Spring naar bijdragen

Gods Woord: Jezus en de Bijbel


Aanbevolen berichten

  • Antwoorden 208
  • Created
  • Laatste antwoord

Top Posters In This Topic

Je kunt Jezus Christus niet kennen zonder de Schrift. Dat is wel duidelijk.

Maar dat wil niet zeggen dat Jezus samenvalt met de bijbel. Jezus is de verlosser, Jezus is het levende Woord waarmee een christen een relatie aangaat in het geloof. De bijbel is een middel om Jezus te leren kennen.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Door of hem direct ontmoet te hebben of door mondelinge overdracht. En dat is weer op schrift gesteld, de evangeliën uit het nieuwe testament.

Dus dan toch weer (alleen) de Bijbel...?

Ben je aan het trollen of begrijp je het gewoon echt niet?

Trollen niet echt... ik snap het als je uitgaat van de Bijbel en daar je kennis van Jezus op baseert. Maar zodra dingen als Jezus is het levende Woord wordt geroepen wordt t me allemaal wat schimmig. Wat wordt er dan mee bedoeld? En hoe zou je Jezus kunnen leren kennen zonder het geschreven woord? Dat soort dingen lijken te worden geroepen, vandaar dat ik daar op in wil gaan.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Je kunt Jezus niet echt kennen zonder de Schrift, dat klopt. Maar het levende Woord wil zeggen dat Jezus een levende realiteit is waarmee een relatie wordt aangegaan in het geloof.

Als het bij het lezen óver zou blijven is er geen verschil tussen Jezus en welk ander persoon dan ook waar je een boek over kunt lezen.

Link naar bericht
Deel via andere websites

De woorden van de HEERE zijn reine woorden,

als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes,

gezuiverd zevenmaal.

Ú, HEERE, zult hen bewaren,

U zult hen beschermen tegen dit geslacht, voor eeuwig.

Psalm 12:7,8 [HSV]

"Naast dat de Bijbel Schrift geworden is, weten 'we' ook dat God de Auteur is van de Bijbel." Wie zegt dat? Ik weet alleen dat er in de Bijbel ergens staat de heel de Schrift door God is geinspireerd oid. Zijn er nog andere aanwijzingen?
In onderstaande allereerst even de focus op het OT.

De Bijbel claimt veelvuldig Gods Woord te zijn. Het is van God ingegeven door de onfeilbare ingeving van de Heilige Geest. Haar gezag berust op haar Goddelijkheid..

De oorsprong van de Schrift ligt niet in de wil van mensen, maar in de werking van Gods Geest. Daaruit volgt dat wij in de Schrift, al is zij door mensen geschreven, niet met een gewoon menselijk boek te doen hebben. Je noemde al de tekst uit Timotheüs:

“Al de Schrift is van God ingegeven…†(2 Tim.3:16).

En neem bijvoorbeeld ook Petrus. Hij zegt wel heel stellig “wij zijn geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgdâ€. Maar hoe weet hij dat zo zeker? De Schrift waarop hij zich beriep was toch vele honderden jaren oud.

Petrus geeft 2 redenen waarom hij het zo zeker weet.

De eerste reden is dat hij zelf getuige was van Christus Majesteit: Hij was erbij toen Christus op de berg verheerlijkt werd. Petrus heeft tezamen met de discipelen Gods stem vanuit de Hemel gehoord die toen zei over Jezus: “Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hemâ€.

En de tweede reden die Petrus geeft is de Schrift:

“En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel dat gij daarop acht hebt, als op een licht schijnende in een duistere plaatsâ€.

Petrus noemt de Schrift dus ‘vast’. Als iets vast is dan betekent dat, dat je daar van op aan kunt. Een stevig en betrouwbaar steunpunt. Je kunt erop bouwen. Het is een fundament. Petrus zegt dat je er zelfs op moet achten als een licht schijnende in de duisternis. Zoals psalm 119 zegt “Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn padâ€.

En dit is zo omdat, zoals Petrus zegt, het een “profetische Woord†is. Profetie is Godsspraak; het zijn Woorden van God. De Schrift is Gods Woord.

En Petrus legt daar direct verdere nadruk op als hij vervolgt met:

“Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging; Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken.†(2 Petrus 1:21).

Dus de stelligheid is gebaseerd op het feit dat de Schrift niet voortgebracht is door mensen maar door de Heilige Geest. Door God. Het is Gods Woord.

Tot zover.

Voor de geïnteresseerden; Er is meer over te vertellen.

Het startpunt van de Schrift is God. De Schrift is het boek van de openbaring van God.

In opdracht van God

Betreffende de schrijvers; de Heere gaf hun te spreken, en hun woord was van God, wat ook overeenkomt met het zelfgetuigenis van alle profeten van het OT.

Zij weten zich immers doorgaans klaar en duidelijk door de Heere geroepen (Ex.3, ISam.3, Jes.6, Jer.1, Ezech.1-3 enz.).

Zij zijn zich bewust, dat de Heere tot hen gesproken heeft, en dat zij van Hem de openbaring hebben ontvangen. Zij treden op met het majestueuze: “Alzo spreekt de Heere, Heere†(Jes.1:1, Jer 1en 2 etc.) en zij vorderen voor dat woord absolute gehoorzaamheid. En ja, wanneer zelfs de roeping van Godswege ingaat tegen hun begeren en hun willen, is God hun te sterk en moeten zij gaan. Dan baten Mozes geen uitvluchten (Ex.3). Dan mag Jesaja niet weigeren. Dan roept Amos uit:

“De Heere Heere heeft gesproken, wie zou niet profeteren†(Amos 3:8),

en dan moet Jeremia belijden:

“Heere! Gij hebt mij overreed, en ik ben overreed geworden: Gij zijt mij te sterk geweest, en hebt overmocht …. Dies zeide ik: ik zal Zijner niet gedenken, en niet meer in Zijn naam spreken; maar het werd in mijn hart als een brandend vuur, besloten in mijn beenderen; en ik bemoeide mij om te verdragen, maar kon niet†(Jer.20:7,9).

Om die reden maken zij ook scherp onderscheid tussen wat God hun openbaart en hetgeen opkomt uit hun eigen hart, en prediken het volk alleen wat de Heere zegt (Num16:28; Neh.6:8).

Door het volk werden zij als gezanten van God erkend, die door Hem verwekt en gezonden zijn, en Zijn woord spreken (Jer.26:5; Ezra 9:11, etc.)

En Israël heeft van het begin aan, tenzij het in afgoderij zich van God Zelf keerde, naar hen gehoord als naar de boden van God. Niet dat de profeten hun optreden daarvan afhankelijk stelden. Nee, ze zijn, al zou heel Israël hen verwerpen, zich van hun goddelijke zending ten volle bewust, en staan steeds in de onverzettelijke overtuiging van hun roeping en in de onwankelbare zekerheid dat zij Gods Woord spreken.

En Jesaja en Amos en Jeremia en Ezechiel laten zich niet door het volk terugdringen. Een sprekend voorbeeld vinden we bij Jeremia, als hij om zijn verkondiging van Jeruzalem’s verwoesting met de dood wordt bedreigd. In zijn verdedigings rede doet hij geen poging zich te rechtvaardigen anders dan met zijn beroep op zijn Goddelijke zending:

“De HEERE heeft mij gezonden, om tegen dit huis en tegen deze stad te profeteren al de woorden, die gij gehoord hebt;

Nu dan, maakt uw wegen en uw handelingen goed, en gehoorzaamt de stem des HEEREN, uws Gods; zo zal het den HEERE berouwen over het kwaad, dat Hij tegen u gesproken heeft.

Doch ik, ziet, ik ben in uw handen; doet mij, als het goed, en als het recht is in uw ogen;

Maar weet voorzeker, dat gij, zo gij mij doodt, gewisselijk onschuldig bloed zult brengen op u, en op deze stad, en op haar inwoners; want in der waarheid, de HEERE heeft mij tot u gezonden, om al deze woorden voor uw oren te spreken.â€(Jer.26:12-15)

Toepassen op het geschreven woord ?

Maar geldt dit niet alles voor het gesproken woord?

Kunnen wij dit wel toepassen op de Schrift ?

Zeker, want tussen het gesprokene en het geschrevene is geen tegenspraak, en ook het geschrevene treedt met goddelijke autoriteit op. Wel zijn de uitspraken van het OT waarin een bevel tot schrijven wordt gegeven betrekkelijk klein in aantal:

- “Toen zeide de Heere to Mozes: schrijf dit ter gedachtenis in een boek …†(Ex.17:14)

- “Verder zeide de Heere tot mij: Neem u een grote rol en schrijf daarop ….†(Jes.8:1)

- “En Ik zal over dat land brengen al Mijn woorden, die Ik daarover gesproken heb; al wat in dit boek geschreven is, wat Jeremia geprofeteerd heeft over al deze volken. †(Jer.25:13)

- “Toen antwoordde mij de HEERE, en zeide: schrijf het gezicht, en stel het duidelijk op tafelen, opdat daarin leze die voorbijloopt†(Hab.2:2)

- Etc.

Wat er zakelijk gezegd en schreven is, is één, en daarom eisen de profeten voor hun geschreven woord dezelfde autoriteit als voor’t gesproken woord. Dit blijkt duidelijk uit Jesaja 34:16:

“zoekt in het boek des Heeren, en leest; niet een van deze zal er feilen, het ene noch het andere zal men missen; want Mijn mond zelf heeft het geboden, en Zijn Geest zelf zal ze samenbrengenâ€

Met dat boek des Heeren bedoelt Jesaja de rol waarin zijn profetie wordt opgetekend, en die rol, die schrift wordt door hem genoemd het boek van Jehovah. Hij spreekt hier dus heel duidelijk de goddelijke autoriteit van zijn eigen opgetekende profetien uit, en wat van zijn profetie kan gezegd worden, is zeker ook van toepassing op de geschriften van alle profeten.

Wat we lezen in Jeremia 36:2 bevestigt dit. Daar spreekt de Heere tot Jeremia:

“neem u een rol des boeks, en schrijf daarop al de woorden, die Ik tot u gesproken heb over Israel en over Juda, en over al de volken, van den dag af, dat Ik tot u gesproken heb, van de dagen van Josia aan, tot op dezen dagâ€.

Deze rol moet Baruch worden voorgelezen, opdat “misschien hunlieder smeking voor des Heren aangezicht zal neervallen, en zij zich zullen bekeren, een iegelijk van zijn boze weg; want groot is de toorn en de grimmigheid, die de Heere tegen dit volk heeft uitgesprokenâ€

Hier wordt weer het woord des Heeren vereenzelvigd met de rol van Jeremia. Hier treedt weer de Schrift met gezag op, en wanneer straks de koning Jojakim deze rol versnijdt en in het vuur verbrandt, zegt de Heere niet: het geschrevene komt er minder op aan. Maar waakt Hij voor de eer van het geschrevene en klinkt Zijn bevel:

“neem u weder een andere rol, en schrijf daarop al de eerste woorden, die geweest zijn op de eerste rol†(vs.28). En dan spreekt Hij Zijn strafwoord uit over de koning die zich vergrepen heeft aan Zijn getuigenis.

Meerdere plaatsen zouden genoemd kunnen worden. Bedenk bijvoorbeeld slechts aan de wet des Heren. God schrijft Zelf de tien woorden op twee tafelen. Hij spreekt ook zelf meermalen van het geschrevene. In Deutr.32:24 lezen we dat Mozes de woorden der wet geschreven heeft in een boek, en Israël bezat het wetboek in Schrift.

Ten overvloede nog dit: de Heere gebiedt Daniël: “En gij, Daniël! Sluit deze woorden toe, en verzegel dit boek, tot de tijd van het einde; vele zullen het naspeuren en de wetenschap zal vermenigvuldigd worden†(Dan.12:4).

Wet van Mozus ?

Voor ons is de wet, de vijf boeken van Mozes, het Woord van de Here, en wij steunen in dit geloof op hetgeen de wet van zichzelf getuigt:

Het is de Heere Die haar door Mozes aan Israël gegeven heeft. Uit Zijn mond heeft het volk haar ontvangen, want dit geldt niet alleen van de tien geboden en van het verbodsboek dat in Exodus 21-23 beschreven wordt. Ook alle andere wetten komen door het spreken van God tot Israël, en keer op keer lezen we in de vijf boeken: de Heere zeide, of de Heere sprak tot Mozes. De meeste hoofddelen beginnen met deze woorden. “Toen sprak de Here tot Mozes zeggende†(ex.25:1 vgl.30:11,17,22,34; 34:1 etc.), “En de Here riep Mozes en sprak tot hem uit de tent der samenkomsten, zeggende: spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen etc. (Lev.1:1; 4:1; 6:1). “Voorts sprak de Heere tot Mozes†(Num.1:1; 2:1; 4:1, etc.). En vooral in het boek Deuteronomium, waarin Mozes het volk dat gereed staat het beloofde land binnen te trekken, herinnerd aan alles wat de Heere gedaan heeft en wordt met nadruk gewezen op de goddelijke oorsprong van de wet. “De Heere onze God sprak tot ons aan de Horeb, zeggende: †(1:6). “Gelijk de Heere tot mij gesproken had†en “toen sprak de Heere tot mij, zeggende†(2:2). “Toen sprak de Heere tot mij†(3:2). “De Heere, onze God heeft een verbond met ons gemaakt aan Horeb†(5:2). “Terzelfder tijd zeide de Heere tot mij†(10:1).

En om niet meer te noemen: Mozes schrijft de woorden van de wet tenslotte in een boek, en spreekt van dit boek: “Neemt dit wetboek, en legt het aan de zijde van de ark des verbonds des Heeren, uws Gods, dat het aldaar zij ten getuige tegen u†(31:26).

Niet alleen zegt de wet zelf dat “de Heere tot Mozes sprak aangezicht aan aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreektâ€(ex.33:11), niet slechts lezen we in het boek Numeri het woord des Heeren: “Van Mond tot mond spreek Ik met hem, en door aanzien, en niet door duistere woorden; en de gelijkenis des Heeren aanschouwt hij†(12:8), niet alleen getuigt de Heere tot Mozes, dat Hij een profeet zal verwekken, “als u†(deutr.18:18). Maar ook Israëls profeten en zangers hebben Mozus die eer gegeven. “Hij heeft Mozes Zijn wegen bekend gemaakt†(ps.103:7), en: “nochtans dacht Hij aan de dagen van ouds, aan Mozes en Zijn volk†(Jes.63:11).

Het is duidelijk dat ook de onderdelen van de Schrift getuigen dat ze van God zijn. Zij stemmen samen omdat zij het ene werk van de Heilige Geest vormen. Daarom zijn zij ook toen en door alle tijden heen als gezaghebbend erkend.

- De wet des Heeren werd in het heiligdom gelegd (ex.25:22, Deutr.31:9)

- Wat Jozua schrijft, is voor het volk het boek van de redenen des Heeren (Joz.24:26,27)

- Samuel spreekt tot het volk het recht van het koninkrijk, en schrijft het in een boek, en legt het voor het aangezicht van de Heere (1Sam.10:25)

- De poezie wordt opgeschreven en bewaard (het lied van Mozes, Deutr.31:19). De psalmen van David, (2 Sam.1; 23:1-3, etc. psalm 72:20)

- De spreuken worden door de mannen van Hizkia verzameld (spr.25:1)

Zo heeft Israel zijn Schrift in gelovige gehoorzaamheid aanvaard. En datzelfde gezag geldt onverzwakt voor ons. Want zo buigt ook Christus zich voor haar autoriteit.

Geest en Woord.

Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. (…) gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader (Rom 8:14,16)

De ware Geest getuigt van Christus.

De Geest der waarheid, Die van den Vader uitgaat, Die zal van Mij getuigen.(Joh.15:26).

Want door Hem hebben wij beiden den toegang door één Geest tot den Vader

Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten,waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; (Ef.2:20)

En Christus en de apostelen getuigen van de Schrift:

Christus' getuigenis: Gods Woord

Om te beginnen, Christus heeft het OT altijd als eenheid beschouwt.

Dit blijkt in de eerste plaats uit al de uitspraken waarin het OT ‘de Schrift’(enkelvoud) genoemd wordt, terwijl toch in devolgende teksten verschillende boeken geciteerd worden ( b.v. Luk.4:21, Joh.7:38, Joh.13:18 ; 17:12 ; 19:24, 28, 36, 37, Joh.20:9, etc.).

De eenheid leert Jezus ons in Joh.10:35: “en de Schrift kan niet gebroken wordenâ€. Hier haalt Hij een woord aan uit psalm 82 om de Joden ervan te overtuigen dat dit woord goddelijke autoriteit heeft. En stelt Hij voorop dat al wat in het OT staat vast en bondig is. De schrift, dat is dus heel het OT, laat zich niet verbreken, dus dit geldt ook voor dit psalmwoord.

Bovendien wordt de eenheid bevestigd omdat Christus van dit psalmwoord zegt “is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd, gij zijt goden†(vers 34). Hij plaatst dus het psalmwoord in de wet. Hij gebruikt de naam wet voor de gehele Oude Testament.

Voor Christus bestaat de eenheid van de Schriften hierin dat achter de bijbelschrijvers de Heilige Geest staat, en dat de Schrift in al haar delen het Woord van God is.

Want Hij haalt wel meermalen een tekst uit het OT aan met de naam van de schrijver, maar Hij citeert ook uit dezelfde schrijvers meermalen met de formule “er staat geschrevenâ€, of nog sterker: Hij gebruikt ook de uitdrukking: “want David heeft door den Heiligen Geest gezegd†(Mark.12:36), en erkent daarmee dat David door de geest gedreven is.

Noemen van de naam van de schrijver:

- Mozes, b.v. in Matt.8:4 ; 19:8 ; Joh.5:45 ; 7:22

- Jesaja in Matt.15:7

- David in Matt.22:43

- Daniël in Matt. 24:15

Christis heeft dus oog voor de eigen karakteristiek van de bijbelschrijver en voor de menselijke factor. Maar tegelijk legt Hij alle nadruk op de goddelijke factor.

Onder andere uit het feit dat hij keer op keer zijn aanhalingen aldus inleidt: “gelijk geschreven staatâ€, of “er is geschrevenâ€.

Deze uitdrukking zegt niet slechts dat hier en daar wat geschreven of te lezen staat, maar wijst klaarblijkelijk op een autoriteit. Het is niet maar een mensenwoord, dat wij voor kennisgeving kunnen aannemen, maar het goddelijke getuigenis, dat voor ons kracht van wet heeft en waaraan wij gehoorzaamheid verschuldigd zijn.

- zo weerstaat Hij in de woestijn de verzoeking van de duivel met het: er is geschreven (matt.4:4, 7, 10).

- Zo getuigt Hij van Johannes de Doper: “deze is het, van denwelken geschreven staatâ€(matt.11:10; vgl Luk.10:26; Joh.6:45).

Dat Jezus deze autoriteit van het OT erkent is b.v. te zien in het feit dat Jezus in Matt.9:13 twee uitspraken van het OT, namelijk Hosea 6:6 en Micha 6:8 aaneenrijgt tot een Schriftwoord.

Ook wordt dit bewezen uit al de uitspraken van Jezus waarin hij het OT aanhaalt en deze woorden dan inleidt met de formule: “God spreektâ€:

- Zo spreekt Hij van David dat deze in de 110e psalm door de Geest de Messias zijn Heere noemt (Matt.22:43, mark.12:36).

- En zo citeerd Hij de wetten van het Oude Verbond niet als wetten van Mozes, maar als geboden van de Heere (Matt.15:4 ; Mark.12:46).

Nooit heeft Christus ook maar in een opzicht de goddelijke herkomst van het OT geloochend of in twijfel getrokken, maar altijd is door Hem dit Bijbeldeel beschouwd als het werk van de Heilige Geest. En daarom heeft Jezus zich ook onvoorwaardelijk aan het gezag van de Schrift onderworpen in absolute gehoorzaamheid.

De Gehoorzaamheid van Jezus blijkt zelfs bij enkele woorden, ook aan die enkele woorden kent Jezus gezag toe:

  • 1) Bijvoorbeeld in het betoog dat Christus houdt tegen de Sadduceën over de opstanding uit de doden. Die Sadduceën hebben Hem lastig gevallen met de vraag naar de vrouw die 7 mannen gehad had:
    “in de opstanding dan, wiens vrouw zal zij wezen van die zeven? Want zij hebben ze allen gehad.†En dan antwoordt Jezus hun: “gij dwaalt, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods. Want in de opstanding nemen zij niet ten huwelijk, noch worden ten huwelijk uitgegeven, maar zij zijn als engelen Gods in de hemel. En wat aangaat de opstanding der doden, hebt gij niet gelezen hetgeen van God tot u gesproken is. Die daar zegt: Ik ben de God Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs ? God is niet een God der doden, maar der levenden. †(Matt.22:23-32).
    Dit woord van God waarop de Heiland zich beroept, is het woord dat Hij tot Mozes gesproken heeft vanuit het brandend braambos, en nu is Jezus Conclusie: wanneer God zich zovele jaren na de dood van de aartsvaders nog openbaart als de God van Abraham, Izak en Jakob, en zegt: ik ben hun God, moet volgen dat zij nog leefden en nog bestonden omdat God Zich niet hun God kan noemen als ze niet meer leefden.
    Dus de bewijsvoering zou alle grond hebben gemist wanneer er in de plaats van ‘Ik ben’ stond: ‘Ik ben geweest’. En dat is in het Hebreeuws slechts een klein verschil. Dat hangt slechts van enkele letters af.
  • 2) In Matt.22:41-46, wijst Jezus de Farizeën er op dat Davids Zoon ook Davids Heere is en dus zelf God is. Want David zegt inde 110e psalm: “De Heere heeft gezegd tot mijn Heere: zit aan Mijn rechterhand†(vs.1). Hierop komt alles aan op het tweetal woorden ‘Mijn Heere’ of liever op het ene woord “mijnâ€. En dat bezittelijke voornaamwoord ‘Mijn’ wordt in het Hebreeuws uitgedrukt door één letter, namelijk de jod, zodat de klem van Jezus betoog hangt aan die ene letter. Zo nauw neemt Jezus de autoriteit van het OT, en zo nauw luistert voor Hem het gezag van deze uitspraken van de Schrift.

En wie hierop let verstaat ook dat de Heiland in de bergrede zegt:

“Want voorwaar zeg Ik u: totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota (kleinste letter van hebr. alfabet), noch een tittel (de kleine streepjes en bochtjes waardoor de verschillende letters uit het hebr. alfabet zich laten onderscheiden), van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied.â€(matt.5:18).

Of zoals Lukas deze waarheid van de Heere weergeeft: “het is lichter, dat de hemel en de aarde voorbijgaan, dan dat een tittel van de wet valle â€(Luk.16:17).

Sterker kan het gezag van het OT niet beleden worden.

En wanneer het dan aankomt op de jota’s en de tittel’s, op de kleinste letters en de kleinste tekens, dan ook zeer zeker op het kleinste en geringste, wat de Heilige Schrift ons meedeelt, en waarin wij misschien slechts bijkomstigheden zien.

Wij hebben slechts te aanvaarden wat door de Geest van God tot ons is gekomen.

Want Indien Christus het niet beneden Zich geacht heeft om voor de letter van de Schrift te buigen, dan is zeker in geen enkel opzicht vernederend voor ons of een afbreuk aan onze christelijke vrijheid, wanneer wij ootmoedig geloven hetgeen door de heilige schrijvers is te boek gesteld.

Bouwen op Christus

Bouwen op het fundament is doen wat Jezus zegt. Zoals Jezus duidelijk maakt met de gelijkenis over het bouwen van het huis op de rots als fundament:

En wat noemt gij Mij, Heere, Heere! en doet niet hetgeen Ik zeg? Een iegelijk, die tot Mij komt, en Mijn woorden hoort, en dezelve doet, Ik zal u tonen, wien hij gelijk is.(luk.6:46 e.v.)

Voordat we kunnen doen wat Jezus zegt, moeten we Zijn woorden gehoord hebben; we moeten hem kennen. Alle geloof begint met kennen en voor waar aannemen.

Want hoe kun je Jezus, de uiterste hoeksteen, aannemen als het is, een naam zonder inhoud, een klank zonder wezen?

De apostel Paulus verklaart in de Romeinenbrief: Hoe zullen zij in Hem geloven van welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder die hen predikt (Rom.10:14)

Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods (Rom.10:17)

Ook hier komen we weer bij Gods Woord uit om Christus te kennen. Gods Woord getuigt van

Christus en daarom moeten we de Schriften onderzoeken. Zoals Jezus zelf zegt:

Onderzoekt de Schriften want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen (Joh.5:39)

En in de gelijkenis van de arme Lazarus laat Jezus Abraham de rijke man verwijzen naar Mozes en de profeten: “dat zij die horen.†(luk.16:29, zie ook Joh.5:46,47)

Jezus ging hun hierin voor door telkens de Schriften geopend.

Van Paulus lezen we dat hij in Thessalonica “drie sabbatten lang met hen uit de Schriften handelde, dezelve opende†( Hand.17:2,3). En zij hebben het aangenomen als Gods Woord:

“toen gij het gepredikte woord Gods van ons hebt ontvangen, het hebt aangenomen niet als een woord van mensen, maar, wat het inderdaad is, als een woord van God†(1 Tes. 2:13).

Ook de apostelen zelf kwamen tot geloof door het horen van het Woord:

"Toen Hij dan opgewekt was uit de doden herinnerden zijn discipelen zich, dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en het woord, dat Jezus gesproken had" (Joh. 2:22).

Jezus had beloofd: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel" (Joh. 5:24).

Gods Woord: Jezus en de Bijbel

De persoon en het werk van Jezus zijn niet te scheiden van de Heilige Schrift.

De Christus van de Schriften wijst naar de Schrift van de Christus.

Er is overeenstemming tussen het vleesgeworden woord en het schriftgeworden woord.

Beiden zijn door God aan de wereld gegeven.

Christus houding van vertrouwen in de Schrift en volledige onderwerping daaraan, bepaalt hoe mijn eigen houding moet zijn ten opzichte van de Schrift. Mijn geloof in Christus, is gebonden aan mijn geloof in de Schrift die Hem openbaart en die Hij bevestigt. Als ik het onfeilbare gezag van de Heere erken, kan ik niet anders dan geloven in de feiten en in de leer van het geïnspireerde Boek.

En of Christus voor ons een hoeksteen is of een steen des aanstoots wordt bepaald door onze gehoorzaamheid aan het Woord:

“Daarom is ook vervat in de Schrift: Ziet, Ik leg in Sion een uitersten Hoeksteen, Die uitverkoren en dierbaar is; en: Die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.

U dan, die gelooft, is Hij dierbaar; maar den ongehoorzamen wordt gezegd: De Steen, Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen des aanstoots, en een rots der ergernis;

Dengenen namelijk, die zich aan het Woord stoten, ongehoorzaam zijnde, waartoe zij ook gezet zijn.†(I Petr.2:6-8)

“alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord, en zijn bloem is afgevallen; Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is.†( I Petr.1:24)

Geen macht van de hel kan dat veranderen. Dit komt omdat God zelf zijn Woord bewaart.

(Jes. 40:8, Ps.12:7-8, Luk.21:33, 2 Petr.1:19).

Als wij blijven in Gods Woord dan zullen we niet beschaamd worden.

“Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen.†(Joh.5:39)

“Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.“(Joh.8:31-32).

Wie niet blijft in dat Woord, dat Woord zal hem veroordelen. Zoals Jezus zegt:

“Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage.†(Joh.12:48)

Johannes 14:23

"Jezus zeide: Indien iemand Mij lief heeft, zal

hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal

hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen

en bij hem wonen"

Link naar bericht
Deel via andere websites
De woorden van de HEERE zijn reine woorden,

als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes,

gezuiverd zevenmaal.

Ú, HEERE, zult hen bewaren,

U zult hen beschermen tegen dit geslacht, voor eeuwig.

Psalm 12:7,8 [HSV]

"Naast dat de Bijbel Schrift geworden is, weten 'we' ook dat God de Auteur is van de Bijbel." Wie zegt dat? Ik weet alleen dat er in de Bijbel ergens staat de heel de Schrift door God is geinspireerd oid. Zijn er nog andere aanwijzingen?
In onderstaande allereerst even de focus op het OT.

De Bijbel claimt veelvuldig Gods Woord te zijn. Het is van God ingegeven door de onfeilbare ingeving van de Heilige Geest. Haar gezag berust op haar Goddelijkheid..

De oorsprong van de Schrift ligt niet in de wil van mensen, maar in de werking van Gods Geest. Daaruit volgt dat wij in de Schrift, al is zij door mensen geschreven, niet met een gewoon menselijk boek te doen hebben. Je noemde al de tekst uit Timotheüs:

“Al de Schrift is van God ingegeven…†(2 Tim.3:16).

En neem bijvoorbeeld ook Petrus. Hij zegt wel heel stellig “wij zijn geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgdâ€. Maar hoe weet hij dat zo zeker? De Schrift waarop hij zich beriep was toch vele honderden jaren oud.

Petrus geeft 2 redenen waarom hij het zo zeker weet.

De eerste reden is dat hij zelf getuige was van Christus Majesteit: Hij was erbij toen Christus op de berg verheerlijkt werd. Petrus heeft tezamen met de discipelen Gods stem vanuit de Hemel gehoord die toen zei over Jezus: “Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hemâ€.

En de tweede reden die Petrus geeft is de Schrift:

“En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel dat gij daarop acht hebt, als op een licht schijnende in een duistere plaatsâ€.

Petrus noemt de Schrift dus ‘vast’. Als iets vast is dan betekent dat, dat je daar van op aan kunt. Een stevig en betrouwbaar steunpunt. Je kunt erop bouwen. Het is een fundament. Petrus zegt dat je er zelfs op moet achten als een licht schijnende in de duisternis. Zoals psalm 119 zegt “Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn padâ€.

En dit is zo omdat, zoals Petrus zegt, het een “profetische Woord†is. Profetie is Godsspraak; het zijn Woorden van God. De Schrift is Gods Woord.

En Petrus legt daar direct verdere nadruk op als hij vervolgt met:

“Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging; Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken.†(2 Petrus 1:21).

Dus de stelligheid is gebaseerd op het feit dat de Schrift niet voortgebracht is door mensen maar door de Heilige Geest. Door God. Het is Gods Woord.

Tot zover.

Voor de geïnteresseerden; Er is meer over te vertellen.

Het startpunt van de Schrift is God. De Schrift is het boek van de openbaring van God.

In opdracht van God

Betreffende de schrijvers; de Heere gaf hun te spreken, en hun woord was van God, wat ook overeenkomt met het zelfgetuigenis van alle profeten van het OT.

Zij weten zich immers doorgaans klaar en duidelijk door de Heere geroepen (Ex.3, ISam.3, Jes.6, Jer.1, Ezech.1-3 enz.).

Zij zijn zich bewust, dat de Heere tot hen gesproken heeft, en dat zij van Hem de openbaring hebben ontvangen. Zij treden op met het majestueuze: “Alzo spreekt de Heere, Heere†(Jes.1:1, Jer 1en 2 etc.) en zij vorderen voor dat woord absolute gehoorzaamheid. En ja, wanneer zelfs de roeping van Godswege ingaat tegen hun begeren en hun willen, is God hun te sterk en moeten zij gaan. Dan baten Mozes geen uitvluchten (Ex.3). Dan mag Jesaja niet weigeren. Dan roept Amos uit:

“De Heere Heere heeft gesproken, wie zou niet profeteren†(Amos 3:8),

en dan moet Jeremia belijden:

“Heere! Gij hebt mij overreed, en ik ben overreed geworden: Gij zijt mij te sterk geweest, en hebt overmocht …. Dies zeide ik: ik zal Zijner niet gedenken, en niet meer in Zijn naam spreken; maar het werd in mijn hart als een brandend vuur, besloten in mijn beenderen; en ik bemoeide mij om te verdragen, maar kon niet†(Jer.20:7,9).

Om die reden maken zij ook scherp onderscheid tussen wat God hun openbaart en hetgeen opkomt uit hun eigen hart, en prediken het volk alleen wat de Heere zegt (Num16:28; Neh.6:8).

Door het volk werden zij als gezanten van God erkend, die door Hem verwekt en gezonden zijn, en Zijn woord spreken (Jer.26:5; Ezra 9:11, etc.)

En Israël heeft van het begin aan, tenzij het in afgoderij zich van God Zelf keerde, naar hen gehoord als naar de boden van God. Niet dat de profeten hun optreden daarvan afhankelijk stelden. Nee, ze zijn, al zou heel Israël hen verwerpen, zich van hun goddelijke zending ten volle bewust, en staan steeds in de onverzettelijke overtuiging van hun roeping en in de onwankelbare zekerheid dat zij Gods Woord spreken.

En Jesaja en Amos en Jeremia en Ezechiel laten zich niet door het volk terugdringen. Een sprekend voorbeeld vinden we bij Jeremia, als hij om zijn verkondiging van Jeruzalem’s verwoesting met de dood wordt bedreigd. In zijn verdedigings rede doet hij geen poging zich te rechtvaardigen anders dan met zijn beroep op zijn Goddelijke zending:

“De HEERE heeft mij gezonden, om tegen dit huis en tegen deze stad te profeteren al de woorden, die gij gehoord hebt;

Nu dan, maakt uw wegen en uw handelingen goed, en gehoorzaamt de stem des HEEREN, uws Gods; zo zal het den HEERE berouwen over het kwaad, dat Hij tegen u gesproken heeft.

Doch ik, ziet, ik ben in uw handen; doet mij, als het goed, en als het recht is in uw ogen;

Maar weet voorzeker, dat gij, zo gij mij doodt, gewisselijk onschuldig bloed zult brengen op u, en op deze stad, en op haar inwoners; want in der waarheid, de HEERE heeft mij tot u gezonden, om al deze woorden voor uw oren te spreken.â€(Jer.26:12-15)

Toepassen op het geschreven woord ?

Maar geldt dit niet alles voor het gesproken woord?

Kunnen wij dit wel toepassen op de Schrift ?

Zeker, want tussen het gesprokene en het geschrevene is geen tegenspraak, en ook het geschrevene treedt met goddelijke autoriteit op. Wel zijn de uitspraken van het OT waarin een bevel tot schrijven wordt gegeven betrekkelijk klein in aantal:

- “Toen zeide de Heere to Mozes: schrijf dit ter gedachtenis in een boek …†(Ex.17:14)

- “Verder zeide de Heere tot mij: Neem u een grote rol en schrijf daarop ….†(Jes.8:1)

- “En Ik zal over dat land brengen al Mijn woorden, die Ik daarover gesproken heb; al wat in dit boek geschreven is, wat Jeremia geprofeteerd heeft over al deze volken. †(Jer.25:13)

- “Toen antwoordde mij de HEERE, en zeide: schrijf het gezicht, en stel het duidelijk op tafelen, opdat daarin leze die voorbijloopt†(Hab.2:2)

- Etc.

Wat er zakelijk gezegd en schreven is, is één, en daarom eisen de profeten voor hun geschreven woord dezelfde autoriteit als voor’t gesproken woord. Dit blijkt duidelijk uit Jesaja 34:16:

“zoekt in het boek des Heeren, en leest; niet een van deze zal er feilen, het ene noch het andere zal men missen; want Mijn mond zelf heeft het geboden, en Zijn Geest zelf zal ze samenbrengenâ€

Met dat boek des Heeren bedoelt Jesaja de rol waarin zijn profetie wordt opgetekend, en die rol, die schrift wordt door hem genoemd het boek van Jehovah. Hij spreekt hier dus heel duidelijk de goddelijke autoriteit van zijn eigen opgetekende profetien uit, en wat van zijn profetie kan gezegd worden, is zeker ook van toepassing op de geschriften van alle profeten.

Wat we lezen in Jeremia 36:2 bevestigt dit. Daar spreekt de Heere tot Jeremia:

“neem u een rol des boeks, en schrijf daarop al de woorden, die Ik tot u gesproken heb over Israel en over Juda, en over al de volken, van den dag af, dat Ik tot u gesproken heb, van de dagen van Josia aan, tot op dezen dagâ€.

Deze rol moet Baruch worden voorgelezen, opdat “misschien hunlieder smeking voor des Heren aangezicht zal neervallen, en zij zich zullen bekeren, een iegelijk van zijn boze weg; want groot is de toorn en de grimmigheid, die de Heere tegen dit volk heeft uitgesprokenâ€

Hier wordt weer het woord des Heeren vereenzelvigd met de rol van Jeremia. Hier treedt weer de Schrift met gezag op, en wanneer straks de koning Jojakim deze rol versnijdt en in het vuur verbrandt, zegt de Heere niet: het geschrevene komt er minder op aan. Maar waakt Hij voor de eer van het geschrevene en klinkt Zijn bevel:

“neem u weder een andere rol, en schrijf daarop al de eerste woorden, die geweest zijn op de eerste rol†(vs.28). En dan spreekt Hij Zijn strafwoord uit over de koning die zich vergrepen heeft aan Zijn getuigenis.

Meerdere plaatsen zouden genoemd kunnen worden. Bedenk bijvoorbeeld slechts aan de wet des Heren. God schrijft Zelf de tien woorden op twee tafelen. Hij spreekt ook zelf meermalen van het geschrevene. In Deutr.32:24 lezen we dat Mozes de woorden der wet geschreven heeft in een boek, en Israël bezat het wetboek in Schrift.

Ten overvloede nog dit: de Heere gebiedt Daniël: “En gij, Daniël! Sluit deze woorden toe, en verzegel dit boek, tot de tijd van het einde; vele zullen het naspeuren en de wetenschap zal vermenigvuldigd worden†(Dan.12:4).

Wet van Mozus ?

Voor ons is de wet, de vijf boeken van Mozes, het Woord van de Here, en wij steunen in dit geloof op hetgeen de wet van zichzelf getuigt:

Het is de Heere Die haar door Mozes aan Israël gegeven heeft. Uit Zijn mond heeft het volk haar ontvangen, want dit geldt niet alleen van de tien geboden en van het verbodsboek dat in Exodus 21-23 beschreven wordt. Ook alle andere wetten komen door het spreken van God tot Israël, en keer op keer lezen we in de vijf boeken: de Heere zeide, of de Heere sprak tot Mozes. De meeste hoofddelen beginnen met deze woorden. “Toen sprak de Here tot Mozes zeggende†(ex.25:1 vgl.30:11,17,22,34; 34:1 etc.), “En de Here riep Mozes en sprak tot hem uit de tent der samenkomsten, zeggende: spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen etc. (Lev.1:1; 4:1; 6:1). “Voorts sprak de Heere tot Mozes†(Num.1:1; 2:1; 4:1, etc.). En vooral in het boek Deuteronomium, waarin Mozes het volk dat gereed staat het beloofde land binnen te trekken, herinnerd aan alles wat de Heere gedaan heeft en wordt met nadruk gewezen op de goddelijke oorsprong van de wet. “De Heere onze God sprak tot ons aan de Horeb, zeggende: †(1:6). “Gelijk de Heere tot mij gesproken had†en “toen sprak de Heere tot mij, zeggende†(2:2). “Toen sprak de Heere tot mij†(3:2). “De Heere, onze God heeft een verbond met ons gemaakt aan Horeb†(5:2). “Terzelfder tijd zeide de Heere tot mij†(10:1).

En om niet meer te noemen: Mozes schrijft de woorden van de wet tenslotte in een boek, en spreekt van dit boek: “Neemt dit wetboek, en legt het aan de zijde van de ark des verbonds des Heeren, uws Gods, dat het aldaar zij ten getuige tegen u†(31:26).

Niet alleen zegt de wet zelf dat “de Heere tot Mozes sprak aangezicht aan aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreektâ€(ex.33:11), niet slechts lezen we in het boek Numeri het woord des Heeren: “Van Mond tot mond spreek Ik met hem, en door aanzien, en niet door duistere woorden; en de gelijkenis des Heeren aanschouwt hij†(12:8), niet alleen getuigt de Heere tot Mozes, dat Hij een profeet zal verwekken, “als u†(deutr.18:18). Maar ook Israëls profeten en zangers hebben Mozus die eer gegeven. “Hij heeft Mozes Zijn wegen bekend gemaakt†(ps.103:7), en: “nochtans dacht Hij aan de dagen van ouds, aan Mozes en Zijn volk†(Jes.63:11).

Het is duidelijk dat ook de onderdelen van de Schrift getuigen dat ze van God zijn. Zij stemmen samen omdat zij het ene werk van de Heilige Geest vormen. Daarom zijn zij ook toen en door alle tijden heen als gezaghebbend erkend.

- De wet des Heeren werd in het heiligdom gelegd (ex.25:22, Deutr.31:9)

- Wat Jozua schrijft, is voor het volk het boek van de redenen des Heeren (Joz.24:26,27)

- Samuel spreekt tot het volk het recht van het koninkrijk, en schrijft het in een boek, en legt het voor het aangezicht van de Heere (1Sam.10:25)

- De poezie wordt opgeschreven en bewaard (het lied van Mozes, Deutr.31:19). De psalmen van David, (2 Sam.1; 23:1-3, etc. psalm 72:20)

- De spreuken worden door de mannen van Hizkia verzameld (spr.25:1)

Zo heeft Israel zijn Schrift in gelovige gehoorzaamheid aanvaard. En datzelfde gezag geldt onverzwakt voor ons. Want zo buigt ook Christus zich voor haar autoriteit.

Geest en Woord.

Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. (…) gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader (Rom 8:14,16)

De ware Geest getuigt van Christus.

De Geest der waarheid, Die van den Vader uitgaat, Die zal van Mij getuigen.(Joh.15:26).

Want door Hem hebben wij beiden den toegang door één Geest tot den Vader

Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten,waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; (Ef.2:20)

En Christus en de apostelen getuigen van de Schrift:

Christus' getuigenis: Gods Woord

Om te beginnen, Christus heeft het OT altijd als eenheid beschouwt.

Dit blijkt in de eerste plaats uit al de uitspraken waarin het OT ‘de Schrift’(enkelvoud) genoemd wordt, terwijl toch in devolgende teksten verschillende boeken geciteerd worden ( b.v. Luk.4:21, Joh.7:38, Joh.13:18 ; 17:12 ; 19:24, 28, 36, 37, Joh.20:9, etc.).

De eenheid leert Jezus ons in Joh.10:35: “en de Schrift kan niet gebroken wordenâ€. Hier haalt Hij een woord aan uit psalm 82 om de Joden ervan te overtuigen dat dit woord goddelijke autoriteit heeft. En stelt Hij voorop dat al wat in het OT staat vast en bondig is. De schrift, dat is dus heel het OT, laat zich niet verbreken, dus dit geldt ook voor dit psalmwoord.

Bovendien wordt de eenheid bevestigd omdat Christus van dit psalmwoord zegt “is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd, gij zijt goden†(vers 34). Hij plaatst dus het psalmwoord in de wet. Hij gebruikt de naam wet voor de gehele Oude Testament.

Voor Christus bestaat de eenheid van de Schriften hierin dat achter de bijbelschrijvers de Heilige Geest staat, en dat de Schrift in al haar delen het Woord van God is.

Want Hij haalt wel meermalen een tekst uit het OT aan met de naam van de schrijver, maar Hij citeert ook uit dezelfde schrijvers meermalen met de formule “er staat geschrevenâ€, of nog sterker: Hij gebruikt ook de uitdrukking: “want David heeft door den Heiligen Geest gezegd†(Mark.12:36), en erkent daarmee dat David door de geest gedreven is.

Noemen van de naam van de schrijver:

- Mozes, b.v. in Matt.8:4 ; 19:8 ; Joh.5:45 ; 7:22

- Jesaja in Matt.15:7

- David in Matt.22:43

- Daniël in Matt. 24:15

Christis heeft dus oog voor de eigen karakteristiek van de bijbelschrijver en voor de menselijke factor. Maar tegelijk legt Hij alle nadruk op de goddelijke factor.

Onder andere uit het feit dat hij keer op keer zijn aanhalingen aldus inleidt: “gelijk geschreven staatâ€, of “er is geschrevenâ€.

Deze uitdrukking zegt niet slechts dat hier en daar wat geschreven of te lezen staat, maar wijst klaarblijkelijk op een autoriteit. Het is niet maar een mensenwoord, dat wij voor kennisgeving kunnen aannemen, maar het goddelijke getuigenis, dat voor ons kracht van wet heeft en waaraan wij gehoorzaamheid verschuldigd zijn.

- zo weerstaat Hij in de woestijn de verzoeking van de duivel met het: er is geschreven (matt.4:4, 7, 10).

- Zo getuigt Hij van Johannes de Doper: “deze is het, van denwelken geschreven staatâ€(matt.11:10; vgl Luk.10:26; Joh.6:45).

Dat Jezus deze autoriteit van het OT erkent is b.v. te zien in het feit dat Jezus in Matt.9:13 twee uitspraken van het OT, namelijk Hosea 6:6 en Micha 6:8 aaneenrijgt tot een Schriftwoord.

Ook wordt dit bewezen uit al de uitspraken van Jezus waarin hij het OT aanhaalt en deze woorden dan inleidt met de formule: “God spreektâ€:

- Zo spreekt Hij van David dat deze in de 110e psalm door de Geest de Messias zijn Heere noemt (Matt.22:43, mark.12:36).

- En zo citeerd Hij de wetten van het Oude Verbond niet als wetten van Mozes, maar als geboden van de Heere (Matt.15:4 ; Mark.12:46).

Nooit heeft Christus ook maar in een opzicht de goddelijke herkomst van het OT geloochend of in twijfel getrokken, maar altijd is door Hem dit Bijbeldeel beschouwd als het werk van de Heilige Geest. En daarom heeft Jezus zich ook onvoorwaardelijk aan het gezag van de Schrift onderworpen in absolute gehoorzaamheid.

De Gehoorzaamheid van Jezus blijkt zelfs bij enkele woorden, ook aan die enkele woorden kent Jezus gezag toe:

  • 1) Bijvoorbeeld in het betoog dat Christus houdt tegen de Sadduceën over de opstanding uit de doden. Die Sadduceën hebben Hem lastig gevallen met de vraag naar de vrouw die 7 mannen gehad had:
    “in de opstanding dan, wiens vrouw zal zij wezen van die zeven? Want zij hebben ze allen gehad.†En dan antwoordt Jezus hun: “gij dwaalt, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods. Want in de opstanding nemen zij niet ten huwelijk, noch worden ten huwelijk uitgegeven, maar zij zijn als engelen Gods in de hemel. En wat aangaat de opstanding der doden, hebt gij niet gelezen hetgeen van God tot u gesproken is. Die daar zegt: Ik ben de God Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs ? God is niet een God der doden, maar der levenden. †(Matt.22:23-32).
    Dit woord van God waarop de Heiland zich beroept, is het woord dat Hij tot Mozes gesproken heeft vanuit het brandend braambos, en nu is Jezus Conclusie: wanneer God zich zovele jaren na de dood van de aartsvaders nog openbaart als de God van Abraham, Izak en Jakob, en zegt: ik ben hun God, moet volgen dat zij nog leefden en nog bestonden omdat God Zich niet hun God kan noemen als ze niet meer leefden.
    Dus de bewijsvoering zou alle grond hebben gemist wanneer er in de plaats van ‘Ik ben’ stond: ‘Ik ben geweest’. En dat is in het Hebreeuws slechts een klein verschil. Dat hangt slechts van enkele letters af.
  • 2) In Matt.22:41-46, wijst Jezus de Farizeën er op dat Davids Zoon ook Davids Heere is en dus zelf God is. Want David zegt inde 110e psalm: “De Heere heeft gezegd tot mijn Heere: zit aan Mijn rechterhand†(vs.1). Hierop komt alles aan op het tweetal woorden ‘Mijn Heere’ of liever op het ene woord “mijnâ€. En dat bezittelijke voornaamwoord ‘Mijn’ wordt in het Hebreeuws uitgedrukt door één letter, namelijk de jod, zodat de klem van Jezus betoog hangt aan die ene letter. Zo nauw neemt Jezus de autoriteit van het OT, en zo nauw luistert voor Hem het gezag van deze uitspraken van de Schrift.

En wie hierop let verstaat ook dat de Heiland in de bergrede zegt:

“Want voorwaar zeg Ik u: totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota (kleinste letter van hebr. alfabet), noch een tittel (de kleine streepjes en bochtjes waardoor de verschillende letters uit het hebr. alfabet zich laten onderscheiden), van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied.â€(matt.5:18).

Of zoals Lukas deze waarheid van de Heere weergeeft: “het is lichter, dat de hemel en de aarde voorbijgaan, dan dat een tittel van de wet valle â€(Luk.16:17).

Sterker kan het gezag van het OT niet beleden worden.

En wanneer het dan aankomt op de jota’s en de tittel’s, op de kleinste letters en de kleinste tekens, dan ook zeer zeker op het kleinste en geringste, wat de Heilige Schrift ons meedeelt, en waarin wij misschien slechts bijkomstigheden zien.

Wij hebben slechts te aanvaarden wat door de Geest van God tot ons is gekomen.

Want Indien Christus het niet beneden Zich geacht heeft om voor de letter van de Schrift te buigen, dan is zeker in geen enkel opzicht vernederend voor ons of een afbreuk aan onze christelijke vrijheid, wanneer wij ootmoedig geloven hetgeen door de heilige schrijvers is te boek gesteld.

Bouwen op Christus

Bouwen op het fundament is doen wat Jezus zegt. Zoals Jezus duidelijk maakt met de gelijkenis over het bouwen van het huis op de rots als fundament:

En wat noemt gij Mij, Heere, Heere! en doet niet hetgeen Ik zeg? Een iegelijk, die tot Mij komt, en Mijn woorden hoort, en dezelve doet, Ik zal u tonen, wien hij gelijk is.(luk.6:46 e.v.)

Voordat we kunnen doen wat Jezus zegt, moeten we Zijn woorden gehoord hebben; we moeten hem kennen. Alle geloof begint met kennen en voor waar aannemen.

Want hoe kun je Jezus, de uiterste hoeksteen, aannemen als het is, een naam zonder inhoud, een klank zonder wezen?

De apostel Paulus verklaart in de Romeinenbrief: Hoe zullen zij in Hem geloven van welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder die hen predikt (Rom.10:14)

Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods (Rom.10:17)

Ook hier komen we weer bij Gods Woord uit om Christus te kennen. Gods Woord getuigt van

Christus en daarom moeten we de Schriften onderzoeken. Zoals Jezus zelf zegt:

Onderzoekt de Schriften want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen (Joh.5:39)

En in de gelijkenis van de arme Lazarus laat Jezus Abraham de rijke man verwijzen naar Mozes en de profeten: “dat zij die horen.†(luk.16:29, zie ook Joh.5:46,47)

Jezus ging hun hierin voor door telkens de Schriften geopend.

Van Paulus lezen we dat hij in Thessalonica “drie sabbatten lang met hen uit de Schriften handelde, dezelve opende†( Hand.17:2,3). En zij hebben het aangenomen als Gods Woord:

“toen gij het gepredikte woord Gods van ons hebt ontvangen, het hebt aangenomen niet als een woord van mensen, maar, wat het inderdaad is, als een woord van God†(1 Tes. 2:13).

Ook de apostelen zelf kwamen tot geloof door het horen van het Woord:

"Toen Hij dan opgewekt was uit de doden herinnerden zijn discipelen zich, dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en het woord, dat Jezus gesproken had" (Joh. 2:22).

Jezus had beloofd: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel" (Joh. 5:24).

Gods Woord: Jezus en de Bijbel

De persoon en het werk van Jezus zijn niet te scheiden van de Heilige Schrift.

De Christus van de Schriften wijst naar de Schrift van de Christus.

Er is overeenstemming tussen het vleesgeworden woord en het schriftgeworden woord.

Beiden zijn door God aan de wereld gegeven.

Christus houding van vertrouwen in de Schrift en volledige onderwerping daaraan, bepaalt hoe mijn eigen houding moet zijn ten opzichte van de Schrift. Mijn geloof in Christus, is gebonden aan mijn geloof in de Schrift die Hem openbaart en die Hij bevestigt. Als ik het onfeilbare gezag van de Heere erken, kan ik niet anders dan geloven in de feiten en in de leer van het geïnspireerde Boek.

En of Christus voor ons een hoeksteen is of een steen des aanstoots wordt bepaald door onze gehoorzaamheid aan het Woord:

“Daarom is ook vervat in de Schrift: Ziet, Ik leg in Sion een uitersten Hoeksteen, Die uitverkoren en dierbaar is; en: Die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.

U dan, die gelooft, is Hij dierbaar; maar den ongehoorzamen wordt gezegd: De Steen, Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen des aanstoots, en een rots der ergernis;

Dengenen namelijk, die zich aan het Woord stoten, ongehoorzaam zijnde, waartoe zij ook gezet zijn.†(I Petr.2:6-8)

“alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord, en zijn bloem is afgevallen; Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is.†( I Petr.1:24)

Geen macht van de hel kan dat veranderen. Dit komt omdat God zelf zijn Woord bewaart.

(Jes. 40:8, Ps.12:7-8, Luk.21:33, 2 Petr.1:19).

Als wij blijven in Gods Woord dan zullen we niet beschaamd worden.

“Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen.†(Joh.5:39)

“Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.“(Joh.8:31-32).

Wie niet blijft in dat Woord, dat Woord zal hem veroordelen. Zoals Jezus zegt:

“Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage.†(Joh.12:48)

Johannes 14:23

"Jezus zeide: Indien iemand Mij lief heeft, zal

hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal

hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen

en bij hem wonen"

Ik vind hetgeen je schrijft zeer interessant en ook volledig juist.

Wat mij dan ook steeds geweldig verwonderd heeft is dat mensen die dit onderschrijven en doorgeven er zich in de praktijk totaal niets van aantrekken doordat ze Gods eigenhandig geschreven voorschriften zomaar afbreken of wijzigen .

En daardoor aan anderen die geloof maar niets vinden in feite bewijzen dat deze volledig gelijk hebben. Omdat deze gelovigen wel beweren hun God te volgen maar in werkelijkheid zich van Hem niets aantrekken en hun eigen weg volgen.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Ik vind hetgeen Oceanos schrijft zeer interessant en ook volledig juist.

Wat mij dan ook steeds geweldig verwonderd heeft is dat mensen die dit onderschrijven en doorgeven er zich in de praktijk totaal niets van aantrekken doordat ze Gods eigenhandig geschreven voorschriften zomaar afbreken of wijzigen .

Johannes schreef in hoofdstuk 6:43

Jezus antwoordde dan, en zeide tot hen: Murmureert niet onder elkander.

Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.

Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen van God geleerd zijn. Een ieder dan, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij.

Niet dat iemand de Vader gezien heeft, dan Die van God is; Deze heeft de Vader gezien.

Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.

Deze tekst leert ons om de vrede te zoeken.

En daarna leert het ons zelfs wat anderen hier betogen, namelijk dat de bijbel strikt genomen niet nodig is voor het behoud. Net zo min als de kerk strikt genomen nodig is. Want het behoud gaat door het geloof dat de Vader geeft aan degenen die daardoor tot Christus worden getrokken. Maar zowel het een als het ander laat de waarde van het Woord onaangeroerd.

in hoofdstuk 6:63

De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.

Joh.7:38 Die in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn buik vloeien.

39 (En dit zeide Hij van de Geest, Die ontvangen zouden, die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, aangezien Jezus nog niet verheerlijkt was.)

Joh.8:12 Jezus dan sprak weer tot hen, zeggende: Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben.

Op basis van deze teksten weten we dat de Heilige Geest de gemeente zal versterken. Maar opnieuw is dit niet een zaak van de mens of de geboden, of de schriften, of de leer; maar het is een zaak van de Geest die werkt als een fontein van levend water onder de gelovigen.

Het fundament is hetzelfde en de Geest is één. Maar de kamers in het huis zijn verscheidene. Zodanig zelfs dat de een de ander niet zal leren "wees in de Heer, want zij zijn allen in de Heer." En, zo zegt de Schrift, "wat oordeelt u eens anders dienstknecht?" De dienstknechten gaan wegen van hun heer, en de symfonie van genade en een wonderlijke heilsweg is niet aan de strijdbare ridders op witte paarden, maar aan God de Vader alleen.

Maar wat wel nodig is dat is om de roeping te volgen die ons trekt om een licht van vrede te zijn en om te blijven in de waarheid van God.

Johannes schreef in Joh 3:21 Maar die de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn.

Joh.8:28 dan zult gij verstaan, dat Ik Die ben, en dat Ik van Mijzelf niets doe; maar deze dingen spreek Ik, gelijk Mijn Vader Mij geleerd heeft. En Die Mij gezonden heeft, is met Mij. De Vader heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd, wat Hem behagelijk is.

34 Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Een iegelijk, die de zonde doet, is een dienstknecht der zonde. En de dienstknecht blijft niet eeuwiglijk in het huis, de zoon blijft er eeuwiglijk. Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn. Ik weet, dat gij Abrahams zaad zijt; maar gij zoekt Mij te doden; want Mijn woord heeft in u geen plaats.

Joh 17:17 [Jezus bad tot God de Vader:]

Heilig ze in Uw waarheid; Uw woord is de waarheid. En Ik heilige Mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid.

Joh 18:37 hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou. Een iegelijk, die uit de waarheid is, hoort Mijn stem.

Ef 5:9 (Want de vrucht des Geestes is in alle goedigheid, en rechtvaardigheid, en waarheid),

[í]1 Tim 3:15 Maar zo ik vertoef, opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods moet verkeren, hetwelk is de Gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid.

Nu is de waarheid van de een niet méér waar dan de waarheid van de ander. Daarom is het zaak om niet een waarheid te claimen, maar dat eenieder naar beste vermogen in waarheid spreekt. Want wijsheid en waarheid worden door haar eigen kinderen geëerd.

Probeer dus de zaak die je hebt voor het voetlicht te brengen in een daartoe geëigend topic. En je kunt ervan verzekerd zijn dat wat uit God is, ook door Gods kinderen wordt herkend uit God te zijn. Wat zou je meer wensen? Is Gods genade je genoeg?

Het is Gods kinderen niet gegeven om méér te zijn dan een authentiek licht van God (in een gebroken vat), tenzij dat God in Zijn genade hun tot bevestiging is. Wie zaait, mag niet menen zelf te kunnen oogsten. Wie oogst, oogst niet wat hijzelf heeft gezaaid. Wie werkt ziet niet het begin en het einde van de akker. Maar hij houdt zich aan zijn eigen rechte vore. En wie in ongeduld of ontrouw de akker wil gaan beheersen, die wijkt af van de vore waartoe hij gesteld is.

En daardoor aan anderen die geloof maar niets vinden in feite bewijzen dat deze volledig gelijk hebben. Omdat deze gelovigen wel beweren hun God te volgen maar in werkelijkheid zich van Hem niets aantrekken en hun eigen weg volgen.

Wijsheid wordt van haar kinderen gekend. Oordeel zelf: hebben zij "in feite volledig hun gelijk bewezen"? Spot niet, want spot is het toesluiten van het hart en het komen op een grotere afstand van waarheid en liefde, dan het aan kinderen van God is toegestaan. Spotters werpen de Geest die zij herkennen voor te falen in beleid, en zij worden verhard in hun hart.

Maar wie genoeg heeft aan genade in waarheid, die groeit met de waarheid tot het licht, en hij komt tot bloei, en verbaast zich slechts over de verschillende vormen van bloei die God werkt. Dat het uit God is weten we, wanneer we vaststellen dat iets in recht en waarheid en barmhartigheid is. Dat iets van de tegenstander is weten we wanneer recht en waarheid en barmhartigheid tegen elkaar worden uitgespeeld om te verstoren wat goed is en uit God.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Niet om het een of andere (of eigenlijk wel), maar hoe gewenst zijn in dit forumonderdeel bijdragen die bijna a4'tjes beslaan en die eigenlijk enkel geknipt en geplakt zijn (om elk ander standpunt de mond te snoeren)? Wat is het volgende stapje, dat we hele boeken knippen en plakken om mee te doen aan een discussie?

Link naar bericht
Deel via andere websites
Niet om het een of andere (of eigenlijk wel), maar hoe gewenst zijn in dit forumonderdeel bijdragen die bijna a4'tjes beslaan en die eigenlijk enkel geknipt en geplakt zijn (om elk ander standpunt de mond te snoeren)? Wat is het volgende stapje, dat we hele boeken knippen en plakken om mee te doen aan een discussie?

Net zo gewenst als deze, jouw bijdrage ! Hopelijk zoveel mogelijk zonder de inleggende oordelen over anderen (je "om-formuleringen")

Link naar bericht
Deel via andere websites
warningM.pngAdmod note:
Dit topic is opgeruimd van op de man spelende postings. Ook zijn veel te lange postings geknipt, dan wel verwijderd. Houd het geheel leesbaar en toegankelijk voor iedereen, dus let op de lengte van je post. Meta discussie over lengte voegt ook niets toe aan een gesprek, dus laat dat achterwege en maak melding van een post.
Link naar bericht
Deel via andere websites
"Naast dat de Bijbel Schrift geworden is, weten 'we' ook dat God de Auteur is van de Bijbel." Wie zegt dat? Ik weet alleen dat er in de Bijbel ergens staat de heel de Schrift door God is geinspireerd oid. Zijn er nog andere aanwijzingen?

Een enkele tekst als aanwijzing dat God de Auteur is van de Bijbel had je al.

Waar je naar vroeg is of er nog andere aanwijzingen zijn.

Dit is een legitieme vraag, en ook exact het onderwerp van deze draad.

Enkele dagen lang was niet gereageerd op jouw vraag ( of op andere bijdragen hier).

Een antwoord heb ik geplaatst maar is verwijderd.

Zoals je hopelijk nog hebt kunnen lezen, heb ik het bewijs geleverd.

God is de Auteur van de Bijbel.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Als het bij het lezen óver zou blijven is er geen verschil tussen Jezus en welk ander persoon dan ook waar je een boek over kunt lezen.

En wat als je het vergelijkt met een koning? Zie je geen overeenkomst met hetgeen een koning heeft geschreven aan zijn volk?

Stel: Een koning vaardigt wetten uit. Een grondwet. Een formele wet. Decreten.

En zijn woord is ook nog wet.

Dan zeg jij: "als het bij het lezen óver zou blijven is er geen verschil tussen de koning en welk ander persoon dan ook waar je over kunt lezen."

Daarom vraag ik mij af waarom je deze als-dan-formulering gebruikt. Een vergelijking met een willekeurige koning geeft een duidelijk perspectief dat anders ligt dan jij hier brengt. Want het levende woord van de koning zet niet zijn wetten of grondwetten opzij.

Relevant is dan de vraag of de koning nu wel of niet iets geschreven heeft.

Relevante vraag is ook de vraag wat de aard is van hetgeen de koning heeft geschreven.

Relevante vraag is dan of iemand iets - waarvan hij claimt dat rechtstreeks te hebben gehoord van de koning - dat kan tegenwerpen aan wat de koning inderdaad heeft geschreven.

Relevant is in het bijzonder of de rentmeesters van de koning iets mogen leren aan andere onderdanen dat strijdt met wat de koning aan iedereen heeft geschreven.

Jezus is het levende Woord waarmee een christen een relatie aangaat in het geloof. De bijbel is een middel om Jezus te leren kennen.

Hoe vind je dit argument als het zou gaan om een levende koning? Je presenteert de bijbel als [niet meer dan] een middel tot kennis. Het roept een vraag op naar ten eerste de erkenning van de aard van het geschrift dat hier door jou zo wordt gerelativeerd, en ten tweede naar de onderkenning van de noodzaak van bewijsmateriaal waarop een tegenwerping rust. Een beroep op een persoonlijke toezegging of een "levende relatie" is dan wat dunnetjes. Want niet de koning, maar de rentmeesters van de koning voeren het woord. En zij leggen het op aan anderen als de Waarheid van God.

Maar een beroep op het gezag dat door God is ingesteld kan inderdaad altijd. Dat gezag is in de kerk ingesteld door Jezus zelf tot leerorgaan voor heel de gemeente. “Hoed en weid mijn schapen !†Maar dat gezag is niet heersend over wat geldt als waarheid. Ook de eerste in gezag en aanzien moest tegen zich laten gelden: “Ga achter mij staan, tegenstander ! En van oudsher is het heersende geestelijke gezag steeds geconfronteerd geweest met profeten en ingrijpingen door God tot onderwerping aan iets anders dan wat op dat moment gold als heersende leer.

Link naar bericht
Deel via andere websites
"Naast dat de Bijbel Schrift geworden is, weten 'we' ook dat God de Auteur is van de Bijbel." Wie zegt dat? Ik weet alleen dat er in de Bijbel ergens staat de heel de Schrift door God is geinspireerd oid. Zijn er nog andere aanwijzingen?

Een enkele tekst als aanwijzing dat God de Auteur is van de Bijbel had je al.

Waar je naar vroeg is of er nog andere aanwijzingen zijn.

Dit is een legitieme vraag, en ook exact het onderwerp van deze draad.

Enkele dagen lang was niet gereageerd op jouw vraag ( of op andere bijdragen hier).

Een antwoord heb ik geplaatst maar is verwijderd.

Zoals je hopelijk nog hebt kunnen lezen, heb ik het bewijs geleverd.

God is de Auteur van de Bijbel.

@oceanos

@broer konijn

Iemand die ook maar enigszins logisch denkt weet dat men de basisregels van gelijk welke organisatie dient te aanvaarden en te respecteren als men zich een lid van deze organisatie wil of kan noemen.

Maar op dit vlak hebben vele gelovigen blijkbaar alle gevoel voor logica opzij gezet en zijn ze blind voor het feit dat; als men zich volgeling van iets of iemand ( in dit geval Christus) wil noemen men zich dan ook de door Hem opgestelde basisregels dient te aanvaarden en deze ongewijzigd te respecteren en te bewaren.

Daar nu ongelovigen meestal zeer logisch en kritisch denkende mensen zijn, hebben zij dit dan ook vlug door en is dit dan ook veelal de reden dat ze (en terecht) vele gelovigen beschuldigen van opportunisme en / of hypocrisie

Link naar bericht
Deel via andere websites
Je kunt Jezus niet echt kennen zonder de Schrift,

Lijkt me een bizarre uitspraak. Gevalletje sola scriptura et absurdum.

Het 'Woord van God' uit de Bijbel is Jezus, die immers de brug tussen God en de mensen is en de scheppende en verlossende kracht.

De Bijbel kan functioneren als het Woord, maar dan op een andere manier. Overigens is de Bijbel gewoon geschreven door mensen en wordt gelezen door mensen, dus wanneer niet beiden vervuld zijn van de Geest is het sowieso niet het Woord van God.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Je kunt Jezus niet echt kennen zonder de Schrift,

Lijkt me een bizarre uitspraak. Gevalletje sola scriptura et absurdum.

Het 'Woord van God' uit de Bijbel is Jezus, die immers de brug tussen God en de mensen is en de scheppende en verlossende kracht.

De Bijbel kan functioneren als het Woord, maar dan op een andere manier. Overigens is de Bijbel gewoon geschreven door mensen en wordt gelezen door mensen, dus wanneer niet beiden vervuld zijn van de Geest is het sowieso niet het Woord van God.

Reageer je nu op een post van mij? Heb je mijn andere posts in dit topic gelezen voor je me begon te beschuldigen van sola scriptura ad absurdum?

In alles wat ik hier heb ik geschreven heb ik juist datgene betoogd: dat Jezus het Woord van God is. Zelfs in die posts waar je slechts het eerste regeltje citeert zeg ik dat zelfs nogmaals. Lezen mensen hier überhaupt wel eens wat de ander schrijft voor ze hem voor rotte vis beginnen uit te maken?

Dat citaat over de Schrift is gebaseerd op common sense: zonder de evangelieën zouden we niks van Jezus weten. Hoe wil je Jezus kennen als je niks van Hem weet?

Het komt trouwens niet eens van van mezelf maar van Sint Hieronymus: Ignorantia Scripturae, ignorantia Christi est. Je kunt dit ook terugvinden in de Catechismus van de Katholieke Kerk:

CKK 133

De Kerk "spoort met aandrang en met nadruk alle christenen (... ) aan zich door het veelvuldig lezen van de goddelijke Schriften 'de alles overtreffende kennis van Jezus Christus' (Fil. 3, 8) eigen te maken. 'Want de Schriften niet kennen betekent Christus niet kennen.'

Link naar bericht
Deel via andere websites

Iemand die ook maar enigszins logisch denkt weet dat men de basisregels van gelijk welke organisatie dient te aanvaarden en te respecteren als men zich een lid van deze organisatie wil of kan noemen.

Maar op dit vlak hebben vele gelovigen blijkbaar alle gevoel voor logica opzij gezet en zijn ze blind voor het feit dat; als men zich volgeling van iets of iemand ( in dit geval Christus) wil noemen men zich dan ook de door Hem opgestelde basisregels dient te aanvaarden en deze ongewijzigd te respecteren en te bewaren.

Alle georganiseerde gelovigen stellen dergelijke basisregels. Zo ook jij hier.

Maar bijzonder is dat jij niet ziet dat anderen basisregels hebben. Zou het dan niet eerder zijn dat jijzelf niet waarneemt wat anderen zien, dan dat anderen geen logica hebben en blind zijn?

Daar nu ongelovigen meestal zeer logisch en kritisch denkende mensen zijn, hebben zij dit dan ook vlug door en is dit dan ook veelal de reden dat ze (en terecht) vele gelovigen beschuldigen van opportunisme en / of hypocrisie

Waar baseer je dat wat roze beeld op? In mijn beleving blinken ongelovigen niet uit in logisch en analytisch kritisch denken. Waarom zou je je niet liever verbonden voelen met de gelovigen die je beschouwt in zwakheid te zijn?

Link naar bericht
Deel via andere websites
@ Annatar

Ik reageerde alleen op dat zinnetje;)

HEt kan wel in de catagismus staan, maar dat maakt het nog geen absolute waarheid he;)

Overigens zijn de schriften natuurlijk wel de belangrijkste bron van kennis over Jezus, maar zeker niet de enige.

Wederom leg je me woorden in de mond. Waar zeg ik dat de Catechismus absolute waarheid zou zijn? Ik leg je uit wat ik ermee bedoel; dat negeer je weer lekker en nu probeer je me weer aan te smeren dat ik zou beweren dat de Catechismus absolute waarheid is.

Daarnaast zegt het feit dat het Catechismus het zinnetje in een bepaalde context gebruik, net als ikzelf, dat de betekenis wellicht iets anders is dan jij in al je stelligheid en vooringenomen aanneemt. De Catechismus is geen absolute waarheid, noch is Sint Hieronymus een absolute autoriteit. Toch zou het aan moeten sporen tot een wat diepere reflectie op de betekenis van een uitspraak dan de stellige en pedante diskwalificatie, zonder enige interesse voor context, waar jij hier mee op de proppen komt.

Vanwaar de onwil om mijn posts in zijn geheel te nemen ipv me allerlei rare meningen aan te smeren en me te beschuldigen van dingen die ik helemaal niet heb gezegd? Wat heb je te bewijzen?

Link naar bericht
Deel via andere websites

@Annatar:

Ik voel met je mee. Was iedereen maar meer zorgvuldig. Neem een voorbeeld aan de voorzichtigheid van de wereld, staat ergens geschreven, want de kinderen van de wereld gaan met meer overleg te werk dan de kinderen van het licht.

Maar probeer je hoofd koel te houden. Algemeen geldt: Vermijd bijvoeglijke naamwoorden en geef nooit een typering van een persoon. Waar je je aan stoort treedt steeds op wanneer mensen niet helemaal kunnen plaatsen wat je zegt, en je daarom in een hokje gaan proppen. In het bijzonder geldt dat tussen verschillende geloofsgroepen. Dat ligt niet aan hun en niet aan jou, maar aan de weerbarstigheid van het terrein waarop wij zijn.

De nuances die maken dat perspectief-lijnen lijken te buigen zijn essentiële bruggen tot beter begrip van andere perspectieven. Maar het zijn tegelijk struikelstenen voor de passanten.

Maar meer nog dan dat, zijn het struikelstenen voor jezelf. Want je wordt beproefd of je in geduld en volharding kunt vasthouden aan het vaste geestelijke spoor waarop je staat en gaat.

Link naar bericht
Deel via andere websites

×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid