Spring naar bijdragen

Gods Woord: Jezus en de Bijbel


Aanbevolen berichten

  • Antwoorden 208
  • Created
  • Laatste antwoord

Top Posters In This Topic

Christus is Gods Woord, maar Gods Woord beperkt zich niet tot Christus:

ook bijvoorbeeld de woorden van God, is Gods Woord.

De Bijbel is Gods Woord,

want God is de auteur van de Bijbel.

Hiervan getuigen de Bijbelschrijvers.

En hiervan getuigt Christus.

En voor wie er waarde aan hecht: "zo hebben de heilige Vaders het altijd gehouden".

En dit is het “eenstemmig gevoelen van alle kerkvaders en kerkleraarsâ€.

En dit is "het oude en onafgebroken standhoudende geloof der Kerk, dat bovendien door een plechtige uitspraak op de kerkvergaderingen van Florence en van Trente is gedefinieerd, en eindelijk bevestigd en nog uitdrukkelijker verklaard is op de kerkvergadering van het Vaticaan, door welke deze beslissende uitspraak is gedaan".

En dit is het getuigenis van vele Pausen, waaronder Paus Leo XIII.

De Bijbel is Gods Woord:

Deel 1

Deel 2

Deel 3:

Toepassen op het geschreven woord ?

Maar geldt dit niet alles voor het gesproken woord?

Kunnen wij dit wel toepassen op de Schrift ?

Zeker, want tussen het gesprokene en het geschrevene is geen tegenspraak, en ook het geschrevene treedt met goddelijke autoriteit op. Wel zijn de uitspraken van het OT waarin een bevel tot schrijven wordt gegeven betrekkelijk klein in aantal:

- “Toen zeide de Heere to Mozes: schrijf dit ter gedachtenis in een boek …†(Ex.17:14)

- “Verder zeide de Heere tot mij: Neem u een grote rol en schrijf daarop ….†(Jes.8:1)

- “En Ik zal over dat land brengen al Mijn woorden, die Ik daarover gesproken heb; al wat in dit boek geschreven is, wat Jeremia geprofeteerd heeft over al deze volken. †(Jer.25:13)

- “Toen antwoordde mij de HEERE, en zeide: schrijf het gezicht, en stel het duidelijk op tafelen, opdat daarin leze die voorbijloopt†(Hab.2:2)

- Etc.

Wat er zakelijk gezegd en schreven is, is één, en daarom eisen de profeten voor hun geschreven woord dezelfde autoriteit als voor’t gesproken woord. Dit blijkt duidelijk uit Jesaja 34:16:

“zoekt in het boek des Heeren, en leest; niet een van deze zal er feilen, het ene noch het andere zal men missen; want Mijn mond zelf heeft het geboden, en Zijn Geest zelf zal ze samenbrengenâ€

Met dat boek des Heeren bedoelt Jesaja de rol waarin zijn profetie wordt opgetekend, en die rol, die schrift wordt door hem genoemd het boek van Jehovah. Hij spreekt hier dus heel duidelijk de goddelijke autoriteit van zijn eigen opgetekende profetien uit, en wat van zijn profetie kan gezegd worden, is zeker ook van toepassing op de geschriften van alle profeten.

Wat we lezen in Jeremia 36:2 bevestigt dit. Daar spreekt de Heere tot Jeremia:

“neem u een rol des boeks, en schrijf daarop al de woorden, die Ik tot u gesproken heb over Israel en over Juda, en over al de volken, van den dag af, dat Ik tot u gesproken heb, van de dagen van Josia aan, tot op dezen dagâ€.

Deze rol moet Baruch worden voorgelezen, opdat “misschien hunlieder smeking voor des Heren aangezicht zal neervallen, en zij zich zullen bekeren, een iegelijk van zijn boze weg; want groot is de toorn en de grimmigheid, die de Heere tegen dit volk heeft uitgesprokenâ€

Hier wordt weer het woord des Heeren vereenzelvigd met de rol van Jeremia. Hier treedt weer de Schrift met gezag op, en wanneer straks de koning Jojakim deze rol versnijdt en in het vuur verbrandt, zegt de Heere niet: het geschrevene komt er minder op aan. Maar waakt Hij voor de eer van het geschrevene en klinkt Zijn bevel:

“neem u weder een andere rol, en schrijf daarop al de eerste woorden, die geweest zijn op de eerste rol†(vs.28). En dan spreekt Hij Zijn strafwoord uit over de koning die zich vergrepen heeft aan Zijn getuigenis.

Meerdere plaatsen zouden genoemd kunnen worden. Bedenk bijvoorbeeld slechts aan de wet des Heren. God schrijft Zelf de tien woorden op twee tafelen. Hij spreekt ook zelf meermalen van het geschrevene. In Deutr.32:24 lezen we dat Mozes de woorden der wet geschreven heeft in een boek, en Israël bezat het wetboek in Schrift.

Ten overvloede nog dit: de Heere gebiedt Daniël: “En gij, Daniël! Sluit deze woorden toe, en verzegel dit boek, tot de tijd van het einde; vele zullen het naspeuren en de wetenschap zal vermenigvuldigd worden†(Dan.12:4).

Link naar bericht
Deel via andere websites
Welke Bijbelvertaling gebruik jij Oceanos? Ik snap er weinig van. misschien hunlieder smeking voor des Heren aangezicht zal neervallen, en zij zich zullen bekeren, een iegelijk van zijn boze weg; want groot is de toorn en de grimmigheid, die de Heere tegen dit volk heeft uitgesproken.

Welke Bijbelvertaling

Wet van Mozus ?

Voor ons is de wet, de vijf boeken van Mozes, het Woord van de Here, en wij steunen in dit geloof op hetgeen de wet van zichzelf getuigt:

Het is de Heere Die haar door Mozes aan Israël gegeven heeft. Uit Zijn mond heeft het volk haar ontvangen, want dit geldt niet alleen van de tien geboden en van het verbodsboek dat in Exodus 21-23 beschreven wordt. Ook alle andere wetten komen door het spreken van God tot Israël, en keer op keer lezen we in de vijf boeken: de Heere zeide, of de Heere sprak tot Mozes. De meeste hoofddelen beginnen met deze woorden. “Toen sprak de Here tot Mozes zeggende†(ex.25:1 vgl.30:11,17,22,34; 34:1 etc.), “En de Here riep Mozes en sprak tot hem uit de tent der samenkomsten, zeggende: spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen etc. (Lev.1:1; 4:1; 6:1). “Voorts sprak de Heere tot Mozes†(Num.1:1; 2:1; 4:1, etc.). En vooral in het boek Deuteronomium, waarin Mozes het volk dat gereed staat het beloofde land binnen te trekken, herinnerd aan alles wat de Heere gedaan heeft en wordt met nadruk gewezen op de goddelijke oorsprong van de wet. “De Heere onze God sprak tot ons aan de Horeb, zeggende: †(1:6). “Gelijk de Heere tot mij gesproken had†en “toen sprak de Heere tot mij, zeggende†(2:2). “Toen sprak de Heere tot mij†(3:2). “De Heere, onze God heeft een verbond met ons gemaakt aan Horeb†(5:2). “Terzelfder tijd zeide de Heere tot mij†(10:1).

En om niet meer te noemen: Mozes schrijft de woorden van de wet tenslotte in een boek, en spreekt van dit boek: “Neemt dit wetboek, en legt het aan de zijde van de ark des verbonds des Heeren, uws Gods, dat het aldaar zij ten getuige tegen u†(31:26).

Niet alleen zegt de wet zelf dat “de Heere tot Mozes sprak aangezicht aan aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreektâ€(ex.33:11), niet slechts lezen we in het boek Numeri het woord des Heeren: “Van Mond tot mond spreek Ik met hem, en door aanzien, en niet door duistere woorden; en de gelijkenis des Heeren aanschouwt hij†(12:8), niet alleen getuigt de Heere tot Mozes, dat Hij een profeet zal verwekken, “als u†(deutr.18:18). Maar ook Israëls profeten en zangers hebben Mozus die eer gegeven. “Hij heeft Mozes Zijn wegen bekend gemaakt†(ps.103:7), en: “nochtans dacht Hij aan de dagen van ouds, aan Mozes en Zijn volk†(Jes.63:11).

Het is duidelijk dat ook de onderdelen van de Schrift getuigen dat ze van God zijn. Zij stemmen samen omdat zij het ene werk van de Heilige Geest vormen. Daarom zijn zij ook toen en door alle tijden heen als gezaghebbend erkend.

- De wet des Heeren werd in het heiligdom gelegd (ex.25:22, Deutr.31:9)

- Wat Jozua schrijft, is voor het volk het boek van de redenen des Heeren (Joz.24:26,27)

- Samuel spreekt tot het volk het recht van het koninkrijk, en schrijft het in een boek, en legt het voor het aangezicht van de Heere (1Sam.10:25)

- De poëzie wordt opgeschreven en bewaard (het lied van Mozes, Deutr.31:19). De psalmen van David, (2 Sam.1; 23:1-3, etc. psalm 72:20)

- De spreuken worden door de mannen van Hizkia verzameld (spr.25:1)

Zo heeft Israël zijn Schrift in gelovige gehoorzaamheid aanvaard. En datzelfde gezag geldt onverzwakt voor ons. Want zo buigt ook Christus zich voor haar autoriteit.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Geen idee waar we het eigenlijk over hebben, maar laat ik eens meedoen.

Wet en de christen

Betreft: De wet en de christen.

Vraag: a) Hoe is de verhouding van de christen tot de wet?

B) Wordt in 2 Jh. 5 niet op de wet gedoeld

c) Heeft de overheid en de mens in de maatschappij niet de wet te houden?

Antwoord:

a) Het woord wet heeft verschillende betekenissen. Er kan mee bedoeld zijn:

- de wet van de tien geboden, die Mozes op twee stenen tafel gegrift op de berg Horeb ontving (Ex 24:12; Hd 7: 53; Gl 3:19),

- het totaal van alle wetten, die God aan Israël gaf (2 Kn 23: 24, 25; Hd 21: 20, 21),

- een bepaalde wet, die onderdeel is van de totale wet (Lv 6: 9, 14, 25; 7:1, enz.; Dt 31:9-11)

- een bepaald gebod dat ouders hun kinderen geven (Sp 6: 20)

- de vijf boeken van Mozes (Mt 7:12; 11:13; Lk 16:16; Gl 4: 21),

- het hele Oude Testament. In Psalm 119 bijvoorbeeld wordt aan meer gedacht dan aan de wet, die op de Sinaï werd gegeven. De Psalmist denkt daar ongetwijfeld aan de vijf boeken van Mozes. Hetzelfde geldt voor Gl 4: 21, 22.

- een bepaalde stelregel of wetmatigheid (Rm 3: 27 de wet of regel van het geloof); Rm 7: 23 (een andere wet/wetmatigheid, namelijk die van de zonde)

Nu is het duidelijk dat ook voor ons de vijf boeken van Mozes, ja het hele Oude Testament Gods Woord is. Wij hebben dat woord lief te hebben net zoals de dichter van Psalm 119 dat deed. We leren daaruit Gods gedachten kennen over de diverse zaken die in het Oude Testament ter sprake komen. De vraag is echter in hoever en in welke zin het Oude Testament, en dan in het bijzonder de wet, tot ons spreekt.

Deze vraag moeten we wel stellen in verband met het onderwijs van het Nieuwe Testament. We lezen immers in Rm 6:14: ' Want de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade'. Veelal wordt deze tekst zo uitgelegd, dat we niet onder de wet zijn om gerechtvaardigd te worden, maar dat we wel onder het gebod van de wet staan. Dit onderscheid wordt hier echter helemaal niet gemaakt. Het gaat niet om rechtvaardiging, maar om niet leven onder de heerschappij van de zonde.

Anderen maken hier een onderscheid tussen de morele voorschriften van de wet en de ceremoniële voorschriften van de wet. Volgens hen staan we niet meer onder de wet wat de ceremoniële voorschriften betreft, maar wel wat de morele voorschriften aangaat. Een dergelijk onderscheid wordt in Rm 6 echter ook niet gemaakt. In tegendeel het gaat juist om het morele aspect van de wet, want vers 15 vervolgt met: 'Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Iemand zou namelijk de conclusie kunnen trekken dat als we niet onder de wet zijn, we dan maar raak kunnen leven. Een dergelijke conclusie zou totaal niet getrokken kunnen worden als we nog wel onder de morele wet stonden.

Betekent dit nu, dat we noch met de morele noch met de ceremoniële wet iets te maken hebben? Nee, maar we zullen ons wel goed moeten afvragen in welke zin we er iets mee te maken hebben. Laten we met de ceremoniële voorschriften van de wet beginnen. We lezen in Dt 25: 4: 'Gij zult een dorsende os niet muilbanden '. In letterlijke zin, zegt dit voorschrift ons niets meer. Met onze moderne landbouwtechnieken zijn de dieren als werkkrachten bijna geheel uitgeschakeld. Maar als we nu nog wel met ossen dorsten, zou het voorschrift dan wel letterlijk voor ons gelden? Laten we dan eens naar 1 Ko 9: 9,10 kijken. Daar haalt Paulus dit voorschrift aan en zegt hij:'Bemoeit God Zich soms met de ossen? Of zegt Hij dit in elk geval om onzentwil ?'. Hij wil daarmee zeggen, dat het voor ons eigenlijk niet meer om die ossen gaat, maar dat er voor ons een andere les in ligt. Die les is dat iemand die het evangelie brengt, van het evangelie mag leven. Niettemin leren we uit het voorschrift op zichzelf dat God wil dat we dieren goed behandelen. Een christelijke boer heeft dan ook goed voor zijn vee te zorgen.

Een ander voorbeeld: hebben we in Dt 22:11. Daar wordt het een Israëliet verboden kleding van tweeërlei stof te dragen. Nu dragen wij allemaal kleding van verschillende stoffen door elkaar. Zijn we dan in overtreding? Als we werkelijk onder de wet zouden zijn, zouden we daarmee inderdaad de wet overtreden. We zijn echter niet onder de wet. Maar betekent dit nu dat dit voorschrift ons helemaal niets te zeggen heeft? Nee, er ligt een les in, maar dat is een geestelijke les. In de bijbel ziet kleding in figuurlijke zin op je gedrag. Welnu, als christenen moeten we geen kleding van tweeërlei stof dragen, dat wil zeggen: we moeten ons niet enerzijds gedragen als christenen en een christelijk stofje dragen en anderzijds ons openbaren als wereldlingen met een werelds stofje. De ceremoniële wetten hebben in letterlijke zin voor ons afgedaan, maar in geestelijke of figuurlijke zin niet. Die geestelijke zin zit zelfs ook verscholen in de geschiedenissen die we in de wet aantreffen. Gl 4 houdt ons immers voor dat de geschiedenis van Abraham met Sara en Hagar een zinnebeeldige betekenis heeft.

Maar nu de morele voorschriften. Als wij onder die voorschriften als wetsbestel zouden staan, dan zouden we ook bij overtreding de straffen die de wet voorschrijft moeten handhaven. Zo lezen we in Lv 20:13 dat iemand die homosexuele gemeenschap pleegt, gedood moet worden. Dit voorschrift is aan Israël gegeven en de Israëlitische overheid had dat uit te voeren. Maar in de Gemeente van Jezus Christus kunnen we deze strafmaatregel niet toepassen. Het Nieuwe Testament geeft de leiders in de Gemeente daar de bevoegdheid niet toe. We hebben er trouwens ook geen bevoegdheid voor van de overheid. De Gemeente heeft te doen wat er in 1 Ko 5:13 staat, namelijk de (onberouwelijke) zondaar uit het midden weg te doen.

Ook ten aanzien van de morele voorschriften geldt dat we niet onder de wet zijn. Betekent dit dat wij met geen enkel gebod wat te maken hebben en dat we kunnen doen en laten wat we zelf willen? Nee, dat volgt direct al uit het feit dat God onze Heer, dat wil zeggen onze Gebieder is. We zijn Hem gehoorzaamheid verschuldigd. In Rm 6:17 schrijft de apostel Paulus dan ook:'Maar Gode zij dank: gij waart slaven van de zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is; en vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst gekomen.van de gerechtigheid.'

Dat onderricht vinden we in het Nieuwe Testament. Het is heel belangrijk op te merken, dat alle geboden van de wet, behalve het sabbatsgebod in het Nieuwe Testament herhaald worden. Maar dat niet als een wet in de zin van: Gij zult, gij zult niet, maar als een aanwijzing voor een gedrag, dat als vanzelfsprekend voortvloeit uit het feit, dat we nieuwe mensen geworden zijn. Lees daartoe Ef 4 22-24 en zie hoe het voorschrift om niet te liegen gegeven wordt:' Legt daarom de leugen af en spreekt de waarheid, ieder met zijn naaste, omdat wij leden zijn van elkander '.

Let op het motief. Er staat niet dat we dat moeten doen omdat God dat in de wet ons opgelegd heeft of omdat we de wet als regel van dankbaarheid moeten houden, maar omdat dit gedrag in overeenstemming is met het feit dat we samen één lichaam in Christus Jezus vormen. Merk ook op, dat het voorschrift niet blijft staan bij het negatieve: liegt niet. Nee, het vervolgt met het positieve: spreekt de waarheid. Hetzelfde geldt voor het voorschrift om niet te stelen. In Ef 4: 28 wordt dat zo verwoord: Wie een dief was stele niet meer, maar spanne zich liever in om met zijn handen goed werk te verrichten, opdat hij iets kan meedelen aan de behoeftige'. Niet een gebod van: gij zult niet stelen, maar een liefderijk voorschrift waarmee het gemoed aangesproken wordt. En direct erbij de positieve ombuiging naar weldoen aan de naaste.

Wie zich onder de wet stelt, ook al is dat met het idee van de wet aannemen als een regel van dankbaarheid, die komt onder het beslag van: gij zult en gij zult niet. Zo iemand mist de geest waarin het Nieuwe Testament de geboden doorgeeft. Als ook het motief dat het Nieuwe Testament er voor aangeeft.

Hierboven werd gesteld, dat het sabbatsgebod in het Nieuwe Testament niet wordt herhaald. Betekent dit dat we niets met een bijzondere dag te maken hebben? Nee, ook hier is een zwart-wit redenering fout. Maar één ding zullen we weer goed moeten beseffen, dat als we nog onder de wet als wetsbestel zouden staan, we de sabbat hadden te houden op de dag en op de wijze die God daarvoor in de wet aangegeven heeft. Als iemand zegt, dat we de sabbat hebben te houden omdat dat in de wet staat, dan hebben we de zevende dag als rustdag te eerbiedigen en niet de eerste dag van de week. Dan zouden we op die dag moeten rusten op dezelfde wijze als dat in de wet is voorgeschreven. Gelukkig zijn we echter niet onder de wet. Het Nieuwe Testament geeft ons aanwijzingen welke bijzondere waarde God aan de eerste dag van de week hecht. De dag van de opstanding van Jezus Christus. Op die dag verscheen de Heer te midden van de zijnen (Jh 20:19, 26). Op die dag moesten de discipelen in Korinthe en elders iets weg leggen voor de armen in Judea (1 Ko 16:2). Op die dag ontving Johannes de Openbaring (Op 1:10). Op die dag vergaderden de discipelen om brood te breken (Hd 20: 7). De Joden houden de sabbat, wij als christenen vieren de eerste dag van de week als de dag die de Heer toekomt.

Kortom, we leven als christenen niet onder de wet. Als we echter de voorschriften van het Nieuwe Testament naleven, als we daarbij Jezus Christus als ons grote Voorbeeld ter navolging stellen (zie 1 Ko 11:1) dan wordt 'de eis van de wet vervuld in ons die niet naar het vlees leven, maar naar de Geest' (Rm 8: 4). Wie Christus navolgt vervult de wet, ja doet zelfs meer en dat terwijl hij toch niet onder de wet is.

B) In 2 Jh.:5 is sprake van het gebod dat de gelovigen van het begin af hebben gehoord. De vraag is nu wat Johannes bedoelt met: van het begin af. Welnu 1 Jh 1:1-4 maakt dat duidelijk. Dat gedeelte begint namelijk met dezelfde woorden: 'Hetgeen was van de beginne'. Het vervolg laat zien, dat het gaat om de boodschap die de apostelen van Jezus Christus hebben gehoord en wat ze in Hem hebben gezien. 2 Jh: 5 slaat dus op het liefdegebod, dat de Heer Jezus gegeven heeft. In feite is dit het wezenlijke gebod van de wet van de tien geboden (zie Mk 12: 29, 30). Alleen ..bij Israël is dat gebod uitgewerkt in een wetsbestel met tien geboden. Maar zo komt het gebod niet tot ons. Het gebod om God en de naaste lief te hebben wordt voor ons uitgewerkt in de brieven, zoals hierboven is aangegeven: niet meer stelen, maar werken met je eigen handen, enz. Als wij nu God en de naaste liefhebben dan vervullen we de wet (zie Rm 13: 8,10 en nog eens Rm 8: 4) zonder onder het wetsbestel van de tien geboden te staan.

© De overheid wordt in Rm 13 een dienares van God genoemd. Ze is er tot beloning van hen die goed doen en tot bestraffing van hen die kwaad doen. Men heeft dus met de zedelijke normen van de wet te maken en zich daaraan te houden. De funktie van de wet wordt door Paulus ook heel duidelijk aangegeven in 1 Tm 1: 8-11. Ze is er juist om de ongelovigen te overtuigen van hun kwaad. Helaas houdt men zich tegenwoordig echter wel bezig met de rechten van de mens, met een schoon milieu, maar niet met de rechten van God en met een goed moreel milieu.

bron http://www.jaapfijnvandraat.nl/index.ph ... el&id=1198

Link naar bericht
Deel via andere websites
Lmgtfy wordt meestal gebruikt als mwn de vraag n beetje dom en/of irritant vindt. Is daar hier sprake van? Gewoom het antwoord typen was voor beiden een stuk makkelijker geweest. Anyway, 2 hits op de eerste pagina spreken over de Statenvertaling. Man wat een archaïsch taalgebruik. Ik snapte de zin die ik citeerde echt niet :)
Wet van Mozus ?

Voor ons is de wet, de vijf boeken van Mozes, het Woord van de Here, en wij steunen in dit geloof op hetgeen de wet van zichzelf getuigt:

Het is de Heere Die haar door Mozes aan Israël gegeven heeft. Uit Zijn mond heeft het volk haar ontvangen, want dit geldt niet alleen van de tien geboden en van het verbodsboek dat in Exodus 21-23 beschreven wordt. Ook alle andere wetten komen door het spreken van God tot Israël, en keer op keer lezen we in de vijf boeken: de Heere zeide, of de Heere sprak tot Mozes. De meeste hoofddelen beginnen met deze woorden. “Toen sprak de Here tot Mozes zeggende†(ex.25:1 vgl.30:11,17,22,34; 34:1 etc.), “En de Here riep Mozes en sprak tot hem uit de tent der samenkomsten, zeggende: spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen etc. (Lev.1:1; 4:1; 6:1). “Voorts sprak de Heere tot Mozes†(Num.1:1; 2:1; 4:1, etc.). En vooral in het boek Deuteronomium, waarin Mozes het volk dat gereed staat het beloofde land binnen te trekken, herinnerd aan alles wat de Heere gedaan heeft en wordt met nadruk gewezen op de goddelijke oorsprong van de wet. “De Heere onze God sprak tot ons aan de Horeb, zeggende: †(1:6). “Gelijk de Heere tot mij gesproken had†en “toen sprak de Heere tot mij, zeggende†(2:2). “Toen sprak de Heere tot mij†(3:2). “De Heere, onze God heeft een verbond met ons gemaakt aan Horeb†(5:2). “Terzelfder tijd zeide de Heere tot mij†(10:1).

En om niet meer te noemen: Mozes schrijft de woorden van de wet tenslotte in een boek, en spreekt van dit boek: “Neemt dit wetboek, en legt het aan de zijde van de ark des verbonds des Heeren, uws Gods, dat het aldaar zij ten getuige tegen u†(31:26).

Niet alleen zegt de wet zelf dat “de Heere tot Mozes sprak aangezicht aan aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreektâ€(ex.33:11), niet slechts lezen we in het boek Numeri het woord des Heeren: “Van Mond tot mond spreek Ik met hem, en door aanzien, en niet door duistere woorden; en de gelijkenis des Heeren aanschouwt hij†(12:8), niet alleen getuigt de Heere tot Mozes, dat Hij een profeet zal verwekken, “als u†(deutr.18:18). Maar ook Israëls profeten en zangers hebben Mozus die eer gegeven. “Hij heeft Mozes Zijn wegen bekend gemaakt†(ps.103:7), en: “nochtans dacht Hij aan de dagen van ouds, aan Mozes en Zijn volk†(Jes.63:11).

Het is duidelijk dat ook de onderdelen van de Schrift getuigen dat ze van God zijn. Zij stemmen samen omdat zij het ene werk van de Heilige Geest vormen. Daarom zijn zij ook toen en door alle tijden heen als gezaghebbend erkend.

- De wet des Heeren werd in het heiligdom gelegd (ex.25:22, Deutr.31:9)

- Wat Jozua schrijft, is voor het volk het boek van de redenen des Heeren (Joz.24:26,27)

- Samuel spreekt tot het volk het recht van het koninkrijk, en schrijft het in een boek, en legt het voor het aangezicht van de Heere (1Sam.10:25)

- De poëzie wordt opgeschreven en bewaard (het lied van Mozes, Deutr.31:19). De psalmen van David, (2 Sam.1; 23:1-3, etc. psalm 72:20)

- De spreuken worden door de mannen van Hizkia verzameld (spr.25:1)

Zo heeft Israël zijn Schrift in gelovige gehoorzaamheid aanvaard. En datzelfde gezag geldt onverzwakt voor ons. Want zo buigt ook Christus zich voor haar autoriteit.

Ah dus homoseksuelen moeten gestenigd worden? En jij offert duiven? En jij draagt geen kleding van meer dan één stof? Dit zijn drie ja/nee vragen, dus op de verwachte manier antwoorden zou fijn zijn.
Link naar bericht
Deel via andere websites
Ah dus homoseksuelen moeten gestenigd worden? En jij offert duiven? En jij draagt geen kleding van meer dan één stof? Dit zijn drie ja/nee vragen, dus op de verwachte manier antwoorden zou fijn zijn.
Wat is de relevantie van je drie vragen met betrekking tot het onderwerp van deze draad?

Het onderwerp is: de Bijbel is Gods Woord.

Vandaar dat ik stelde "Voor ons is de wet, de vijf boeken van Mozes, het Woord van de Here, en wij steunen in dit geloof op hetgeen de wet van zichzelf getuigt: < bijbels bewijs > ".

Link naar bericht
Deel via andere websites
Ah dus homoseksuelen moeten gestenigd worden? En jij offert duiven? En jij draagt geen kleding van meer dan één stof? Dit zijn drie ja/nee vragen, dus op de verwachte manier antwoorden zou fijn zijn.
Wat is de relevantie van je drie vragen met betrekking tot het onderwerp van deze draad?

Het onderwerp is: de Bijbel is Gods Woord.

Vandaar dat ik stelde "Voor ons is de wet, de vijf boeken van Mozes, het Woord van de Here, en wij steunen in dit geloof op hetgeen de wet van zichzelf getuigt: < bijbels bewijs > ".

Geef nou eens gewoon antwoord of de drie vragen van mystic, het zijn hele legitieme vragen in dit topic, want als de bijbel het letterlijke woord Gods is dan kan jou enige antwoord alleen maar zijn dat je 3 keer ja antwoord.
Link naar bericht
Deel via andere websites
Ah dus homoseksuelen moeten gestenigd worden? En jij offert duiven? En jij draagt geen kleding van meer dan één stof? Dit zijn drie ja/nee vragen, dus op de verwachte manier antwoorden zou fijn zijn.
Wat is de relevantie van je drie vragen met betrekking tot het onderwerp van deze draad?

Het onderwerp is: de Bijbel is Gods Woord.

Vandaar dat ik stelde "Voor ons is de wet, de vijf boeken van Mozes, het Woord van de Here, en wij steunen in dit geloof op hetgeen de wet van zichzelf getuigt: < bijbels bewijs > ".

Geef nou eens gewoon antwoord of de drie vragen van mystic, het zijn hele legitieme vragen in dit topic, want als de bijbel het letterlijke woord Gods is dan kan jou enige antwoord alleen maar zijn dat je 3 keer ja antwoord.

Als het antwoord alleen maar 3 x ja kan zijn, dan heb je het antwoord toch al?!

En mocht het antwoord niet eenduidig ja zijn, dan is logischerwijs jouw logica corrupt en dan is bovendien jouw aandringen om nou eens gewoon antwoord te geven onzuiver.

Wat jij noemt drie 'legitieme vragen', zijn dan in in wezen valstrikken vanuit een vooringenomen voorstelling van zaken.

Lees 1Cor.7:19 :

De besnijdenis is niets, en de voorhuid is niets, maar de onderhouding der geboden Gods.

Letterlijk maakt de bijbel dus onderscheid tussen ceremonie en inhoud.

Het lijkt mij daarom zeer legitiem in antwoord op jullie opzetje, dat we hier even vastleggen dat Gods Woord in letterlijkheid een nuance brengt die getuigt van een inhoudelijk deel en een vormelijk deel.

Hebben we dat maar weer gehad, en daarmee tegelijk de logica van je redenering gefalsifieerd. Want de bijbel zelf geeft hier in 1Cor.7:19 een voorbeeld dat wat er letterlijk staat een geestelijke inhoud heeft.

Dat kan toch geen verbazing wekken??!

En laten we dan in letterlijkheid nog even voortgaan, om te bewijzen dat de bijbel inderdaad in letterlijkheid gezag heeft over ons leven van nu.

Lees nu eens Rom.5:5

Want toen wij in het vlees waren, werkten de bewegingen der zonden, die door de wet zijn, in onze leden, om voor de dood vruchten te dragen.

6 Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, daar wij dien gestorven zijn, onder welke wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwheid des geestes, en niet in de oudheid der letter.

Letterlijk lezen. 'Letterlijk lezen' is natuurlijk een onzinterm van degenen die niets moeten hebben van betrouwbaar of zuiver, maar dat begrip wordt in ieder geval het beste geassocieerd met zorgvuldig lezen. Goed letterlijk lezend dus, zien we hier dat er een verandering is:

Eerst vlees en zonde, en dan geestelijk en anders (nieuw).

Eerst de letter, en nu geestelijk.

Nu vrijgemaakt van de wet.

Met het vlees vrijgemaakt van de wet? Nee, zonder vlees. Voor het vlees zijn wij gestorven.

Met de wet die afgedaan heeft? Nee de wet is goed.

Met de begeerte vrijgemaakt van de wet? nee, zonder begeerte.

Lees maar weer mee in vers 7:

Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde niet dan door de wet; want ook had ik niet geweten dat de begeerlijkheid zonde is, indien de wet niet zeide: Gij zult niet begeren.

Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewerkt; want zonder de wet is de zonde dood.

Heb je het gelezen? Zonder de wet is de zonde dood. Zonder de wet is het geweten vrij.

En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar toen het gebod gekomen is, zo is de zonde weer levend geworden, doch ik ben gestorven.

En het gebod, dat ten leven was, dat is mij ten dood bevonden. Want de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft mij verleid, en erdoor gedood.

Alzo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig, en rechtvaardig, en goed.

Is dan het goede van de wet onze dood geworden? Nee, integendeel! De zonde werd onze dood omdat bekend moet worden dat het ook echt zonde is. En doordat de zonde onze dood bewerkt, werkt zij het goede via de wet. Want de wet benoemt concreet wat zondig is zodat de zonde niet een ongerichte algemene norm is, maar een rechtstreekse strijd met de wet.

Want het rare is dat wij niet herkennen uit onszelf wat goed is of zondig. Want wat we willen (God dienen) doen we niet, terwijl we wel doen wat we haten (zondigen).

Als we dan zo doen wat we niet willen, dan erkennen we daarin dat de wet goed is.

1Tim.1 :8 Wij weten, dat de wet goed is, zo iemand die wettig gebruikt;

De wet is niet voor de rechtvaardigen gemaakt, maar de onrechtvaardigen en de halsstarrigen, de goddelozen en de zondaars, de onheiligen en de ongoddelijken, de vadermoordenaars en de moedermoordenaars, de doodslagers, De hoereerders, hun, die bij mannen liggen, de mensendieven, de leugenaars, de meinedigen, en zo er iets anders tegen de gezonde leer is;

Naar het Evangelie der heerlijkheid van de zalige God, dat mij toebetrouwd is.

Wilde je het letterlijker hebben?

Begrijp je nu dat het wel wat erg extreem is om hier publiekelijk te gaan zitten vertellen dat wie Gods Woord serieus neemt, Christus als offer niet meer mag aannemen en zijn kruistocht niet mag volgen, omdat het volk Israël in de woestijn dat ook niet mocht?

Als er dan in de bijbel nuances gelden, dan slaat het nergens op om de wet van Mozes van toepassing te verklaren op een christen. Dat zeg ik dus op algemene regelen van logica, niet op basis van een inhoudelijke benadering vanuit bijvoorbeeld Romeinen of Galaten.

En de wijze waarop je dat doet houdt ook geen steek. Want wat je zoekt is bevrijding van de norm van de oude wet. Maar we hadden al direct in de eerste aangehaalde tekst geconstateerd dat er in het oude testament ceremoniële delen zijn en morele delen.

Ik hoop dat hiermee voldoende is onderbouwd dat de vragen die jullie stellen niet zo legitiem zijn als jullie doen voorkomen, maar eerder getuigen van een onzuivere benadering van een algemene waarheid die wordt gebruikt om je eigen voorstelling van zaken te forceren.

Maar laten we het momentum niet geheel verliezen en ook een wel legitieme vraag stellen:

De voorbeeldjes waar jullie zo op gebrand zijn, zijn die volgens jullie voorbeelden van een ceremoniële wet of van een morele wet?

Ik zal het even voor jullie versimpelen:

Is het huwelijk dat door God is ingesteld ceremonieel of moreel?

Is het onzedelijke moreel of ceremonieel?

Is het stenigen zelf ceremonieel of moreel?

Link naar bericht
Deel via andere websites
Dit gaat nergens over

Ja, sorry ik geloof dat ik die emotie wel begrijp. En misschien zijn we het op een bepaald punt eens. Maar misschien ook wordt het gewoon teveel.

homoseksuelen moeten gestenigd worden?

En jij offert duiven?

En jij draagt geen kleding van meer dan één stof?

Dit zijn drie ja/nee vragen, dus op de verwachte manier antwoorden zou fijn zijn.

Wat is de relevantie van je drie vragen met betrekking tot het onderwerp van deze draad?

Het onderwerp is: de Bijbel is Gods Woord.

Geef nou eens gewoon antwoord of de drie vragen van mystic, het zijn hele legitieme vragen in dit topic, want als de bijbel het letterlijke woord Gods is dan kan jou enige antwoord alleen maar zijn dat je 3 keer ja antwoord.

Als het antwoord alleen maar 3 x ja kan zijn, dan heb je het antwoord toch?!

Link naar bericht
Deel via andere websites

Degene die aan opzetjes doet is niet de 'jullie' waar je naar refereert broer konijn. Als je intelligent genoeg bent om te snappen dat de wetten van t OT meerdere lagen heeft (wat overigens de materie niet opeens duidelijk of eenduidig maakt, laat staan een 'excuus' is om een andere laag af te wimpelen oid), ben je vast ook intelligent genoeg om te snappen wat Queeste bedoelt :)

Link naar bericht
Deel via andere websites
Ah dus homoseksuelen moeten gestenigd worden? En jij offert duiven? En jij draagt geen kleding van meer dan één stof? Dit zijn drie ja/nee vragen, dus op de verwachte manier antwoorden zou fijn zijn.
Wat is de relevantie van je drie vragen met betrekking tot het onderwerp van deze draad?

Het onderwerp is: de Bijbel is Gods Woord.

Vandaar dat ik stelde "Voor ons is de wet, de vijf boeken van Mozes, het Woord van de Here, en wij steunen in dit geloof op hetgeen de wet van zichzelf getuigt: < bijbels bewijs > ".

Geef nou eens gewoon antwoord of de drie vragen van mystic, het zijn hele legitieme vragen in dit topic, want als de bijbel het letterlijke woord Gods is dan kan jou enige antwoord alleen maar zijn dat je 3 keer ja antwoord.

Deze draad gaat over de vraag OF de Bijbel Gods woord is. Als we het hier allemaal over eens zijn dan kan dit draadje verder wel dicht. Vanzelfsprekend zijn er allerlei consequenties aan te verbinden in vele schakeringen. Wil je daar forumleden over horen open dan een topic daarvoor, of doe het niet. Zolang je hier maar on-topic blijft.

Link naar bericht
Deel via andere websites

De Bijbel is Gods Woord,

want God is de auteur van de Bijbel.

Deel 1

Deel 2

Deel 3

Deel 4

Deel 5:

Geest en Woord.

Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. (..) gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader (Rom 8:14,16)

De ware Geest getuigt van Christus.

De Geest der waarheid, Die van den Vader uitgaat, Die zal van Mij getuigen. (Joh.15:26).

Want door Hem hebben wij beiden den toegang door één Geest tot den Vader

Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten,waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; (Ef.2:20)

En Christus en de apostelen getuigen van de Schrift:

Christus getuigenis

Christus heeft het OT altijd als eenheid beschouwt.

Dit blijkt in de eerste plaats uit al de uitspraken waarin het OT ‘de Schrift’(enkelvoud) genoemd wordt, terwijl toch in devolgende teksten verschillende boeken geciteerd worden ( b.v. Luk.4:21, Joh.7:38, Joh.13:18 ; 17:12 ; 19:24, 28, 36, 37, Joh.20:9, etc.).

De eenheid leert Jezus ons in Joh.10:35: “en de Schrift kan niet gebroken wordenâ€. Hier haalt Hij een woord aan uit psalm 82 om de Joden ervan te overtuigen dat dit woord goddelijke autoriteit heeft. En stelt Hij voorop dat al wat in het OT staat vast en bondig is. De schrift, dat is dus heel het OT, laat zich niet verbreken, dus dit geldt ook voor dit psalmwoord.

Bovendien wordt de eenheid bevestigd omdat Christus van dit psalmwoord zegt “is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd, gij zijt goden†(vers 34). Hij plaatst dus het psalmwoord in de wet. Hij gebruikt de naam wet voor de gehele Oude Testament.

Voor Christus bestaat de eenheid van de Schriften hierin dat achter de bijbelschrijvers de Heilige Geest staat, en dat de Schrift in al haar delen het Woord van God is.

Want Hij haalt wel meermalen een tekst uit het OT aan met de naam van de schrijver, maar Hij citeert ook uit dezelfde schrijvers meermalen met de formule “er staat geschrevenâ€, of nog sterker: Hij gebruikt ook de uitdrukking: “want David heeft door den Heiligen Geest gezegd†(Mark.12:36), en erkent daarmee dat David door de geest gedreven is.

Noemen van de naam van de schrijver:

- Mozes, b.v. in Matt.8:4 ; 19:8 ; Joh.5:45 ; 7:22

- Jesaja in Matt.15:7

- David in Matt.22:43

- Daniël in Matt. 24:15

Christis heeft dus oog voor de eigen karakteristiek van de bijbelschrijver en voor de menselijke factor. Maar tegelijk legt Hij alle nadruk op de goddelijke factor.

Onder andere uit het feit dat hij keer op keer zijn aanhalingen aldus inleidt: “gelijk geschreven staatâ€, of “er is geschrevenâ€.

Deze uitdrukking zegt niet slechts dat hier en daar wat geschreven of te lezen staat, maar wijst klaarblijkelijk op een autoriteit. Het is niet maar een mensenwoord, dat wij voor kennisgeving kunnen aannemen, maar het goddelijke getuigenis, dat voor ons kracht van wet heeft en waaraan wij gehoorzaamheid verschuldigd zijn.

- zo weerstaat Hij in de woestijn de verzoeking van de duivel met het: er is geschreven (matt.4:4, 7, 10).

- Zo getuigt Hij van Johannes de Doper: “deze is het, van denwelken geschreven staatâ€(matt.11:10; vgl Luk.10:26; Joh.6:45).

Dat Jezus deze autoriteit van het OT erkent is b.v. te zien in het feit dat Jezus in Matt.9:13 twee uitspraken van het OT, namelijk Hosea 6:6 en Micha 6:8 aaneenrijgt tot een Schriftwoord.

Ook wordt dit bewezen uit al de uitspraken van Jezus waarin hij het OT aanhaalt en deze woorden dan inleidt met de formule: “God spreektâ€:

- Zo spreekt Hij van David dat deze in de 110e psalm door de Geest de Messias zijn Heere noemt (Matt.22:43, mark.12:36).

- En zo citeerd Hij de wetten van het Oude Verbond niet als wetten van Mozes, maar als geboden van de Heere (Matt.15:4 ; Mark.12:46).

Nooit heeft Christus ook maar in een opzicht de goddelijke herkomst van het OT geloochend of in twijfel getrokken, maar altijd is door Hem dit Bijbeldeel beschouwd als het werk van de Heilige Geest. En daarom heeft Jezus zich ook onvoorwaardelijk aan het gezag van de Schrift onderworpen in absolute gehoorzaamheid.

De Gehoorzaamheid van Jezus blijkt zelfs bij enkele woorden, ook aan die enkele woorden kent Jezus gezag toe:

  • 1) Bijvoorbeeld in het betoog dat Christus houdt tegen de Sadduceën over de opstanding uit de doden. Die Sadduceën hebben Hem lastig gevallen met de vraag naar de vrouw die 7 mannen gehad had:
    “in de opstanding dan, wiens vrouw zal zij wezen van die zeven? Want zij hebben ze allen gehad.†En dan antwoordt Jezus hun: “gij dwaalt, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods. Want in de opstanding nemen zij niet ten huwelijk, noch worden ten huwelijk uitgegeven, maar zij zijn als engelen Gods in de hemel. En wat aangaat de opstanding der doden, hebt gij niet gelezen hetgeen van God tot u gesproken is. Die daar zegt: Ik ben de God Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs ? God is niet een God der doden, maar der levenden. †(Matt.22:23-32).
    Dit woord van God waarop de Heiland zich beroept, is het woord dat Hij tot Mozes gesproken heeft vanuit het brandend braambos, en nu is Jezus Conclusie: wanneer God zich zovele jaren na de dood van de aartsvaders nog openbaart als de God van Abraham, Izak en Jakob, en zegt: ik ben hun God, moet volgen dat zij nog leefden en nog bestonden omdat God Zich niet hun God kan noemen als ze niet meer leefden.
    Dus de bewijsvoering zou alle grond hebben gemist wanneer er in de plaats van ‘Ik ben’ stond: ‘Ik ben geweest’. En dat is in het Hebreeuws slechts een klein verschil. Dat hangt slechts van enkele letters af.
  • 2)
    In Matt.22:41-46, wijst Jezus de Farizeën er op dat Davids Zoon ook Davids Heere is en dus zelf God is. Want David zegt inde 110e psalm: “De Heere heeft gezegd tot mijn Heere: zit aan Mijn rechterhand†(vs.1). Hierop komt alles aan op het tweetal woorden ‘Mijn Heere’ of liever op het ene woord “mijnâ€. En dat bezittelijke voornaamwoord ‘Mijn’ wordt in het Hebreeuws uitgedrukt door één letter, namelijk de jod, zodat de klem van Jezus betoog hangt aan die ene letter. Zo nauw neemt Jezus de autoriteit van het OT, en zo nauw luistert voor Hem het gezag van deze uitspraken van de Schrift.

En wie hierop let verstaat ook dat de Heiland in de bergrede zegt:

“Want voorwaar zeg Ik u: totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota (kleinste letter van hebr. alfabet), noch een tittel (de kleine streepjes en bochtjes waardoor de verschillende letters uit het hebr. alfabet zich laten onderscheiden), van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied.â€(matt.5:18).

Of zoals Lukas deze waarheid van de Heere weergeeft: “het is lichter, dat de hemel en de aarde voorbijgaan, dan dat een tittel van de wet valle â€(Luk.16:17).

Sterker kan het gezag van het OT niet beleden worden.

En wanneer het dan aankomt op de jota’s en de tittel’s, op de kleinste letters en de kleinste tekens, dan ook zeer zeker op het kleinste en geringste, wat de Heilige Schrift ons meedeelt, en waarin wij misschien slechts bijkomstigheden zien.

Wij hebben slechts te aanvaarden wat door de Geest van God tot ons is gekomen.

Want Indien Christus het niet beneden Zich geacht heeft om voor de letter van de Schrift te buigen, dan is zeker in geen enkel opzicht vernederend voor ons of een afbreuk aan onze christelijke vrijheid, wanneer wij ootmoedig geloven hetgeen door de heilige schrijvers is te boek gesteld.

Link naar bericht
Deel via andere websites
(..)

Overigens is de Bijbel gewoon geschreven door mensen en wordt gelezen door mensen, dus wanneer niet beiden vervuld zijn van de Geest is het sowieso niet het Woord van God.

Want Gods Woord is Gods Woord omdat het van God komt; dit is niet afhankelijk van de mens.

Ook al wordt het gesproken Woord van God niet gelooft; het blijft toch Gods Woord.

Ook al wordt het vleesgeworden Woord niet aangenomen; Het blijft toch Gods Woord.

Ook al wordt Gods Woord niet in de Geest gelezen; het blijft Gods toch Woord.

Want God is de Auteur is van de Bijbel.

Nee, geen speld tussen te krijgen.
Link naar bericht
Deel via andere websites
De Bijbel is Gods Woord,

want God is de auteur van de Bijbel.

Deel 1

Deel 2

Deel 3

Deel 4

Deel 5:

(..)

Christus getuigenis

Christus heeft het OT altijd als eenheid beschouwt.

Dit blijkt in de eerste plaats uit al de uitspraken waarin het OT ‘de Schrift’(enkelvoud) genoemd wordt, terwijl toch in de volgende teksten verschillende boeken geciteerd worden ( b.v. Luk.4:21, Joh.7:38, Joh.13:18 ; 17:12 ; 19:24, 28, 36, 37, Joh.20:9, etc.).

De eenheid leert Jezus ons in Joh.10:35: “en de Schrift kan niet gebroken wordenâ€. Hier haalt Hij een woord aan uit psalm 82 om de Joden ervan te overtuigen dat dit woord goddelijke autoriteit heeft. En stelt Hij voorop dat al wat in het OT staat vast en bondig is. De schrift, dat is dus heel het OT, laat zich niet verbreken, dus dit geldt ook voor dit psalmwoord.

Bovendien wordt de eenheid bevestigd omdat Christus van dit psalmwoord zegt “is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd, gij zijt goden†(vers 34). Hij plaatst dus het psalmwoord in de wet. Hij gebruikt de naam wet voor de gehele Oude Testament.

Voor Christus bestaat de eenheid van de Schriften hierin dat achter de bijbelschrijvers de Heilige Geest staat, en dat de Schrift in al haar delen het Woord van God is.

Want Hij haalt wel meermalen een tekst uit het OT aan met de naam van de schrijver, maar Hij citeert ook uit dezelfde schrijvers meermalen met de formule “er staat geschrevenâ€, of nog sterker: Hij gebruikt ook de uitdrukking: “want David heeft door den Heiligen Geest gezegd†(Mark.12:36), en erkent daarmee dat David door de geest gedreven is.

Noemen van de naam van de schrijver:

- Mozes, b.v. in Matt.8:4 ; 19:8 ; Joh.5:45 ; 7:22

- Jesaja in Matt.15:7

- David in Matt.22:43

- Daniël in Matt. 24:15

Christus heeft dus oog voor de eigen karakteristiek van de bijbelschrijver en voor de menselijke factor. Maar tegelijk legt Hij alle nadruk op de goddelijke factor.

Onder andere uit het feit dat hij keer op keer zijn aanhalingen aldus inleidt: “gelijk geschreven staatâ€, of “er is geschrevenâ€.

Deze uitdrukking zegt niet slechts dat hier en daar wat geschreven of te lezen staat, maar wijst klaarblijkelijk op een autoriteit. Het is niet maar een mensenwoord, dat wij voor kennisgeving kunnen aannemen, maar het goddelijke getuigenis, dat voor ons kracht van wet heeft en waaraan wij gehoorzaamheid verschuldigd zijn.

- zo weerstaat Hij in de woestijn de verzoeking van de duivel met het: er is geschreven (matt.4:4, 7, 10).

- Zo getuigt Hij van Johannes de Doper: “deze is het, van denwelken geschreven staatâ€(matt.11:10; vgl Luk.10:26; Joh.6:45).

Dat Jezus deze autoriteit van het OT erkent is b.v. te zien in het feit dat Jezus in Matt.9:13 twee uitspraken van het OT, namelijk Hosea 6:6 en Micha 6:8 aaneenrijgt tot een Schriftwoord.

Ook wordt dit bewezen uit al de uitspraken van Jezus waarin hij het OT aanhaalt en deze woorden dan inleidt met de formule: “God spreektâ€:

- Zo spreekt Hij van David dat deze in de 110e psalm door de Geest de Messias zijn Heere noemt (Matt.22:43, mark.12:36).

- En zo citeert Hij de wetten van het Oude Verbond niet als wetten van Mozes, maar als geboden van de Heere (Matt.15:4 ; Mark.12:46).

Nooit heeft Christus ook maar in een opzicht de goddelijke herkomst van het OT geloochend of in twijfel getrokken, maar altijd is door Hem dit Bijbeldeel beschouwd als het werk van de Heilige Geest. En daarom heeft Jezus zich ook onvoorwaardelijk aan het gezag van de Schrift onderworpen in absolute gehoorzaamheid.

Vanwege o.a. bovengenoemde getuigenis van Christus geldt: de Bijbel is Gods Woord.

Nee, geen speld tussen te krijgen.

Ah was jij het.

Toen ik vroeg om Bijbelse weerlegging,

kon ik een speld horen vallen.

Link naar bericht
Deel via andere websites
De Bijbel is Gods Woord,

want God is de auteur van de Bijbel.

En hoe noem je dan de schrijvers van de bijbelboeken?
Schrijvers, auteurs.

Bijbelboek van een auteur of van God ?

Christus heeft oog voor de bijbelschrijvers; hij noemt ze bijvoorbeeld bij naam, maar Christus erkent dat het God is die de eigenlijke schrijver is; het is Gods Geest waardoor de Schrijvers gedreven zijn. Betreft David; lees wat Christus zegt in Markus 12:36 “want David heeft door den Heiligen Geest gezegdâ€.

Of bijvoorbeeld betreft Mozes; Christus heeft het over de geboden van Mozes (Matt. 8:4), maar erkent tevens dat het in feite niet Mozes’geboden zijn, maar Gods geboden.

Het maakt daarom voor wat betreft gezag niet uit of het bijvoorbeeld een boek is van Micha of Hosea. Want achter alle bijbelschrijvers staat Gods Geest. God is dé auteur van de bijbel.

Ook de apostelen getuigen telkens van zowel de bijbelschrijver maar tevens van het goddelijke van hun Schriftwoorden:

- “hetgeen van den Heere gesproken is door den profeet†(Matt.1:22)

- “hetgeen van den Heere gesproken is door den profeet†(Matt. 2:15)

- “deze Schrift moest vervuld worden, welke de Heilige Geest door den mond van David voorzegt heeft†( Hand.1:16)

- “God (..) Die door den mond van David, Uw knecht, gezegd hebt†(Hand.4:25)

- “Wel heeft de Heilige Geest gesproken door Jesaja, den profeet†(Hand.28:25)

- “God voortijds veelmaal en op velerlei wijze tot de vaderen gesprokken hebbende door de profeten†(hebr.1:1), en “Daarom zegt de Heilige Geestâ€(hebr.1:1; 3:7; vgl.4:3; 5:6 etc.)

Dus telkens oog voor de Bijbelschrijver, maar tegelijk met goddelijk gezag als Gods Woord zelf. En NIET enkel het woord van de mens. Dit komt omdat:

Al de Schrift is van God ingegeven. Voortijds niet voortgebracht door den wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken. (2 Tim.3:15, 16, 2 Petrus 1:19-21)

Vergelijk het anders met Jezus: Wat Jezus zei was van een mens, maar tegelijk ook met goddelijk gezag. Zo zijn de Bijbelboeken van mensen maar tegelijkertijd hebben deze woorden goddelijke gezag.

Link naar bericht
Deel via andere websites
De Bijbel is Gods Woord, want God is de auteur van de Bijbel. Deel 1 Deel 2 Deel 3 Deel 4 Deel 5:(..)
Nee, geen speld tussen te krijgen.

Ah was jij het.

Toen ik vroeg om Bijbelse weerlegging,

kon ik een speld horen vallen.

:)

Nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken" (2 Petrus 1:20,21).

Link naar bericht
Deel via andere websites
De Bijbel is Gods Woord,

want God is de auteur van de Bijbel.

En hoe noem je dan de schrijvers van de bijbelboeken?
Schrijvers, auteurs.

Bijbelboek van een auteur of van God ?

Christus heeft oog voor de bijbelschrijvers; hij noemt ze bijvoorbeeld bij naam, maar Christus erkent dat het God is die de eigenlijke schrijver is; het is Gods Geest waardoor de Schrijvers gedreven zijn.

Dat noem je een inspiratiebron. De schrijver is degene die daadwerkelijk de pen oppakt en de woorden neerpent op een blaadje.
Link naar bericht
Deel via andere websites
En hoe noem je dan de schrijvers van de bijbelboeken?
Schrijvers, auteurs.

Bijbelboek van een auteur of van God ?

Christus heeft oog voor de bijbelschrijvers; hij noemt ze bijvoorbeeld bij naam, maar Christus erkent dat het God is die de eigenlijke schrijver is; het is Gods Geest waardoor de Schrijvers gedreven zijn.

Dat noem je een inspiratiebron. De schrijver is degene die daadwerkelijk de pen oppakt en de woorden neerpent op een blaadje.

Bedankt voor je reactie.

Wat je noemt is onjuist. Laat ik een voorbeeld nemen:

Wie schreef Jeremia?

Degene die de pen oppakte en de woorden neerpende was Baruch.

“Toen riep Jeremía Baruch, den zoon van Neríja; en Baruch schreef uit den mond van Jeremía alle woorden des HEEREN, die Hij tot hem gesproken had, op een rol des boeks.

En Jeremía gebood Baruch, zeggende (..) Zo ga gij heen en lees in de rol, in dewelke gij uit mijn mond geschreven hebt†(Jer.36:4-6)

Maar achter de schrijver Baruch, staat de eigenlijke auteur: Jeremia. De Brief begint ook met “De woorden van Jeremíaâ€, en Jeremia schrijft dan ook in de ik vorm. (Jer.1, etc.)

Maar achter Baruch, ja zelfs achter Jeremia staat de eigenlijke auteur. En dat is God.

Jeremia schrijft dan bijvoorbeeld op meerdere plekken: “Het woord des HEEREN dan geschiedde tot mij, zeggende:†(Jer.1:4).

Jeremia zei zelfs letterlijk tegen Baruch dat hij moest opschrijven in een boekrol, uit de mond van Jeremia, alle woorden des Heeren die God tot Jeremia gesproken had (Jer.36:6)

De brief Jeremia is dus Gods Woord.

Het was niet de wil van Jeremia zelf om te schrijven. Al vanaf het begin sputterde Jeremia tegen. God zei tegen Jeremia dat hij als profeet Gods Woorden moest overbrengen. Maar Jeremia antwoordde aan God: “Ach Heere HEERE, zie, ik kan niet spreken, want ik ben jongâ€.

En God antwoordde aan Jeremia: “Zeg niet: Ik ben jong; want overal waarheen Ik u zenden zal, zult gij gaan, en alles wat Ik u gebieden zal, zult gij spreken. (…)En de HEERE stak Zijn hand uit en roerde mijn mond aan; en de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond.†(Jer.1:4-9).

en dan moet Jeremia later belijden:

“Heere! Gij hebt mij overreed, en ik ben overreed geworden: Gij zijt mij te sterk geweest, en hebt overmocht …. Dies zeide ik: ik zal Zijner niet gedenken, en niet meer in Zijn naam spreken; maar het werd in mijn hart als een brandend vuur, besloten in mijn beenderen; en ik bemoeide mij om te verdragen, maar kon niet†(Jer.20:7,9).

En telkens weer opnieuw klinkt het in de brief “Zo zegt de HEERE…â€

“En Ik zal over dat land brengen al Mijn woorden, die Ik daarover gesproken heb; al wat in dit boek geschreven is, wat Jeremia geprofeteerd heeft over al deze volken. †(Jer.25:13)

Een sprekend voorbeeld vinden we bij Jeremia, als hij om zijn verkondiging van Jeruzalem’s verwoesting met de dood wordt bedreigd. In zijn verdedigings rede doet hij geen poging zich te rechtvaardigen anders dan met zijn beroep op zijn Goddelijke zending:

“De HEERE heeft mij gezonden, om tegen dit huis en tegen deze stad te profeteren al de woorden, die gij gehoord hebt;

Nu dan, maakt uw wegen en uw handelingen goed, en gehoorzaamt de stem des HEEREN, uws Gods; zo zal het den HEERE berouwen over het kwaad, dat Hij tegen u gesproken heeft.

Doch ik, ziet, ik ben in uw handen; doet mij, als het goed, en als het recht is in uw ogen;

Maar weet voorzeker, dat gij, zo gij mij doodt, gewisselijk onschuldig bloed zult brengen op u, en op deze stad, en op haar inwoners; want in der waarheid, de HEERE heeft mij tot u gezonden, om al deze woorden voor uw oren te spreken.â€(Jer.26:12-15)

Christus

Het zijn dus niet slechts de woorden van Jeremia; het zijn de woorden van God, die met het gezag van God zelf tot ons komt. En daarom met goddelijke gezag.

En daarom citeert Christus in Matt.21:13 niet slechts de woorden van een zekere Jeremia, maar Christus citeert de brief van Jeremia gezaghebbend: Er stáát geschreven. En dat is voor Christus het einde van alle tegenspraak. En wij als navolgers van Christus mogen Hem hierin volgen hoe Hij met de Schrift omging.

Als Christus bijvoorbeeld een wet van Mozes citeert, dan noemt hij soms Mozes, maar soms ook de Auteur die achter Mozes staat met "Want God heeft geboden, zeggende" (Matt.15:4).

Als Christus bijvoorbeeld David citeert, dan noemt hij soms David, maar soms ook erkennende de Auteur die achter David staat met "want David heeft door den Heiligen Geest gezegd" (Mark.12:36).

Vandaar, "Al de Schrift is van God ingegeven…" (2 Tim.3:16).

De Bijbel claimt veelvuldig Gods Woord te zijn. Het is van God ingegeven door de onfeilbare ingeving van de Heilige Geest. Haar gezag berust op haar Goddelijkheid..

De oorsprong van de Schrift ligt niet in de wil van mensen, maar in de werking van Gods Geest. Daaruit volgt dat wij in de Schrift, al is zij door mensen geschreven, niet met een gewoon menselijk boek te doen hebben.

"Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging; Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken." (2 Petrus 1:21).

God is dus de Auteur: het komt met het gezag van God.

Zoals wiki zegt: Een auteur (van het Latijnse auctor, schrijver) is de oorspronkelijke geestelijke eigenaar. Denk maar aan het woord autoriteit. De Bijbeltekst komt met de autoriteit van God.

Link naar bericht
Deel via andere websites

De Bijbel is Gods Woord,

want God is de auteur van de Bijbel.

Deel 1 Deel 2 Deel 3 Deel 4 Deel 5

Ah was jij het.

Toen ik vroeg om Bijbelse weerlegging,

kon ik een speld horen vallen.

Ik reageerde niet op je vraag. Ik citeerde slechts een alinea van je alwaar de logica als een speld in de hooiberg was: onmogelijk te vinden.

Henkjan37 noemde dat de Bijbel niet Gods Woord zou zijn als het niet gelezen word door mensen die vervuld zijn van de Geest. (Henkjan37 noemde ook een ander aspect maar daar was ik het wel mee eens).

Ik reageerde daarop dat die helemaal niet afhankelijk was van mensen. Tuurlijk Woord en Geest is eenheid, en de Bijbel kan alleen met de Geest gelezen worden. Maar het feit dat de Bijbel Gods Woord is, is niet afhankelijk van de mens. Gods Woord is Gods Woord omdat het van God komt (c.q.. omdat God de auteur is)

Met deze zin bewijs ik dus geenszins dat de Bijbel Gods Woord is of dat God de Auteur is( dat bewees ik elders).

Nee alleen dat het onafhankelijk van de mens is. Lees maar m’n letterlijke bijdrage:

Want Gods Woord is Gods Woord omdat het van God komt; dit is niet afhankelijk van de mens.

Ook al wordt het gesproken Woord van God niet gelooft; het blijft toch Gods Woord.

Ook al wordt het vleesgeworden Woord niet aangenomen; Het blijft toch Gods Woord.

Ook al wordt Gods Woord niet in de Geest gelezen; het blijft Gods toch Woord.

Want God is de Auteur is van de Bijbel.

En hierop reageerde jij met “Nee, geen speld tussen te krijgenâ€.

Maar zie je nu de logica? Namelijk:

- Logisch dat de Bijbel Gods Woord is als het woorden van God zijn. Dat is onafhankelijk of en hoe een mens het leest.

- Logisch dat de Bijbel Gods Woord is, maar dan vanwege de vele argumenten en bewijs die ik in deze draad aandroeg.

Vandaar dat ik terug reageerde. Weliswaar met een kleine speldenprik, maar in serieusheid gericht op het hart van het onderwerp..

Nu we je speld in de hooiberg hervonden hebben, blijft dus de vraag en uitnodiging, of je de speld ergens tussen kunt krijgen, of dat we een speld gaan horen vallen bij mijn vraag om Bijbelse weerlegging.

Link naar bericht
Deel via andere websites

×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid