelijk: alleen de mens die zondigt, zal sterven." Hier wordt dus al helemaal niet over een ziel gesproken... Het probleem is echter dat Ez niet in het Nederlands geschreven werd.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Op ‎17‎/‎09‎/‎2017 om 17:18 zei Kaasjeskruid:

Net zo min als dat er in de Bijbel staat dat de ziel onsterfelijk is, staat er ook niet in dat hij sterfelijk is. Wat het dus even aannemelijk maakt om te beweren dat de ziel onsterfelijk is. Echter:

En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. (Mat.10:28)

Uit deze tekst maak ik toch op dat als de ziel niet gedood kan worden, deze onsterfelijk moet zijn.

Lees misschien toch eens wat er duidelijk WEL in Gods Woord geschreven staat:

"Zie, alle zielen zijn van Mij, zowel de ziel van de vader als die van de zoon zijn van Mij; de ziel die zondigt, die zal sterven."

(Ezechiël 18:4 (NBG51)

 

De ziel die zondigt, die zal sterven. Een zoon zal niet mede de ongerechtigheid van de vader dragen, en een vader zal niet mede de ongerechtigheid van de zoon dragen. De gerechtigheid van de rechtvaardige zal alleen rusten op hemzelf en de goddeloosheid van de goddeloze zal alleen rusten op hemzelf   (Ezechiël 18:20 (NBG51)

18 uur geleden zei ZENODotus:

Als je over een woord wilt vallen, zul je inderdaad de basis van de taal waarin het voorkomt moeten kennen... Halot is dan ook één van de belangrijkste lexicons op het gebied van de bijbel...

Je zal merken dat er ook Engelse woorden tussen staan? Wel het eerste woord na het cijfer is over het algemeen gewoon hoe het kan vertaald worden... De rest van de regels zijn veel van hetzelfde: verwijzingen naar andere geleerden en verwijzingen naar verwante woorden, maar in deze zijn ze niet echt belangrijk, tenzij je een nauwkeurig onderzoek wilt doen naar het woord (in deze naar nefesj)...

We kunnen natuurlijk ook altijd een spel spelen in de vertalingen zelf als je b.v. in de Petrus Canisius Ez 18,4 opzoekt zul je lezen: "Zie, alle mensen zijn voor Mij gelijk, vader en zoon zijn voor Mij gelijk: alleen de mens die zondigt, zal sterven." Hier wordt dus al helemaal niet over een ziel gesproken... Het probleem is echter dat Ez niet in het Nederlands geschreven werd.

Je hoeft echt niet met woorden te spelen want de Bijbel kent geen wezenlijk verschil tussen "ziel" en "wezen" dat hebben mensen uitgevonden die graag geloven dat er leven is in de dood. Trouwens als men in de volksmond zegt dat een gemeente bestaat uit 2000 zielen dan weet iedereen dat het hier 2000 mensen of wezens betreft en niet één denkt hierbij aan rondzwevende onsterfelijke zieltjes  En als God in zijn Woord dan zegt dat de ziel die zondigt zal sterven dan weet iedereen die eerlijk de context leest waarin het gezegd wordt, dat het hier de mens betreft die zondigt (ofwel de zoon ofwel de vader).

 

Link naar bericht
Deel via andere websites

Join the conversation

You can post now and register later. If you have an account, sign in now to post with your account.

Gast
Antwoord op deze discussie...

×   Plakken als rijke tekst.   Opmaak herstellen

  Er zijn maximaal 75 emoticons toegestaan.

×   Je link is automatisch geïntegreerd.   In plaats daarvan als link tonen

×   Je voorgaande bijdrage is hersteld.   Tekstverwerker leegmaken

×   Je kunt afbeeldingen niet direct plakken. Upload of voeg afbeeldingen in vanaf URL.


×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid