Spring naar bijdragen

Het hiernamaals


Aanbevolen berichten

  • Antwoorden 278
  • Created
  • Laatste antwoord

Top Posters In This Topic

De ziel is het eigenlijke wezen; het denken, voelen en willen in de mens.

De hulp in het hiernamaals komt van zielen die arbeiden binnen de wil van God. Ook in het hiernamaals wordt de vrije wil gerespecteerd en daarom kan en zal er alleen hulp worden verleend aan zielen wiens wil erop gericht is naar inzicht in de goddelijke Waarheid te streven. Zolang een ziel weerstand biedt blijft zijn toestand onveranderd en kan zelfs verslechteren als zij in haar weerstand volhardt.

Met 'hiernamaals' wordt de geestelijke wereld bedoeld waarin de ziel terecht komt nadat zij het lichaam verlaat.

Nergens zegt de Bijbel dat in ieder geval. Bij Christus te zijn is verreweg het beste. De gelovige van nu gaat direct naar de hemel en niet naar een geestelijke wereld, maar naar een Geestelijk Tehuis. Het Hemelse Sion.

Link naar bericht
Deel via andere websites
De ziel is het eigenlijke wezen; het denken, voelen en willen in de mens.

De hulp in het hiernamaals komt van zielen die arbeiden binnen de wil van God. Ook in het hiernamaals wordt de vrije wil gerespecteerd en daarom kan en zal er alleen hulp worden verleend aan zielen wiens wil erop gericht is naar inzicht in de goddelijke Waarheid te streven. Zolang een ziel weerstand biedt blijft zijn toestand onveranderd en kan zelfs verslechteren als zij in haar weerstand volhardt.

Met 'hiernamaals' wordt de geestelijke wereld bedoeld waarin de ziel terecht komt nadat zij het lichaam verlaat.

Nergens zegt de Bijbel dat in ieder geval. Bij Christus te zijn is verreweg het beste. De gelovige van nu gaat direct naar de hemel en niet naar een geestelijke wereld, maar naar een Geestelijk Tehuis. Het Hemelse Sion.

Prima, geef het een naam. Spreek voor jezelf en laat de letter erbuiten, daarmee doof je de geest die het hart onderwijst.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Inderdaad @Kwispel. Maar men heeft geen weet van het verschil tussen "geest, ziel en lichaam" en daarom vult men zelf maar wat in.

Ik verwijs dan nog maar eens naar een Bijbelstudie: "Wat is de hemel" .

/quote/ : De eenvoudige waarheid is dat alle gelovigen opgewekt zullen worden op de Jongste Dag en als gelovigen zullen leven op een nieuwe aarde.

De ene grote uitzondering vormen de gelovigen van deze bedeling.

Als gelovige is het geen kwestie van naar de hemel gaan op het moment van overlijden of op het moment van de opname van de Gemeente.

Wij zijn NU reeds gezet in de hemel met Christus, opdat wij als eerstelingen zouden delen in Zijn heerlijkheid.

"Wat is de hemel?" is geen Bijbelstudie over het "hiernamaals".

Het handelt over onze [gelovigen] huidige en toekomstige positie in Christus in de hemel.

Misverstanden over de hemel en wie daar zijn of zullen zijn, worden uit de weg geruimd. /quote/.

De studie is een uitgave van http://www.vlichthus.nl

Link naar bericht
Deel via andere websites
De ziel is het eigenlijke wezen; het denken, voelen en willen in de mens.

De hulp in het hiernamaals komt van zielen die arbeiden binnen de wil van God. Ook in het hiernamaals wordt de vrije wil gerespecteerd en daarom kan en zal er alleen hulp worden verleend aan zielen wiens wil erop gericht is naar inzicht in de goddelijke Waarheid te streven. Zolang een ziel weerstand biedt blijft zijn toestand onveranderd en kan zelfs verslechteren als zij in haar weerstand volhardt.

Met 'hiernamaals' wordt de geestelijke wereld bedoeld waarin de ziel terecht komt nadat zij het lichaam verlaat.

Nergens zegt de Bijbel dat in ieder geval. Bij Christus te zijn is verreweg het beste. De gelovige van nu gaat direct naar de hemel en niet naar een geestelijke wereld, maar naar een Geestelijk Tehuis. Het Hemelse Sion.

Prima, geef het een naam. Spreek voor jezelf en laat de letter erbuiten, daarmee doodt je de geest die het hart onderzoekt.

Jammer dat je niet begrijpt wat de Schrift leert in dit soort zaken. De Geest is levend Gode zij dank. Ik geef het geen naam , maar de Bijbel is glashelder.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Het Noorden wordt genoemd in Jesaja en als je de Psalmen onderzoekt dan gaat dat over het Hemelse Jeruzalem genaamd Sion. Ik ben blij dat de Bijbel de dingen gewoon bij name noemt. Alles valt of staat met "DE NAAM" en in het Hebr. heeft het zelfs nog een getalswaarde.

Mooi hoor...

Link naar bericht
Deel via andere websites

Nergens zegt de Bijbel dat in ieder geval. Bij Christus te zijn is verreweg het beste. De gelovige van nu gaat direct naar de hemel en niet naar een geestelijke wereld, maar naar een Geestelijk Tehuis. Het Hemelse Sion.

Prima, geef het een naam. Spreek voor jezelf en laat de letter erbuiten, daarmee doodt je de geest die het hart onderzoekt.

Jammer dat je niet begrijpt wat de Schrift leert in dit soort zaken. De Geest is levend Gode zij dank. Ik geef het geen naam , maar de Bijbel is glashelder.

Gelukkig begrijp ik wel wat waar is en heb het laatste deel van de zin direct gewijzigd in "doof je de geest die het hart onderwijst".

Link naar bericht
Deel via andere websites
En hoe weet jij dit allemaal?

Wat doet dat ertoe?

Zodat ik weet of ik wat je beweert voor waar kan aannemen of naast me neer kan leggen? Zoals meestal als iemand de ander naar de bron van zijn bewering vraagt?

Wat ik schrijf komt uit mijn hart. Het is aan jou om te bepalen welke geest er uit mijn woorden spreekt.

Het hiernamaals ofwel; geestelijke wereld, geestelijk rijk, het koningkrijk Gods, geef het een naam, omvat de hemel en de hel. De hemel en de hel zijn echter geen plaatsen maar definiëren een staat van zijn waarin een ziel zich bevindt.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Jawel hoor. De Bijbel is daar heel duidelijk over.

De Bijbel werpt een heel helder licht op de begrippen "neshamah, roeach en nephesh", dan wel "geest, ziel en lichaam".

Nog maar een verwijzing dan naar de Bijbelstudie: "Geest, ziel en lichaam" [uitgave http://www.vlichthus.nl].

Emmm nee, de Bijbel maakt geen duidelijk en consequent onderscheid daartussen. Maar goed geen zin in n discussie met jou en geen zin in argumenten by link (wat overigens ook niet is toegestaan hier).

Link naar bericht
Deel via andere websites

Wat doet dat ertoe?

Zodat ik weet of ik wat je beweert voor waar kan aannemen of naast me neer kan leggen? Zoals meestal als iemand de ander naar de bron van zijn bewering vraagt?

Wat ik schrijf komt uit mijn hart. Het is aan jou om te bepalen welke geest er uit mijn woorden spreekt.

Het hiernamaals ofwel; geestelijke wereld, geestelijk rijk, het koningkrijk Gods, geef het een naam, omvat de hemel en de hel. De hemel en de hel zijn echter geen plaatsen maar definiëren een staat van zijn waarin een ziel zich bevindt.

Ik denk er anders over maar goed, geen probleem.
Link naar bericht
Deel via andere websites
Nog maar een verwijzing dan naar de Bijbelstudie: "Geest, ziel en lichaam" [uitgave http://www.vlichthus.nl].

Beter om te lezen, De Geestelijke Mens - Watchman. Het hele artikel. Niet kort, maar zeer de moeite waard:

Geest, ziel en lichaam

Het algemene idee aangaande de samenstelling van mensen is dualistisch - ziel en lichaam. Volgens deze opvatting is de ziel het onzichtbare, innerlijke, geestelijke deel, terwijl het lichaam het zichtbare, uiterlijke, lichamelijke deel is. Hoewel er enige waarheid in zit, is het toch onnauwkeurig. Zo’n opvatting komt van de gevallen mens, niet van God; naast Gods openbaring is geen enkele opvatting betrouwbaar. Dat het lichaam het uitwendig omhulsel van de mens is, is ongetwijfeld juist, maar de Bijbel haalt nooit geest en ziel door elkaar alsof zij identiek waren. Niet alleen zijn zij verschillend wat woordaanduiding betreft, juist ook hun natuur verschilt van elkaar. Het Woord van God verdeelt de mens niet in de twee delen ziel en lichaam. Het behandelt de mens eerder als driedelig - geest, ziel en lichaam. In 1 Thes. 5:23 lezen we:

En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus.

Dit vers toont exact aan dat de gehele mens verdeeld wordt in drie delen. De apostel Paulus verwijst hier naar de totale heiliging van gelovigen: “heilige u geheel en al“. Hoe wordt een persoon geheel geheiligd volgens de apostel? Doordat zijn geest, ziel en lichaam bewaard worden. Hieruit kunnen wij gemakkelijk begrijpen dat de totale persoon deze drie delen omvat. Dit vers maakt ook een onderscheid tussen geest en ziel (anders had Paulus hier eenvoudig “uw ziel†geschreven). Daar God onderscheid gemaakt heeft tussen de menselijke geest en de menselijke ziel, trekken wij hier de conclusie uit, dat de mens niet samengesteld is uit twee, maar uit drie delen: geest, ziel en lichaam.

Wat is het belang van het scheiden van geest en ziel? Het is een zaak van uiterst belang want het beïnvloedt het geestelijk leven van de gelovige in grote mate. Hoe kan een gelovige geestelijk leven begrijpen als hij geen kennis heeft van de omvang van de geestelijke wereld? Hoe kan hij geestelijk groeien zonder dit begrip? Tekortschieten in het onderscheid tussen geest en ziel is fataal voor geestelijke volwassenheid. Christenen schrijven het leven van de ziel vaak toe aan het leven van de geest en aldus blijven ze in een zielse staat en zoeken niet naar wat echt geestelijk is. Hoe kunnen wij ontsnappen aan deze schade als wij door elkaar blijven halen wat God heeft gescheiden?

Geestelijke kennis is erg belangrijk voor het geestelijke leven. Laten wij daar echter aan toevoegen, dat het voor een gelovige net zo belangrijk is, zo niet belangrijker, om nederig te zijn en gewillig de onderwijzing van de Heilige Geest te aanvaarden. Als dat zo is, zal de Heilige Geest hem de ervaring van scheiding van geest en ziel schenken, hoewel hij misschien niet al te veel kennis omtrent deze waarheid heeft. Aan de ene kant kan de meest onwetende gelovige zonder het minste besef van de scheiding van geest en ziel, toch zo’n scheiding ervaren in werkelijkheid. Aan de andere kant kan de best geïnformeerde gelovige, geheel vertrouwd met de waarheid betreffende geest en ziel, er desalniettemin geen ervaring mee hebben. Veel beter is het als iemand zowel de kennis als ook de ervaring heeft. Het merendeel echter mist zo’n ervaring. Dien ten gevolge is het goed om hen eerst in te leiden in de kennis van de verschillende functies van geest en ziel en hen dan te bemoedigen te zoeken naar wat geestelijk is.

Andere delen van de Schrift gebruiken dezelfde onderscheiding tussen geest en ziel, zoals in Hebrëen 4:12:

Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten.

De schrijver verdeelt in dit vers de niet-lichamelijke elementen van de mens in twee delen, “ziel en geestâ€. Het lichamelijke deel wordt hier vermeld als gewrichten en merg - organen van beweging en gevoel. Als de priester het zwaard gebruikt om het offer open te snijden en het geheel uit elkaar te nemen, kan niets daarbinnen verborgen blijven. Zelfs gewrichten en merg worden gescheiden. Op gelijke wijze gebruikt de Jezus het Woord van God voor Zijn volk om grondig te scheiden, om zelfs door te dringen tot de scheiding van hetgeen van de geest, hetgeen van de ziel en hetgeen van het lichaam is. Hieruit volgt, dat, aangezien ziel en geest gescheiden kunnen worden, zij ook verschillend van natuur moeten zijn. Het is dus duidelijk, dat de mens is samengesteld uit drie delen.

DE SCHEPPING VAN DE MENS

En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel. (uit Genesis 2)

Toen God de mens schiep, formeerde Hij hem uit stof van de aardbodem en blies toen “de levensadem†in zijn neusgaten. Zodra de levensadem, die de geest van de mens werd, in contact kwam met het menselijk lichaam, werd de ziel voortgebracht. Daarom is de ziel de combinatie van lichaam en geest van de mens. De Schrift noemt de mens daarom “een levende zielâ€. De levensadem werd de geest van de mens; dat is het beginsel van leven in hem. Jezus vertelt ons “het is de Geest die levend maakt†(Joh. 6:63). Deze levensadem komt van de Heer van de Schepping. We moeten de geest van de mens echter niet verwarren met Gods Heilige Geest. De laatstgenoemde verschilt van onze menselijke geest. Romeinen 8:16 laat het verschil zien door te verklaren:

Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn.

Het oorspronkelijke woord “leven†in “levensadem†is chay en staat in het meervoud. Dit zou kunnen wijzen op het feit dat de inblazing van God een tweevoudig leven voortbracht, namelijk dat van de ziel en dat van de geest. Toen de inblazing van God het menselijk lichaam binnenkwam, werd het de geest van de mens; maar toen de geest reageerde op het lichaam, werd de ziel voortgebracht. Dit verklaart de bron van leven van onze ziel en van onze geest. We moeten echter erkennen dat deze geest niet Gods Eigen leven is, want “de adem des Almachtigen doet mij leven “ (Job 33:4). Het is niet de entree van het ongeschapen leven van God in de mens, noch is het dat leven van God, dat wij bij de wedergeboorte ontvangen. Wat wij bij de wedergeboorte ontvangen is Gods Eigen Leven, zoals dat getypeerd wordt door de boom des levens. Maar onze menselijke geest, hoewel deze eeuwig bestaat, is ontdaan van “eeuwig levenâ€. “Formeerde de mens van stof uit de aardbodem†verwijst naar het lichaam van de mens; “blies de levensadem in zijn neus†verwijst naar de geest van de mens, zoals deze van God kwam; en “de mens werd een levende ziel†verwijst naar de ziel van de mens toen het lichaam levend gemaakt werd door de geest en deze een levend en zelfbewust mens tot aanzijn riep.

Een mens als geheel is een samenstelling van geest, ziel en lichaam. Volgens Genesis 2 werd de mens gemaakt uit slechts twee onafhankelijke elementen, het lichamelijke en het geestelijke; maar toen God de geest in het omhulsel van het stof plaatste, werd de ziel voortgebracht. De geest van de mens, die het levenloze lichaam aanraakte, bracht de ziel voort. Het lichaam, afgezonderd van de geest, was dood, maar met de geest werd de mens levend gemaakt. Het orgaan dat aldus tot leven werd geroepen, werd de ziel genoemd.

“De mens werd tot een levende ziel†geeft niet alleen uitdrukking aan het feit dat de samenstelling van geest en lichaam de ziel voortbracht; het suggereert ook, dat geest en lichaam werden verweven met deze ziel. Met andere woorden: Ziel en lichaam werden verbonden met de geest, en geest en lichaam werden verweven met de ziel. Adam wist in zijn ongevallen staat niets van dit onophoudelijk streven van geest en vlees, wat voor ons een zaak van dagelijkse ervaring is. Er was een volmaakt opgaan in elkaar van deze drie naturen in één, en de ziel, als samenbindend middel, werd de oorzaak van zijn individualiteit, van zijn bestaan als afzonderlijk wezen†(Pembers Earth’s Earliest Age). De mens werd een levende ziel genoemd, omdat dit de plaats was, waar de geest en het lichaam elkaar ontmoetten en waardoor zijn individualiteit bekend werd. Misschien mogen we een onvolmaakte illustratie gebruiken: Doe wat kleurstof in een kopje water. De kleurstof en het water zullen oplossen tot een derde substantie, die we inkt noemen. Op gelijke wijze gaan de twee onafhankelijke elementen van geest en lichaam samen om een levende ziel te worden. (De overeenkomst gaat niet geheel op, omdat de ziel, voortgebracht door het samengaan van geest en lichaam, een onafhankelijk, onoplosbaar element is, net als de geest en het lichaam).

God behandelde de ziel van de mens als iets unieks. Zoals de engelen werden geschapen als geesten, zo werd de mens voornamelijk geschapen als een levende ziel. De mens had niet alleen een lichaam, een lichaam met de levensadem; hij werd bovendien een levende ziel. Dientengevolge vinden we later in de Schriften dat God de mens vaak aanduidde als “zielenâ€. Waarom? Omdat wat de mens is afhankelijk is van hoe zijn ziel is. Zijn ziel vertegenwoordigt hem en drukt zijn individualiteit uit. Hij is het orgaan van de vrije wil van de mens, het orgaan waarin geest en lichaam volledig in elkaar zijn verweven. Als de ziel van de mens gewillig is om God te gehoorzamen, zal hij de geest toestaan over de mens te heersen, zoals beschikt was door God. De ziel kan ook, als bestuurscentrum van de mens, indien hij daarvoor kiest, de geest onderdrukken en ergens anders behagen in scheppen. Deze drieëenheid van geest, ziel en lichaam kan gedeeltelijk geïllustreerd worden door een gloeilamp. In de lamp, die een afbeelding is van de totale mens, bevinden zich elektriciteit, licht en draad. De geest is als de elektriciteit, de ziel als het licht en het lichaam als de draad. Elektriciteit is de oorzaak van het licht, terwijl het licht het ge-volg is van de elektriciteit, Draad is de materiële substantie waardoor zowel de elektriciteit vervoerd-, als het licht gemanifesteerd wordt. De combinatie van geest en lichaam brengt de ziel voort, datgene wat uniek is voor de mens. Zoals elektriciteit, vervoerd door de draad, wordt omgezet in licht, zo handelt de geest met de ziel en de ziel op zijn beurt drukt zichzelf uit door het lichaam.

We moeten echter goed in gedachten houden, dat, terwijl de ziel in dit huidige leven het ontmoetingspunt is van de bestanddelen van ons bestaan, de geest daarentegen de heersende kracht zal zijn in onze opgestane staat. Want de Bijbel zegt ons:â€er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt†(1Cor. 15:44). Toch is hier een zeer belangrijk punt: wij, die verenigd zijn met de opgestane Heer, kunnen zelfs nu onze geest laten heersen over ons gehele wezen. We zijn niet verbonden met de eerste Adam, die een levende ziel werd, maar met de laatste Adam, Die een leven-gevende geest is (v.45).

AFZONDERLIJKE FUNCTIES VAN GEEST, ZIEL EN LICHAAM

Het is door het fysieke lichaam, dat de mens in contact komt met de materiële wereld. Daaruitvolgend mogen we het lichaam bestempelen als dat deel, dat ons wereld-bewustzijn geeft. De ziel bevat het intellect, dat ons helpt in de tegenwoordige staat van bestaan en tevens de emoties die voortkomen uit de zintuigen. Daar de ziel tot het eigen “zelf†van de mens behoort en zijn persoonlijkheid openbaart, wordt zij dat deel genoemd, dat ons zelf-bewustzijn geeft. De geest is dat deel waarmee we gemeenschap hebben met God en alleen hierdoor kunnen we Hem begrijpen en aanbidden. Omdat hij ons bewust maakt van onze relatie met God, wordt de geest het element van Gods-bewustzijn genoemd. God woont in de geest, het zelf woont in de ziel, terwijl de zintuigen in het lichaam wonen. Zoals reeds vermeld, is de ziel de ontmoetingsplaats van geest en lichaam want zij zijn verweven met elkaar. Door zijn geest heeft de mens omgang met de geestelijke wereld en met de Geest van God. De geest ontvangt de kracht en het leven van het geestelijk rijk en geeft er ook uitdrukking aan. Door zijn lichaam is de mens in contact met de voelbare buitenwereld, terwijl het beïnvloedt, en beïnvloed wordt. De ziel staat tussen deze twee werelden en behoort toch tot beide. Zij is verbonden met de geestelijke wereld door de geest en met de materiële wereld door het lichaam. Zij is ook in het bezit van de macht van een vrije wil en is dientengevolge in staat om uit haar omgeving te kiezen. De geest kan niet direct het lichaam besturen. Hij heeft een tussenpersoon nodig en die tussenpersoon is de ziel die ontstaan is doordat de geest in aanraking kwam met het lichaam. De ziel staat daarom tussen de geest en het lichaam, terwijl zij die beiden samenbindt. De geest kan het lichaam onderwerpen door de ziel als tussenpersoon, zodat het God zal gehoorzamen; gelijkerwijs kan het lichaam door de ziel de geest verleiden de wereld lief te hebben.

Van deze drie elementen is de geest de hoogste, want hij staat in verbinding met God. Het lichaam is het laagste, want het staat in verbinding met materie. De ziel die ertussen ligt, verbindt de twee aan elkaar en neemt ook hun aard over om daarmee één te worden. De ziel maakt het mogelijk voor de geest en het lichaam te communiceren en samen te werken. Het werk van de ziel is de twee in hun eigenlijke staat te bewaren, zodat ze hun juiste relatie niet zullen verliezen - namelijk, dat de laagste, het lichaam, onderworpen zal zijn aan de geest en dat de hoogste, de geest, over het lichaam zal heersen door de ziel. De belangrijkste factor van de mens is ongetwijfeld de ziel. Hij ziet op de geest om te ontvangen wat de laatstgenoemde van de Heilige Geest heeft ontvangen, opdat de ziel, nadat hij die invloed heeft ondergaan, het ontvangene zal kunnen doorgeven aan het lichaam; dan mag ook het lichaam delen in de volmaaktheid van de Heilige Geest om zo een geestelijk lichaam te worden.

De geest is het edelste deel van de mens en beslaat het binnenste gebied van zijn wezen. Het lichaam is het laagste en neemt de buitenste plaats in. Hiertussen woont de ziel die als hun tussenpersoon dient. Het lichaam is het buitenste onderdak voor de ziel, terwijl de ziel het buitenste omhulsel van de geest is. De geest geeft zijn gedachte aan de ziel door en de ziel beveelt het lichaam om de opdracht van de geest te gehoorzamen. Dit is de betekenis van de ziel als tussenpersoon. Voorafgaand aan de val van de mens beheerste de geest het hele wezen door de ziel.

De kracht van de ziel is zeer wezenlijk, omdat de geest en het lichaam daar zijn verweven en het de plaats is van de persoonlijkheid en invloed van de mens. Voor de mens zonde beging, was de kracht van de ziel geheel onder de heerschappij van de geest. De geest kan niet zelf invloed uitoefenen op het lichaam; het kan dit alleen doen door middel van de ziel. Dit kunnen we zien in Luc. 1:46,47: “Mijn ziel maakt groot de Heer, en mijn geest heeft zich verblijd over God, mijn Heilandâ€. “De verandering van tijd laat hier zien, dat de geest eerst vreugde ontving in God, en toen, door communicatie, de ziel ertoe aanzette expressie te geven aan het gevoel door middel van het lichamelijke orgaanâ€. (Pembers Earth’s Earliest Age).

Samenvattend: de ziel is de plaats van de persoonlijkheid. De wil, het intellect en de emoties van de mens zetelen daar. Zoals de geest wordt gebruikt om te communiceren met de geestelijke wereld en het lichaam met de natuurlijke wereld, zo staat de ziel daartussen en oefent zijn kracht om te onderscheiden en te beslissen of de geeste-lijke, dan wel de natuurlijke wereld zal regeren. Ook staat de mens soms onder het bestuur van de ziel door haar intellect, om zo een ideologische wereld te scheppen, die regeert. Om de geest te laten heersen, moet de ziel zijn toestemming geven; anders is de geest hulpeloos om de ziel en het lichaam te besturen. Maar deze beslissing is aan de ziel, want daarin woont de persoonlijkheid van de mens.

Eigenlijk is de ziel de spil waarom het gehele wezen draait, omdat de wil van de mens ertoe behoort. Alleen wanneer de ziel bereid is een nederige houding aan te nemen, kan de geest zelfs de hele mens beheersen. Als de ziel tegen het innemen van zo’n positie rebelleert, zal de geest machteloos zijn om te besturen. Dit verklaart de betekenis van de vrije wil van de mens. De mens is geen robot die zich beweegt overeenkomstig de wil van God. Integendeel, de mens heeft de volledig onafhankelijke macht om over zichzelf te beslissen. Hij bezit een eigen wilskracht en kan kiezen òf Gods wil te volgen, òf Hem te weerstaan en in plaats daarvan satans wil te volgen. God wenst, dat de geest, aangezien hij het edelste deel van de mens is, de controle zal hebben over het gehele wezen. Toch behoort de wil - het zeer belangrijke deel van individualiteit - tot de ziel. Het is de wil, die bepaalt of de geest, het lichaam of zelfs de wil zèlf zal regeren. Met het oog op het feit dat de ziel zo’n macht bezit en hij het orgaan van de individualiteit van de mens is, noemt de Bijbel de mens “een le-vende zielâ€.

DE HEILIGE TEMPEL EN DE MENS

“Weet gij nietâ€, schrijft de Apostel Paulus, “dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont ?â€(1Cor.3:16) Hij heeft openbaring ontvangen over de vergelijking van de mens met de tempel. Zoals God vroeger woonde in de tempel, zo woont de Heilige Geest vandaag in het innerlijk van de mens. Door hem te vergelijken met de tempel, kunnen we zien hoe de drie elementen van de mens afzonderlijk kunnen worden aangetoond. Wij weten dat de tempel in drie delen is verdeeld. Het eerste is de voorhof (buitenhof, Eng.Vert.), die gezien kan worden en bezocht kan worden door allen. Alle externe verering vindt hier plaats. Verder naar binnen gaande, vinden we het Heilige waar alleen de priesters mogen binnentreden en waar zij olie, wierook en brood offeren aan God. Zij zijn heel dicht bij God, maar toch niet het dichtst, want zij zijn nog steeds buiten het voorhangsel en daarom zijn zij niet in staat te staan voor Zijn tegenwoordigheid Zèlf. God woont in het diepste binnenste, in het Heilige der Heiligen, waar de donkerheid wordt overschaduwd door schitterend licht en waar geen mens mag binnengaan. Hoewel de hogepriester er eens per jaar binnengaat, duidt het niettemin aan, dat, alvorens het voorhangsel gescheurd is, geen mens kan vertoeven in het Heilige der Heiligen.

De mens is ook Gods tempel en ook hij heeft drie delen. Het lichaam is als de voorhof (buitenhof), die een externe positie inneemt met zijn leven dat voor iedereen zichtbaar is. Hier moet de mens elk gebod van God gehoorzamen. Hier dient Gods Zoon als Vervanger en sterft voor de mensheid. Binnenin is de ziel, die het innerlijk leven van de mens vormt en die de emotie, de wil en het verstand van de mens omvat. Als zodanig is het Heilige voor een wedergeboren persoon, want zijn liefde, wil en gedachten worden rijkelijk verlicht, zodat hij God kan dienen net als de priester vanouds deed. In het diepste binnenste, achter het voorhangsel, ligt het Heilige der Heiligen, waar nooit enig menselijk licht is doorgedrongen en geen menselijk oog ooit heeft aanschouwd. Het is “de heilige plaats van de Allerhoogsteâ€, de woonplaats van God. Het kan door de mens niet bereikt worden, tenzij God genegen is het voorhangsel te scheuren. Het is de geest van de mens. Deze geest ligt boven het zelfbewustzijn van de mens en reikt verder dan zijn gevoelsvermogen. Hier verenigt de mens zich met God en communiceert hij met Hem. Het Heilige der Heiligen is niet voorzien van licht omdat God daar woont. Er is licht in het Heilige door de zevenarmige kandelaar. De voorhof (buitenhof) ligt in het volle daglicht. Dit alles dient als afbeelding en afschaduwing voor de wedergeboren mens. Zijn geest is als het Heilige der Heiligen met de inwonende God, waar alles wordt gedragen door geloof, boven het zicht, gevoel of begrip van de gelo-vige. De ziel komt overeen met het Heilige want het wordt ruimschoots verlicht met veel rationele gedachten en leerstellingen, veel kennis en begrip betreffende de dingen in de ideologische en materiële wereld. Het lichaam is vergelijkbaar met de voorhof (buitenhof), duidelijk zichtbaar voor allen. De daden van het lichaam kunnen door iedereen gezien worden. De volgorde die God ons voorstelt is onmiskenbaar:“uw geest, ziel en lichaam†(1Tess.5:23). Het is niet “ziel, geest en lichaamâ€, noch is het “lichaam, ziel en geestâ€. De geest is het voornaamste deel, vandaar dat hij het eerst genoemd wordt; het lichaam is het laagste deel en daarom wordt dit het laatst genoemd; de ziel staat er tussenin, dus wordt die er tussenin genoemd. Als we nu Gods volgorde bezien hebben, kunnen we de wijsheid van de Bijbel gaan waarderen, die de mens met een tempel vergelijkt. We kunnen de perfecte harmonie herkennen die tussen de tempel en de mens bestaat, zowel wat volgorde als wat waarde betreft.

Tempeldienst vindt plaats naar de openbaring in het Heilige der Heiligen. Alle activiteiten in het Heilige en in de voorhof (buitenhof) worden geregeld door de tegenwoordigheid van God in het Heiligen der Heiligen. Dit is de meest geheiligde plek, de plaats waarop de vier hoeken van de tempel samenkomen en rusten. Het schijnt ons mis-schien toe, dat er niets wordt gedaan in het Heilige der Heiligen, omdat het daar aardedonker is. Alle activiteiten vinden plaats in het Heilige; zelfs die activiteiten van de voorhof worden verricht door de priesters van het Heilige. Toch worden alle activiteiten van het Heilige daadwerkelijk bestuurd door de openbaring in de uiterste stilte en vrede van het Heilige der Heiligen. Het is niet moeilijk de geestelijke toepassing te begrijpen. De ziel, het “orgaan†van onze persoonlijkheid, is samengesteld uit verstand, wil en emotie. Het lijkt alsof de ziel de bedenker van alle actie is, want het lichaam volgt haar leiding. Echter, vóór de val van de mens werd de ziel, ondanks zijn vele acti-viteiten, bestuurd door de geest. En dit is de volgorde die God nog steeds wil: eerst de geest, dan de ziel en op de laatste plaats het lichaam.

Dit artikel is afkomstig uit De Geestelijke Mens - Watchman Nee Deel 1, Hoofdstuk 1, ISBN 9789057190490.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Met 'hiernamaals' wordt de geestelijke wereld bedoeld waarin de ziel terecht komt nadat zij het lichaam verlaat.

Wat is dat dan, die geestelijke wereld?

Een niet aards materiële wereld waar de ziel geen stoffelijk aards lichaam meer bezit. De geestelijke wereld strekt zich uit over het universum en is onbegrensd. Omdat wij alleen kunnen waarnemen met ogen en oren die uit aardse materie bestaan kunnen wij de geestelijke wereld niet zien en het woord van God niet horen. Dat betekent echter niet dat deze niet bestaan.

Precies. Een mens is een geest, heeft een ziel en bewoont een lichaam.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Wat doe je dan met de tekst waar God zegt: "En alzo werd de mens een levende ziel?" Als een plaats 20.000 zielen heeft dan zijn dat toch gewoon mensen? Daar vliegen toch niet wat rare dingen in de lucht?

Als er dode zielen onder het altaar liggen in Openbaringen wat zijn dat dan? Toch gewoon dode mensen?

Nee de mens blijft maar roepen dat de mens een ziel HEEFT. En zo verwart men sinds Socrates de geest van de mens met zijn levenswandel of met zijn wezen. Maar goed, het kan me verder ook niet veel schelen als men het beter weet dan de Bijbel.

Lichaam is een woord wat in het Hebreeuws in de hele Bijbel niet voorkomt. Ik hoop dat als men iets aan zijn ziel mankeert dat men weet naar welke dokter men moet gaan. Ongetwijfeld naar de zieleknijper. _O-

Link naar bericht
Deel via andere websites
Als een plaats 20.000 zielen heeft dan zijn dat toch gewoon mensen? Daar vliegen toch niet wat rare dingen in de lucht?

Wat een belachelijk vergelijk. Laatst gingen we uit eten, het restaurant was redelijk leeg, er was geen kip. We zijn dus ook kippen?

Ik hoop dat als men iets aan zijn ziel mankeert dat men weet naar welke dokter men moet gaan. Ongetwijfeld naar de zieleknijper. _O-

Ik ga naar Jezus. HIJ geneest mijn ziel.

Link naar bericht
Deel via andere websites
WLichaam is een woord wat in het Hebreeuws in de hele Bijbel niet voorkomt.

1 Thessalonicensen 5

En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus.

Psalmen 84

Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, naar de voorhoven des HEEREN; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God.

Genesis 2

En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel.

Toen God de mens schiep, formeerde Hij hem uit stof van de aardbodem en blies toen "de levensadem" in zijn neusgaten. Zodra de levensadem, die de geest van de mens werd, in contact kwam met het menselijk lichaam, werd de ziel voortgebracht. Daarom is de ziel de combinatie van lichaam en geest van de mens. De Bijbel noemt de mens daarom "een levende ziel" (en geen dode ziel! Een dier is dus geen levende ziel.). De levensadem werd de geest van de mens; dat is het beginsel van leven in hem. Jezus vertelt ons "het is de Geest die levend maakt" (Joh. 6:63). Deze levensadem komt van God. We moeten de geest van de mens echter niet verwarren met Gods Heilige Geest. De laatstgenoemde verschilt van onze menselijke geest. Romeinen 8:16 laat het verschil zien door te verklaren:

Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn.

Link naar bericht
Deel via andere websites
De laatste tijd spelen bij mij vragen over het hiernamaals.

Deze gaan met name over:

1. Hemel/Hel

2. Partners in de hemel.

1. Hemel/Hel

Ik vind het onverdraaglijk dat er kennelijk mensen naar de hel gaan. (Die nl. niet in Jezus geloven). Het wordt nog meer onverdraaglijk als het vrienden of familieleden betreft die ongelovig zijn. Het is zelfs zo dat ik dan maar liever geen kinderen gekregen had, want zij moeten ook kiezen voor of tegen Jezus als ze ouder worden. Er is dus een kans dat ze naar de hel gaan. Dan hadden ze toch beter niet geboren kunnen worden? Het idee van je eigen kinderen in de hel vind ik zo pijnlijk!

Iemand die hierop reactie heeft?

Ik sluit me aan bij de uitleg die Hendrik-NG heeft gegeven in zijn berichten. En ik zou het volgende nog aanvullend willen opmerken (daar heb ik waarschijnlijk meerdere berichten voor nodig). De Schrift laat het voortschrijdend inzicht zien van de Bijbelse mens:

Het Oude Testament zegt helemaal niets over de hel. Het enige waar het O.T. over sprak is dat wat aangeduid wordt met het begrip sheol. En sheol betekent gewoon dodenrijk. Soms is het in de Bijbel wel eens vertaald met “helâ€, dat is een buitengewoon ongelukkige vertaling, maar sheol betekent gewoon dat gebied waar de doden heengaan.

De Bijbelse mens dacht dat sheol onder de aarde was, want daar gingen de doden heen, want daar werden ze begraven. Dus vandaar dat je in het O.T. ziet dat mensen dachten “als je dood gaat, dan ga je naar sheol onder de aardeâ€, want tja, daar laat je het lichaam, daar werd je begraven, dus onder de aarde.

Men had nauwelijks een voorstelling van het leven na de dood. Het was helemaal niet zo ver ontwikkeld. Ook een Godsman als David was gewoon bang om dood te gaan. David gilt het uit in de Psalmen “laat me niet sterven, want als ik sterf dan ben ik niks meer.†Dat ging niet zoals wij nu sterven. “Als ik sterf, dan ga ik erop vooruitâ€, zegt Paulus, dat is winst. Maar David en de Bijbelse mens, wilde zo lang mogelijk de dood uitstellen omdat ze dachten dat er daarna het dodenrijk was en dat was niets. Maar iets als hel waarin mensen gestraft werden voor hun kwade daden, dat kom je in het O.T. niet tegen! Iedereen overkwam hetzelfde lot, namelijk de stoffelijke dood.

Pred.9:1-10

Voorzeker, dit alles nam ik ter harte en dit alles onderzocht ik: dat de rechtvaardigen en de wijzen met hun werken in Gods hand zijn, zowel liefde als haat’; de mens weet niets van wat voor hem ligt. Alles is gelijk voor allen, eenzelfde lot treft de rechtvaardige en de goddeloze, de goede en de reine, alsook de onreine; hem die offert en hem die niet offert; het gaat de goede evenals de zondaar, hem die zweert als hem die de eed schuwt. Dit is het ergste dat onder de zon geschiedt: dat allen eenzelfde lot treft; daarom het hart der mensenkinderen vol boosheid, en is er verdwaasdheid in hun hart hun leven lang; en daarna gaat het naar de doden. Want voor al die tot de levenden behoort, is er hoop, immers een levende hond is beter dan een dode leeuw. De levenden weten tenminste dat zij sterven moeten, maar de doden weten niets; zij hebben geen loon meer te wachten, zelfs hun nagedachtenis is vergeten. Zowel hun liefde als hun haat en hun naijver zijn reeds langs vergaan; en zij hebben nimmer deel aan iets dat onder de zon geschiedt. Welaan dan, eet uw brood met vreugde en drink uw wijn met een vrolijk hart, want als gij dit doet dan heeft God dit reeds lang zo gewild. Laten uw klederen te allen tijde wit zijn en olie ontbreke niet op uw hoofd. Geniet van het leven met de vrouw die gij liefhebt, al de dagen des ijdelen levens, die Hij u geeft onder de zon, al uw ijdele dagen, want dat is uw deel onder de levenden en bij het zwoegen, waarmee gij u aftobt onder de zon.

Dit is het beeld dat Prediker had van het leven na de dood. Dit is dus het beeld dat Prediker had in die tijd. En het Woord van God komt in het beeld van wat iemand in die tijd hééft.

Spreuken 15:24

Het pad des levens gaat voor de verstandige opwaarts, opdat hij ontwijke het dodenrijk beneden.

Alle teksten in het O.T. spreken negatief over de dood. Het beeld dat men had over de dood was eigenlijk min of meer zoals dat van atheisten van nu: “dan is het afgelopenâ€. Je moet het nu doen. En het verklaart ook dat de oudtestamentische mens meer tegen de dood vocht dan wij. Hij zag er helemaal niet naar uit en was ook niet bang voor straf, want nergens lees je iets van straf na de dood in het O.T. Prediker zegt: er is geen beloning en er is geen straf. Dat is géén Woord van God, dat is het BEELD waarin het Woord van God kómt.

Dit dodenrijk in het O.T. is gewoon de plaats waar de doden zijn en in het O.T. dacht de Bijbelse mens dat dat dús onder de grond was, onder de aarde. “Heer doe mij niet nederdalen in sheolâ€, bidt David. Maar dat betekent gewoon: Heer, laat me niet sterven! En NIET: “Heer, laat me niet naar de hel gaanâ€.

Volgens het O.T. gaat iedereen na dit leven naar het dodenrijk, naar sheol dus. Goede en slechte mensen. De ziel, en dat heette in het O.T. de nefesh (en in het N.T. heet het psychē), werd toen door veel mensen (behalve een deel van de joden die later ook om Jezus heen stonden, die wisten wel dat de ziel gewoon voortbestaat) nog helemaal niet als eeuwig gezien. Ze dachten dat de ziel in het bloed zat, en dat de ziel dus onderdeel was van het stoffelijk lichaam. En dus dacht men in het O.T. dat de ziel met het lichaam sterft.

Het idee dat wij van de ziel hebben, ook in het seculiere gebruik, namelijk dat die eeuwig is en voortbestaat, dat komt uit de Griekse en Romeinse wereld. Dat vind je terug in het Nieuwe Testament, want die schrijvers nemen gewoon de beelden van de tijd over.

David, de psalmist, heeft gewoon doodsangst gehad. Niet angst voor de hel: er was geen hel!

Psalm 116:3-4

Banden van de dood hadden mij omvangen,

angsten van het dodenrijk hebben mij aangegrepen,

ik ondervond benauwdheid en smart.

Maar ik roep de naam des Heren aan:

Ach Here, red mijn leven.

In het O.T. is geen kennis van wat wij – overigens volkomen verkeerde vertaling- “hel†noemen.

Gen.37: 35 (…) rouwdragend zal ik tot mijn zoon in het dodenrijk neerdalen

Allemaal sheol: dodenrijk!

Job 17:13-16

Wanneer ik het dodenrijk verwacht als mijn tehuis,

in de duisternis mijn leger spreid,

tot de groeve zeg: Gij zijt mijn vader,

tot de wormen: Mijn moeder en mijn zuster,

waar ergens is dan mijn hoop?

Het beeld dat de mensen hadden van de dood in het O.T. is duister maar niet hel: dan lig je onder de aarde.

Het Woord van God komt, zoals eerder opgemerkt, IN het beeld van de mens die hij in zijn tijd hád. Die beelden zijn niet het woord van God, het Woord van God komt IN die beelden. Een duidelijk voorbeeld vind je bijvoorbeeld in Psalm 139:8

Psalm 139:8

Steeg ik ten hemel – Gij zijt daar,

of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde – Gij zijt er,

nam ik vleugelen van de dageraad,

ging ik wonen aan het uiterste der zee,

ook daar zou uw hand mij geleiden,

uw rechterhand mij vastgrijpen.

In de Psalmen overstijgt de Psalmdichter dat wat hij weet. Namelijk dat God tóch ook in het dodenrijk is. Op zeker moment wordt duidelijk dat de psalmist over Jezus spreekt. Een profetie. Duidelijk bewijs dat die Psalmen geïnspireerd zijn. Maar die psalmen komen in de leefwereld van David.

Men dacht in die tijd ook dat je lichaam gemaakt was onder de aarde in het dodenrijk (“gewrocht uit de aarde); dan werd het gestopt in de baarmoeder en dán werd je geboren. Dan was je een tijdje hier en daarna stierf je en verdween je weer in het aardrijk. Met de kennis van die tijd was dat logisch.

Psalm 139:15

Mijn gebeente was voor u niet verholen,

toen ik in het verborgene gemaakt werd,

gewrocht in de diepten van het aardrijk

Dat was de gedachte, een mythe, van de Foeniciërs, die ook zelfs nog door Plato werd geciteerd. Want in die tijd van Plato geloofden de mensen dat de lichamen van de mensen gemaakt werden in het aardrijk onder de oppervlakte, in het dodenrijk (dus waar mensen begraven worden). Dat zie je dus hier ook: dat is geen Woord van God, dat is gewoon het beeld van die tijd. Zo was David opgevoed: zo zág men het! En IN zoals hij het zag, kómt Gods Woord. Maar zoáls hij het zag, is Gods Woord niet. Niemand van ons gelooft dat wij “gewrocht zijn in de diepte van het aardrijkâ€. En terecht niet: dat is een beeld van die tijd.

David wist niet beter dan als je dood bent, dan ga je onder de aarde. Het is bijzonder dat hij zegt “toch is God ook in het dodenrijkâ€. Dat is het Woord van God dat kómt in het beeld van die tijd.

Je zou dus denken: “aan het O.T. hebben we dus niksâ€. Af en toe komt er een hint dat God toch in het dodenrijk is. Maar de hel kom je niet tegen in het O.T.

Wat zegt de Schrift wel over dood en hiernamaals. Als we kijken naar de mensen die in het OT geloofden in Jezus’dagen, dan zien we onder andere het volgende:

Joh.9:1-2

En voorbijgaande zag Hij een man, die sedert zijn geboorte blind was. En zijn discipelen vroegen Hem en zeiden: Rabbi, wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind geboren is?

Hier zien we Joodse gelovigen in de dagen van Jezus, dus daar horen wij wat ze geloofden.

Wij weten dat de Joden geloofden dat door de zonden van de ouders een kind een ziekte kon meekrijgen. En heden ten dage weten wij dat dat soms ook gebeurt. Bijvoorbeeld: een heroïneverslaafde moeder krijgt een heroïneverslaafd kind. Daar kan het kind niets aan doen, maar dat is deze werkelijkheid. Het gedrag van de moeder kan terechtkomen in haar kind. (en dan hebben we het nog niet eens over de opvoeding want daar loopt iedereen tegenaan).

De Joden geven Jezus dus twee opties. Hier was de gedachte, dat kinderen gestraft werden voor de zonden van de ouders. Want zo dachten de Joden in die tijd. Maar dit was niet de enige optie die ze Jezus gaven. Ze legden Jezus 2 opties voor. De andere optie was dat de blindgeborene zou hebben gezondigd voor hij geboren werd.

Met andere woorden: de Joden geloofden in reïncarnatie. Althans, een groot deel van hen. Alle kabbalisten (kabbalisten waren Joodse gnostici) geloofden in reïncarnatie. En dit is dus een van de bewijzen dat in ieder geval deze Joden in reïncarnatie geloofden. Want hoe zou je anders gezondigd moeten hebben voor je geboren bent? In een vorig leven dus, of althans in een eerder bestaan, in een pre-existentie. De Joden geloofden dat er een leven is voor de geboorte en dat er een leven is na de dood. De Joden geloofden , ondanks wat we lezen in het Oude Testament, in de contintuïteit van het leven. Het leven gaat door en is er altijd geweest. Met andere woorden: het jodendom gelooft in de eeuwigheid van de mens. Maar in het O.T. is het niet zo direct te vinden. Behalve dan dus daar waar het Woord van God door de denkbeelden van de Bijbelschrijvers zoals de Psalmist, heen komt.

Jacobus 3:6 Ook de tong is een vuur, zij is de wereld der ongerechtigheid; de tong neemt haar plaats in onder onze leden, als iets, dat het gehele lichaam bezoedelt en het rad der geboorte in vlam zet, terwijl zij zelf in vlam gezet wordt door de hel (hier staat in werkelijkheid Hadès! Kom ik zo op terug)

Jacobus 3:6 noemt hier het rad der wedergeboorte. Dit is een typisch Oosterse term die gebruikt wordt voor karma en reïncarnatie. De hele term “rad der geboorte†is een karmische term en komt onder andere uit het hindoeïsme. Dat betekent dat Jacobus op zijn minst ervanaf wist en hij zegt er niet veel over, maar hij zegt dat de zonden van de tong je hele incarnatie in de war gooien. Je hele karma wordt erdoor besmet. Dit betekent niet dat Jacobus in reïncarnatie geloofde, maar dat zegt wel dat Jacobus er op zijn minst mee bekend was en het benut. De zonde van de tong is zo ernstig dat het je eigen karma schaadt. De gevolgen van de zonde van de tong gaan verder dan het aardse leven.

In Mattheus 16: 13-14 wordt vermeld:

Mattheus 16:13-14

Toen Jezus in de omgeving van Caesarea Filippi gekomen was, vroeg Hij zijn discipelen en zeide: Wie zeggen de mensen, dat de Zoon des mensen is? En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia, of één der profeten.

Met andere woorden: de overleden profeten zijn teruggekomen; dát is wat ze zeggen! Op zijn minst een belangrijk deel van de joden in Jezus’ dagen geloofde in reïncarnatie.

Ook Jezus Zelf wijst daarop in Mattheus 11:13-14

Mattheus 11:13-14

Want al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe, en indien gij het wilt aanvaarden: Hij is Elia, die komen zou. Wie oren heeft, die hore!

In Mattheus 17:2-4 , bij de transfiguratie van Jezus op de berg in Zijn hemelse gestalte, verschijnen Mozes en Elia.

En zijn gedaante veranderde voor hun ogen en zijn gelaat straalde gelijk de zon en zijn klederen werden wit als het licht. En zie, hun verschenen Mozes en Elia, die met Hem spraken.

Ook hier is het duidelijk een teken dat de joden wel degelijk geloofden in een leven na de dood, dat het leven dóórging na de dood. Maar ze hadden geen enkel inzicht erin. Ze hadden géén leer van de hel. Ze werden niet gestraft voor hun leven en je werd ook niet beloond na de dood. Er was geen theorie over de hel in het Oude Testament. Waarom niet? Omdat het denkbeeld van de hel nog niet bestond.

Pas als we in een omgeving komen met een Grieks-Romeinse cultuur, dán bestaat opeens het denkbeeld van de hel. Want waar komt de hel vandaan? Uit de Grieks-Romeinse cultuur.

Even terug naar een volgend voorbeeld waarin duidelijk blijkt dat men in het Oude Testament wist dat er leven na de dood was. In 1 Samuel 28:6-8 gaat Saul naar een medium toe, omdat ie de geest van Samuël wil oproepen. God had uitdrukkelijk verboden dat er contact werd gezocht, en Samuël ging er helemaal door de mist in, MAAR: het was écht Samuël!!! Het was géén demonische macht! Dat zeggen sommige mensen van tegenwoordig wel, maar dat maak je nergens uit de tekst op. Je maakt nergens uit de tekst op dat er een soort demon in vermomming kwam die deed alsof, néén: Samuël verschijnt echt en die is ook hevig verontwaardigd dat Saul dit gedaan heeft. Wéér het bewijs dat het echt Samuël was. Een demon zou gezegd hebben “welkom†en die zou hem in de maling hebben genomen. Dat deed Samuël niet.

Ook hier zien we dus een hint dat Israël toch wist dat een mens niet sterft en in het dodenrijk blijft, als in slapend onder de aarde. Maar er was geen leer van, geen uitleg erover. Men was gewoon bang voor de dood. En ja, als je niet weet wat er gebeurt, dan ben je altijd bang voor de dood.

In het Nieuwe Testament is het Griekse beeld van de ziel niet nefesh maar psychē , zoals Plato daarover spreekt, en psychē is onsterfelijk. In het Griekse denken is de ziel onsterfelijk, in het bijbels-Hebreeuwse denken is de ziel sterfelijk. Maar zoals we gezien hebben wisten de Joden in het O.T. wel degelijk dat het leven doorgaat na de dood en dat God ook in het dodenrijk is.

Er zijn officiële christelijke groeperingen die geloven niet dat wij na de dood sowieso voortbestaan, maar die geloven dat we wachten tot we zullen opstaan uit de doden. Dat is een legitiem christelijk standpunt. Maar als je dat vreemd vindt en je vraagt, “waarop baseer je datâ€, dan komen ze alleen met teksten uit het Oude Testament en die alleen selectief. Als je nou deze dingen niet weet, niet op een rijtje hebt gezet, dan sta je even met je mond vol tanden. Maar uit het Nieuwe Testament haal je heel andere teksten. Paulus zegt dat ie meteen bij de Heer verwacht te zullen zijn. Het hele N.T. suggerereert dat de ziel eeuwig is en dat sterven ogenblikkelijk winst betekent. Dus het materiaal van het O.T. en het N.T. staat ten dele haaks op elkaar.

Je kunt een kerk bouwen op dit denkbeeld van het leven na de dood in het O.T. Die zijn er; de zevende dag adventisten is er een van en zo zijn er nog een paar groepen. En je kunt dus ook geloven dat de ziel eeuwig voortbestaat; dat het leven na de dood overgaat naar de multidimensionele werkelijkheid. Evenwel: je kunt geen teksten elimineren en dan vervolgens zeggen dat je bijbelgetrouw bent.

Dan nu over de specifieke begrippen in het N.T. die helaas met “hel†zijn vertaald, terwijl dat niet had gemoeten. Die begrippen zijn afkomstig uit de Griekse mythologie aan de ene kant (Tartarus en Hades) en een fysiek bestaande plaats waar een afschuwelijke religie werd bedreven anderzijds (Gehenna).

In het N.T. komen we dus 2 begrippen tegen (eigenlijk drie maar twee daarvan zijn synoniemen van elkaar) die vertaald zijn met hel. Het zijn er dus eigenlijk drie, maar een daarvan betekent hetzelfde maar dan met een ander woord. Het gaat dan om Hades en Tartarus als synoniem daarvan aan de ene kant, en Gehenna aan de andere kant.

Er zijn dus 2 begrippen in het Grieks. Deze begrippen zijn niet verzonnen door de apostelen. Deze begrippen hebben niets christelijks. Deze begrippen waren er al honderden jaren voordat het christendom verscheen. Het begrip Hades komt uit de Griekse mythologie. Bij Parga ligt “de rivier naar Hades†(ga maar googlen op Parga Hades). Daar kun je vanaf de zee zo op varen en dan kun je het land in varen en dan wordt die rivier steeds smaller en uiteindelijk eindigt die in een donkere spelonk. Volgens de legende is dat de rivier de Stix, die gaat naar het dodenrijk. Daar ligt ook een stadje bij en dat heet het “dodenstadjeâ€. Dat is een oude ruïne bij Parga. Ook de Grieken zaten niet op “Hades†te wachten. Het gaat bij Hades gewoon om het dodenrijk uit het Oude Testament. Hades was gewoon het Griekse woord voor sheol. In het OT ging iedereen naar sheol en in het Griekse denken ging iedereen naar Hades.

Hades is dus gewoon het rijk na de dood, daar waar je heen gaat als je dood bent. En ook de Grieken vonden dat niet leuk, want volgens hen piepen daar de doden, want praten konden ze niet meer. Als je de Griekse mythologie een beetje kent dan weet je dat niemand naar Hades wilde. Doodgaan was niet leuk. Maar het is niet door Jezus Christus bedacht, niet door God, het is geen geïnspireerd begrip, het komt uit de Griekse mythologie. En het is helaas in de Bijbel vertaald met “helâ€.

In een volgende bericht plaats ik nog een laatste stukje over de gruwelijke werkelijkheid van het bestaande Gehenna net buiten Jeruzalem, dat een echt bestaande plaats was en wat ze daar deden. En hoe Jezus “Gehenna†heeft gebruikt ter bemoediging en niet als dreigement, en dat helemaal niet vertaald had moeten worden met hel, en überhaupt niet vertaald had moeten worden , want geen enkele Bijbelse plaats wordt vertaald. Dat hoort niet.

(1 uit 2 berichten)

Link naar bericht
Deel via andere websites

Lappen citaten lees ik niet, maar het woord lichaam bestaat alleen in het Grieks. En de mens is één geheel en valt niet in stukjes uiteen.

De voorbeelden van aanbidding met heel uw ziel geest en lichaam zijn taalkundige verschijnselen die men een hendiadys noemt.

De mens was al een ziel, maar bij het inblazen van de neshamah werd hij een LEVENDE ziel, hij werd geen ziel.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Toen God de mens schiep, formeerde Hij hem uit stof van de aardbodem en blies toen "de levensadem" in zijn neusgaten. Zodra de levensadem, die de geest van de mens werd, in contact kwam met het menselijk lichaam, werd de ziel voortgebracht. Daarom is de ziel de combinatie van lichaam en geest van de mens. De Bijbel noemt de mens daarom "een levende ziel" (en geen dode ziel! Een dier is dus geen levende ziel.). De levensadem werd de geest van de mens; dat is het beginsel van leven in hem. Jezus vertelt ons "het is de Geest die levend maakt" (Joh. 6:63). Deze levensadem komt van God. We moeten de geest van de mens echter niet verwarren met Gods Heilige Geest. De laatstgenoemde verschilt van onze menselijke geest. Romeinen 8:16 laat het verschil zien door te verklaren:

Dit klopt niet want de mens werd geen geest. Hij was al een ziel en werd dus een levende ziel.

Dieren zijn wel degelijk ook levende zielen ,dat staat gewoon in Genesis 1 vers 21 waar het woord "scheppen" pas weer gebruikt wordt en niet het woord "maken". Het gaat om één "neshamah" want er staat: "Eén adem van de levens". Het is een meervoud. Het is één neshamah van vele levens. En daarom is het ook de neshamah, het levensbeginsel dat Adam ingeblazen kreeg,waaruit ook al de afstammelingen van Adam het leven hebben ontvangen. Een gelovige heeft dus de menselijke geest van Adam en de Heilige Geest de Geest van de 2e Adam.

"Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus". Éfeze 1 : 3

Over Wie hebben we het dan? Gewoon over een Vaderlijke God. En God reinigt de gelovige geheel en al en dat is dus zijn of haar lichaam, ziel en geest.

Thess. 5 vers 23

Een ander voorbeeld is: "Mijn ziel maakt groot de Heere." Lukas 1 : 46

Waar gaat dit dan over? Over je ziel of over je lichaam of over je geest? Wij maken daar gewoon "IK" van. Want je "IK" is dan je ziel of noem het je wezen.

En "ik" wordt dan een zelfst. nw. binnen dat verband en dus geen persoonlijk voornaamwoord.

Lastig, maar dat zijn taalkundige kwesties anders kom je er niet uit.

Link naar bericht
Deel via andere websites

×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid