Spring naar bijdragen

Centraal politiek topic


Aanbevolen berichten

  • Antwoorden 397
  • Created
  • Laatste antwoord

Top Posters In This Topic

'Links' wil op deze manier een statement afgeven. Het motief daarachter is echter zorgwekkender. Men vindt het blijkbaar de gewoonste zaak van de wereld om 'de andere kant van het verhaal te laten horen'. Mijn vraag waarom zijn ze nooit bij mevrouw Rost van Tonningen langs geweest om haar andere kant van het verhaal aan te horen? Of bij Mohammed B. om eens te informeren naar zijn visie op de gebeurtenissen? Dat doen ze niet omdat volstrekt duidelijk is dat er afschrikwekkende daden zijn gepleegd door Mohammed B. Hetzelfde gaat voor Hamas op. Misschien kan Martijn van Dam eens even met de Hofstad groep gaan praten, het is toch onvoorstelbaar dat ze tot nu toe niet op dat idee zijn gekomen. En Harry van Bommel kan volgende week misschien wel bij Bin Laden op de koffie komen voor een verhelderend gesprek of 'een compleet beeld'.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Quote:

Dat heb je, rechtse mensen zijn liever manager en gaan liever, als ze al journalistiek willen beoefenen, naar een betere betaalde organisatie dan een publieke omroep.
knipoog_dicht.gif

Of je neemt als publieke omroep een rechtse columnist aan, censureert zijn werken en ontslaat hem op een gegeven moment omdat hij niet 'voldoet'.

Kortom als je rechts bent dan ben je bij de publieke omroep kansloos om daar aan de bak te komen.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Quote:

[...]

Of je neemt als publieke omroep een rechtse columnist aan, censureert zijn werken en ontslaat hem op een gegeven moment omdat hij niet 'voldoet'.

Kortom als je rechts bent dan ben je bij de publieke omroep kansloos om daar aan de bak te komen.

Nu heb je het over Buitenhof. Dat censureren vind ik vreemd, maar ik vond de man gewoon totaal niet sterk als columnist. Ik kan het ontslaan dus best begrijpen (al snap ik de censuur niet).

Maar het was algemeen bekend dat Joshua Livestro rechts was, dus mij lijkt het sterk dat hij ontslagen is omdat hij te rechts zou zijn. Kwalitiet gaf Buitenhof ook aan. en ben het daar ook mee eens. Zijn voorgangers vond ik beter.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Een teaser uit het boekje 'Waarden in tijden van ommekeer' van B16, een stukje metapolitiek:

WAT IS WAARHEID?

De betekenis van religieuze en zedelijke waarden in de pluralistische maatschappij

1. Relativisme als voorwaarde voor democratie

Na het uiteenvallen van de totalitaire regeringssystemen, die op zo'n grote schaal en zo zwaar hun stempel op de 20ste eeuw hebben ge­drukt, is een groot deel van de wereld er tegenwoordig van overtuigd dat democratie weliswaar niet de ideale maatschappij tot stand brengt, maar in de praktijk het enige redelijke systeem is. Het zorgt voor ver­deling van en controle over macht en biedt daarmee de best denkbare garantie tegen willekeur en onderdrukking, voor de vrijheid van het individu en de instandhouding van de mensenrechten. Spreken wij te­genwoordig over democratie, dan denken we vooral aan dit positieve punt: de gezamenlijke participatie in de macht als uitdrukking van vrijheid. Niemand zal nog geheel onderworpen zijn aan een heerser, maar over zichzelf heersen; iedereen zal in politiek opzicht zijn zegje kunnen doen en daarmee zijn wensen kenbaar maken. Want alleen wie inspraak heeft, kan als echt vrije burger worden aangemerkt. Het feitelijke positieve punt waarnaar door participatie in de macht gestreefd wordt, is dus de vrijheid en de gelijkheid van alle men­sen. Maar omdat directe macht niet constant door allen uitgeoefend kan worden, moet ze bij tijden worden gedelegeerd. Ook wanneer deze machtsoverdracht slechts aan een termijn gebonden is, om precies te zijn tot de volgende verkiezingen, dan is er toch controle nodig om er­voor te zorgen dat aan de gemeenschappelijke wil Van hen die de macht hebben overgedragen, wordt voldaan en niet aan de wil van hen

die de macht uitoefenen. Bij dit punt aangekomen houden velen halt om te zeggen: als de vrijheid van iedereen is gegarandeerd, dan is het doel van de staat bereikt.

Op deze manier wordt de zeltbeschikking van het individu tot het feitelijke doel van de saamhorigheid gemaakt; de maatschappij op zichzelf heeft eigenlijk geen waarde, maar zou er veeleer alleen zijn om de afzonderlijke personen zichzelf te laten zijn. Maar de inhoudsloze individuele vrijheid, hoezeer die ook het hoogste doel lijkt, heft zich­zelf op omdat individuele vrijheid slechts kan bestaan in een ordening van vrijheden. Er zijn maatstaven nodig omdat vrijheid anders ver­wordt tot geweld tegen de anderen: niet toevallig leggen zij die de to­talitaire heerschappij nastreven het in eerste instantie aan op de orde­loze vrijheid van het individu en een situatie van strijd van allen tegen allen, om zich vervolgens met een eigen ordening op te werpen als de ware redder der mensheid. Vrijheid heeft dus inhoud nodig. Die in­houd kunnen we definiëren als garantie op de mensenrechten. Maar we kunnen hem met wat meer woorden ook omschrijven als het in­staan voor de welvaart van allen en tegelijkertijd voor het welzijn van de enkeling. Wie geregeerd wordt, dat wil zeggen hij die de macht heeft overgedragen, kan vrij zijn wanneer hij in datgene wat zij die regeren nastreven als gemeenschappelijk bezit, zichzelf herkent, met andere woorden zijn eigen bezit herkent.

Door deze overweging zijn behalve de idee van vrijheid twee an­dere begrippen naar voren gekomen: het recht en het goede. Beide, dat wil zeggen de vrijheid als levensvorm van de democratie en het recht en het goede als haar inhoud, verhouden zich tot elkaar met een zekere spanning. Een spanning die inherent is aan de wezenlijke meningsver­schillen die bestaan over de interpretatie van de juiste vorm van de­mocratie en politiek.

Maar laten we eerst nog teruggaan naar de gedachte dat vrijheid het hoogste goed van de mensen is; alle andere 'goederen' lijken dan eerder tegenstrijdig en gemakkelijk te misbruiken. Wij willen niet dat de staat ons een bepaald idee van het goede oplegt. Het probleem wordt nog helderder wanneer we voor de duidelijkheid het begrip 'goed' met het begrip 'waarheid' verduidelijken. De idee van vrijheid van de enkeling schijnt tegenwoordig in wezen daaruit te bestaan dat wat waar is, niet door de staat kan worden bepaald: de waarheid, dus ook de waarheid over wat goed is, wordt niet gemeenschappelijk aan­vaard, maar kwestieus gevonden. De poging om aan iedereen dat voor te schrijven wat een deel van de bevolking als waarheid ziet, zal dus als onderdrukking van het geweten worden ondervonden: het begrip waarheid is opgeschoven in de richting van antidemocratische intoler­antie. Het is niet een voor iedereen geldend goed, maar alleen voor een groep die zich uitspreekt namens allen. Anders gezegd: de moderne in­terpretatie van democratie lijkt onverbrekelijk verbonden te zijn met relativisme; het relativisme doet zich echter voor als de feitelijke waar­borg van vrijheid en zo ook voor de kern ervan: de geloofs- en gewe­tensvrijheid.

Dit is tegenwoordig voor ons allen volkomen plausibel. Maar bij nader onderzoek komt de vraag naar voren of er in de democratie toch ook niet een niet-relativistische kern moet zitten. Is democratie ten­slotte niet opgebouwd rond de mensenrechten die onaantastbaar zijn en waarvan toekenning en zekerstelling de grondslagen vormen die maken dat democratie als noodzakelijk wordt gezien? Mensenrechten zijn hunnerzijds niet onderworpen aan de eis tot pluralisme en toler­antie, inhoudelijk zijn ze tolerantie en vrijheid. Het afnemen van de rechten van anderen kan nooit de essentie van het recht worden en nooit de essentie van vrijheid zijn. Dit betekent dat er in democratie beslist een basiselement van waarheid, namelijk een morele waarheid moet zitten waarvan geen afstand kan worden gedaan. Tegenwoordig spreken we liever over 'waarden' dan over 'waarheid', om niet in con­flict te komen met de begrippen tolerantie en democratisch relati­visme. Maar een terminologische aanpassing kan de zojuist gestelde vraag niet ontwijken, want waarden ontlenen hun onaantastbaarheid aan het feit dat ze waar zijn en overeenstemmen met de ware verlan­gens van de mens.

Des te dringender doet nu de vraag zich voor hoe deze algemeen aanvaarde waarden moeten worden gegrondvest. Of, in modern idi­oom gesteld: hoe kan men de basiswaarden omkleden met redenen die niet onderhevig zijn aan het spel van meerderheid en minderheid? Hoe kunnen we ze kennen? Wat staat los van het relativisme, waarom en hoe?

Deze vraag vormt de kern in de tegenwoordige discussie rond de politieke filosofie en in onze wrijving rond de ware democratie. Ietwat simplificerend kan men zeggen dat er twee basisstandpunten zijn die tegenover elkaar staan en in verschillende varianten optreden, maar ook voor een deel met elkaar overeenstemmen. Aan de ene kant vin­den we het radicaal-relativistische standpunt dat het begrip van het goede (en dus ook van het ware) geheel los wil zien van de politiek, omdat het de vrijheid bedreigt. Om het relativisme consequent door te drukken wordt het 'natuurrecht' afgewezen als metafysisch besmet; verder is er uiteindelijk geen ander principe in de politiek dan het be­sluit van de meerderheid dat in het reilen en zeilen van de staat de plaats van de waarheid inneemt. Recht kan niet anders dan puur poli­tiek opgevat worden, wat erop neerkomt dat recht datgene is wat door de daartoe bevoegde instituties als recht wordt vastgesteld. Aldus re­denerend wordt democratie niet inhoudelijk, maar zuiver formeel ge­definieerd: als een systeem van regels dat het vormen van een meer­derheid en het overdragen en wisselen van macht mogelijk maakt. Democratie zou daarmee in wezen bestaan uit een mechanisme van verkiezingen en stemmingen.

Deze opvatting staat tegenover een andere: dat de waarheid niet een product is van de politiek (van de meerderheid), maar daaraan voorafgaat en haar pad verlicht. Niet de praktijk zorgt voor de waar­heid, maar de waarheid zorgt ervoor dat de praktijk op de juiste ma­nier geschiedt. Politiek is pas dan gerechtvaardigd en vrijheidsbevorderend wanneer ze ten dienste staat van een systeem van waarden en machten zoals het verstand ons ingeeft. Tegenover de uitgesproken scepi­s van de relativistische en positivistische theorieën vinden we hier dus een basisvertrouwen in het verstand dat de waarheid kan aantonen. De essentie van beide standpunten komt zeer goed naar voren uit het proces tegen Jezus, wanneer Pilatus aan de Verlosser vraagt: 'Wat is waarheid?' (Johannes 18:38) Niemand minder dan de voortreffelijke vertegenwoordiger van het streng positivistische standpunt, de later naar Amerika geëmigreerde Oostenrijkse rechtsgeleerde Hans Kelsen, heeft in een bespiegeling omtrent deze bijbelse tekst zijn opvatting ond­ubbelzinnig uiteengezet.

We zullen later op zijn filosofie over de politiek terugkomen, maar eerst buigen we ons over zijn uitleg van de geciteerde bijbeltekst.

Volgens hem is de vraag van Pilatus de uitdrukking van de noodz­akelijke scepsis van de politicus. En daarom is de vraag in zekere zin ook meteen het antwoord: de waarheid is onbereikbaar. Dat Pilatus dat zo bedoelt ziet men uit het feit dat hij volstrekt niet op het antwoord wacht, maar zich in plaats daarvan rechtstreeks tot het volk wendt. Aldus heeft hij volgens Kelsen de beslissing over de omstreden zaak aan de volksstemming overgelaten en heeft Pilatus zich, nog steeds vol­gens Kelsen, gedragen als een waarachtige democraat. Omdat hij niet weet wat gerechtigheid is, laat hij de meerderheid daarover beslissen. Pilatus wordt in de stelling van de Oostenrijkse geleerde op deze ma­nier tot een zinnebeeldige figuur van de relativistische en sceptische democratie, een figuur die zich niet baseert op waarden en waarheid, maar op procedures. Dat in het geval van Jezus een onschuldige wordt veroordeeld, schijnt Kelsen niet te betwisten. Er is nu eenmaal geen andere waarheid dan die van de meerderheid en het heeft geen zin om daarachter verder te zoeken. Kelsen gaat op een zekere plaats zelfs zover te zeggen dat deze relativistische zekerheid desnoods met bloed en tranen mag worden opgelegd; men moet er even zeker van zijn als Jezus zeker was van zijn waarheid.

Geheel anders en juist vanuit politiek gezichtspunt veel overtui­gender, is de uitleg die de grote exegeet Heinrich Schlier aan de tekst gegeven heeft. Hij kwam ermee op het ogenblik dat het nationaal-so­cialisme zich klaarmaakte om in Duitsland de macht te grijpen en zijn uitleg was een bewuste getuigenis tegen die delen van het evangelische christendom die bereid waren hun geloof en hun volk op datzelfde ni­veau te brengen. Schlier vestigt in zijn bespiegeling de aandacht op het feit dat Jezus in het proces de volmacht van Pilatus om in naam van de staat recht te spreken geheel en al erkent. Hij perkt dat evenwel me­teen in door te zeggen dat Pilatus een dergelijke volmacht niet uit zich­zelf heeft ontvangen, maar 'van boven'. (Johannes 19:11) Pilatus cor­rumpeert zijn macht en daarmee ook die van de staat op het ogenblik dat hij zich niet meer opstelt als gevolmachtigde lasthebber van een hogere, aan waarheid gehechte ordening, maar deze ten eigen nutte ge­bruikt. De stadhouder vraagt niet meer naar de waarheid, maar ziet de macht als zijn eigen, zuivere macht. 'Zodra hij zichzelf machtigde, werd hem de gerechtelijke moord op Jezus in handen gespeeld'.

2. Waarom een staat?

De aanvechtbaarheid van een streng relativistisch standpunt is hiermee wel duidelijk geworden. Aan de andere kant zijn we ons tegenwoordig terdege bewust van de problemen die kleven aan het standpunt dat de waarheid ook binnen de democratische praktijk fundamenteel is en ten uitvoer gebracht dient te worden; de vrees voor de inquisitie en voor andere verkrachtingen van het geweten is ons met de paplepel in­gegoten. Hoe aan dit dilemma te ontkomen? Laten we ons eerst afvra­gen wat de staat eigenlijk is, waartoe hij dient en waartoe niet. Vervolgens zullen we een blik werpen op de verscheidenheid aan ant­woorden op die vraag en ten slotte proberen tot een sluitend antwoord te komen.

Wat is dus de staat? Waartoe dient hij? We zouden een simpel antwoord kunnen geven door te zeggen dat het de taak van de staat is 'de menselijke samenleving in orde te houden'7, dus een dermate com­promis tussen vrijheid en goederen te scheppen dat eenieder een menswaardig bestaan kan leiden. Ook kunnen we zeggen: de staat ga­randeert het recht als voorwaarde voor vrijheid en de gezamenlijke welvaart. Hieruit volgt enerzijds dat de staat geregeerd moet worden, anderzijds echter dat het regeren niet het simpele uitoefenen van macht mag zijn, maar de rechten van de enkeling moet beschermen en iet welbevinden van allen moet voorstaan. Het is niet de taak van de staat om het geluk van de mensheid te bewerkstelligen en evenmin om nieuwe mensen te doen ontstaan. Verder is het ook niet de taak van de staat de wereld in een paradijs te veranderen en dat kan hij ook niet; probeert hij dat toch, dan stelt hij zich absoluut op en gaat hij zijn grenzen te buiten. Hij gedraagt zich dan alsof hij God was en verwordt daardoor - zoals het boek Openbaringen zegt - tot een dier uit de af­grond, tot de macht van de antichrist.

Het is in dit verband van belang twee bijbelteksten steeds bij el­kaar te houden die, ofschoon ze elkaar lijken tegen te spreken, in wer­kelijkheid wezenlijk bij elkaar horen: Romeinen 13 en Openbaringen 13. De brief aan de Romeinen beschrijft de staat in zijn geordende vorm - de staat die zich aan zijn grenzen houdt en zichzelf niet voor bron van waarheid en recht aanziet. Paulus ziet de staat als mandata­ris van de geordendheid, de staat die het bestaansrecht van de individu en dat van de samenleving waarborgt. Deze staat komt gehoorzaam­heid toe. Gehoorzaamheid aan het recht is geen belemmering van de vrijheid, maar juist de voorwaarde ervan. De Openbaring van Johannes duidt daarentegen op de staat die zichzelf tot God verklaart en zelf bepaalt wat als gerechtigheid en waarheid geldt. Een dergelijke staat vernietigt de mensen. Hij ontkent zijn eigenlijke wezen en kan daardoor ook geen gehoorzaamheid meer eisen.

Het is kenmerkend dat zowel het nationaal-socialisme als het marxisme in essentie de staat en het recht ontkennen, de rechtsorde als onvrijheid bestempelen en daartegenover aanspraak maken op wat ho­gers: de zogenaamde volkswil of de klassenloze maatschappij die voor de staat in de plaats moet komen omdat die het instrument van de he­gemonie van een klasse zou zijn. Als op die manier de staat en zijn ge­ordendheid als vijand van de absoluutheid van de aanspraken van de eigen ideologie wordt beschouwd, dan ligt juist in die afwijzing nog enig achtergebleven bewustzijn van het eigenlijke wezen van de staat. De staat als staat richt een relatieve geordendheid van de samenleving in, maar kan niet alleen het antwoord geven op de vraag van de men­selijke existentie. Hij moet niet slechts ruimte openlaten voor iets an­ders en mogelijk hogers, hij moet ook de waarheid omtrent het recht steeds opnieuw van buitenaf ontvangen omdat hij deze niet in zich draagt. Maar hoe en van wie? Naar het definitieve antwoord op deze vraag moeten we zoeken.

3. De tegenstrijdige antwoorden op de vragen naar de grondslagen van de democratie

a) De relativistische theorie

Op deze vragen wordt, zoals hierboven al gesteld, antwoord gegeven vanuit twee lijnrecht tegenover elkaar staande standpunten, die beide echter zienswijzen inhouden die elkaar halverwege ontmoeten. De eer­ste mening, die van het strenge relativisme, hebben we al gevonden in het door Hans Kelsen gestelde. Voor hem kan de relatie tussen religie en democratie niet anders dan negatief zijn. Vooral het christendom onderwijst absolute waarheden en waarden en staat daarmee lijnrecht tegenover de scepsis die uit de relativistische democratie niet weg te denken is. Religie betekent voor hem heteronomie van het individu. terwijl daartegenover democratie diens autonomie inhoudt. Het bete­kent ook dat het kernpunt van de democratie de vrijheid is, niet het goede. Het goede lijkt hier juist een bedreiging van de vrijheid te zijn."

Tegenwoordig is de bekendste vertegenwoordiger van deze kijk op de­mocratie ongetwijfeld de Amerikaanse rechtsfIlosoof R. Rorty. Zijn op­vatting over de samenhang van democratie en relativisme sluit in grote lijnen aan op wat de tegenwoordige mens, ook de christen, in doorsnee voelt. Juist hierom verdient hij bijzondere aandacht. Voor Rorty is de enige maatstaf volgens welke het recht ten uitvoer kan worden ge­bracht, de overtuiging die onder de meerderheid der bevolking leeft; een andere fIlosofie, een andere bron van recht staat de democratie niet toe. Wel is Rorty zich enigszins bewust van de onvolkomenheid van het loutere meerderheidsprincipe als bron van waarheid, maar toch denkt hij dat het pragmatische, uit de meerderheid gepeurde ge­zonde verstand altijd wel enkele intuïtieve ideeën met zich meebrengt, zoals bijvoorbeeld de afschaffing van de slavernij. Hier vergist hij zich echter: honderden, zelfs duizenden jaren lang is een dergelijke intuïtie niet automatisch uit het gevoelen van de meerderheid voortgekomen en niemand weet hoe lang dit zo zal blijven. Wat hier heerst is een leeg begrip van vrijheid dat zelfs zo ver gaat dat het de ontbinding van het ik in een fenomeen zonder kern en zonder wezen noodzakelijk vindt, en wel om onze intuïtie over de prioriteit van de vrijheid gestalte te ge­ven. Maar wat als deze intuïtie inderdaad te voorschijn komt? En wat als een meerderheid zich tegen de vrijheid keert en zegt dat de mens­heid niet tegen vrijheid opgewassen is, maar nolens volens geleid moet worden?

De gedachte dat in de democratie slechts de meerderheid beslis­singen neemt en dat slechts de overtuiging van de meerderheid der burgers de bron van het recht is, houdt ongetwijfeld iets aantrekkelijks in. Want wanneer steeds iets wordt aangenomen wat voor de meer­derheid bindend, maar niet door die meerdheid gewenst is, lijkt juist die meerderheid haar vrijheid ontzegd te worden, waarmee de essen­tie van de democratie wordt afgewezen. Iedere andere theorie schijnt uit te gaan van een dogmatisme dat de zelfbeschikking ondermijnt en daarmee de burger onmondig en onvrij maakt.

Anderzijds kan echter niet ontkend worden dat ook de meerder­heid dwaalwegen kan bewandelen en dat die dwalingen niet alleen op onbelangrijke zaken betrekking hoeven te hebben, maar ook de grond­vesten van het goed kunnen aantasten, zodat waardigheid en rechten van de mens niet meer gewaarborgd zijn. Ook dat betekent het einde van de vrijheid. Want wat mensenrechten zijn en waaruit menselijke waardigheid bestaat, ligt voor de meerderheid beslist niet altijd voor de hand. Dat deze om de tuin geleid en gemanipuleerd kan worden en dat vrijheid in naam van de vrijheid vernietigd kan worden, is dramatisch genoeg gebleken uit de geschiedenis van de vorige eeuw. Bij Kelsen hebben we bovendien gezien dat het relativisme zijn eigen dogmatisme in zich draagt: dat is in zichzelf zo zeker dat hij ook moet worden op­gelegd aan hen die zich er niet in kunnen vinden. Uiteindelijk zit hier het onvermijdelijke cynisme dat zowel bij Kelsen als bij Rorty dicht aan de oppervlakte komt: wanneer de meerderheid - zoals bijvoorbeeld in het geval van Pilatus - altijd het recht aan haar zijde heeft, dan kan het niet anders dan dat het recht met voeten getreden wordt. Dan geldt ei­genlijk ten slotte de macht van de sterkere die de meerderheid voor zich kan winnen.

B) De metafysische en christelijke these

Maar we kunnen iets krachtigs in stelling brengen tegen het tot dusver beschouwde sceptische relativisme. De vader van die andere manier van naar de politiek kijken is Plato, die ervan uitgaat dat alleen hij kan regeren die het goede kent en ervaren heeft. Alle gezag moet dienstbaar zijn, wat wil zeggen dat men moet afzien van de eigen contemplatieve verhevenheid en de daarmee verkregen vrijheid. Het moet een vrijwil­lige terugkeer inhouden naar de 'holen', in de duisternis waarvan de mensen leven. Alleen dan ontstaat het waarachtige regeren en niet het voortdurende schijnbare gekissebis met de schijnbare verantwoorde­lijkheid die in de meeste gevallen de politiek kenmerkt: de blindheid van de doorsneepolitiek wijt Plato aan het feit dat de politieke vertegenwoordigers vechten om de macht, 'als was dit een groot goed'. Met dergelijke overwegingen sluit Plato zich aan bij de bijbelse grondge­dachte dat waarheid niet door de politiek geproduceerd wordt: wan­neer de relativisten zoiets menen, dan trekken ze ondanks de door hen gezochte hegemonie van de vrijheid in de richting van het totalitaire. De meerderheid wordt dan tot een soort godheid die geen hoger be­roep toestaat.

Uit dergelijke beschouwingen heeft J. Maritain een filosofie over de politiek ontwikkeld die probeert de diepzinnige beschouwingen uit de bijbel van toepassing te laten zijn op de theorie van de politiek. Het is niet nodig hier op de historische veronderstellingen van deze filoso­fie in te gaan, hoezeer dat ook de moeite waard zou zijn. Wel kunnen we in het kort, en dus ook zeer simplificerend, zeggen dat in de mo­derne tijd het begrip democratie twee wegen bewandelt en daarmee ook op twee verschillende grondslagen is gevestigd. In het Angel­saksische gebied is democratie minstens ten dele uit de natuurrechte­lijke tradities en, zij het geheel pragmatisch uitgelegde, christelijke basisopvattingen geconcipieerd en verwezenlijkt. Bij Rousseau daar­entegen heeft ze zich tegen de christelijke overlevering gekeerd. Van hem uit is vervolgens een stroom op gang gekomen van een conceptie van de democratie die tegengesteld is aan die van het christendom.

Maritain heeft geprobeerd het begrip democratie weer los te kop­pelen van Rousseau en haar - zoals hij zegt - te bevrijden uit de dog­ma's van de vrijmetselarij met haar noodzakelijke vooruitgang, haar antropologische optimisme, haar vergoddelijking van het individu en haar zichzelf vergetende mensen. Voor hem kan het oorspronkelijke recht op zelfbestuur van het volk nooit het recht zijn om over alles een oordeel te vellen: 'regeren door het volk' en 'regeren voor het volk' ho­ren bij elkaar; het gaat om het evenwicht tussen de volkswil en de doel­stellingen van de politiek. In deze zin heeft Maritain een drievoudig personalisme - het ontologische, het axiologische en het sociale - ont­wikkeld, waarop we in deze samenhang niet kunnen ingaan.

Het is duidelijk dat het christendom hier gezien wordt als de bron van kennis die aan de politieke actie voorafgaat en haar bijlicht. Om iedere verdenking van politiek christelijk absolutisme uit te sluiten, antwoordt V. Possenti in de lijn van Maritain dat het christendom als openbaringsreligie niet als waarheidsbron voor de politiek bedoeld is, maar eerder als zuurdesem en uit de historie opgenomen levensvorm. De waarheid over het goede dat uit de christelijke overlevering komt, wordt ook voor het verstand inzichtelijk en aldus tot een verstandelijk principe; een onderdrukker van het gezonde verstand en de politiek door gebruikmaking van een of andere dogmatisme is ze niet."6 Natuurlijk wordt hier een zeker optimisme ten aanzien van de eviden­tie van de zedelijkheid en het christelijke verondersteld, terwijl die door de relativisten bestreden wordt. En hiermee zijn we weer beland bij het hachelijke punt van de theorie van de democratie en de chris­telijke interpretatie daarvan.

c) Evidentie van de zedelijkheid? Tussenliggende standpunten

Het is nuttig om alvorens te proberen een antwoord te vinden, te kij­ken naar de tussenliggende standpunten die noch bij het ene noch bij het andere kamp volledig zijn in te delen. V. Possenti noemt als verte­genwoordigers van een dergelijke middenweg N. Bobbio, R.K. Popper en J. Schumpeter; de cartesiaan P. Bayle (1647-1706) kan men be­schouwen als een vroege voorloper. Bayle gaat namelijk reeds uit van een strikte scheiding van de metafysische en de morele waarheid. Het politieke bedrijf heeft volgens hem de metafysica niet nodig. Metafysische vragen mogen omstreden blijven en komen daardoor in het gebied van het niet door de politiek beroerde pluralisme. Als exis­tentiële grondslag moet de staatsgemeenschap genoeg hebben aan de praktische waarheid. Wat zijn herkenbaarheid betreft hangt Bayle ech­ter een optimisme aan dat in de loop van de latere geschiedenis allang verloren is gegaan. In de tweede helft van de 17de eeuw kon Bayle nog denken dat de zedelijke waarheid voor alle mensen openstaat. Er is slechts een enkele, universele en onvermijdelijke moraal, een helder licht dat door alle mensen wordt waargenomen zodra zij hun ogen openen. Deze ene morele waarheid komt van God en moet het oriën­tatiepunt zijn voor alle afzonderlijke wetten en normen. Bayle be­schrijft hiermee niets anders dan het algemene bewustzijn van zijn eeuw; de door het christendom naar voren gebrachte morele basisin­zichten stonden de mensen zo duidelijk en onweerlegbaar voor ogen, dat men ze zelfs midden in een geloofsstrijd als het vanzelfsprekende inzicht van ieder redelijk mens kon beschouwen, als evidentie van het \ustand die ook door de verschillende geloofstwisten van het ver­deelde christendom niet verstoord kon worden.

Maar wat destijds het dwingende inzicht door het van God ont­vangen verstand leek te zijn, behield zijn evidentie slechts zolang de ge­hele cultuur, dus de samenhang van de gemeenschap, het stempel van de christelijke overlevering droeg. Naarmate de christelijke basiscon­sensus verder ondermijnd raakte en het naakte verstand overbleef dat zich niet door de historische werkelijkheid de les liet lezen en alleen maar zichzelf wilde luisteren, kwam ook de evidentie van de zedelijk­heid in verval. Het verstand, dat zijn wortels had in een geloof in een historische, religieuze cultuur en deze afsnijdt om alleen nog maar een èmpirisch verstand te zijn, wordt met blindheid geslagen. Voor wie louter en alleen nog het experimenteel verifieerbare als algemene ze­kerheid apprecieert, blijft in plaats van de waarheden die boven het puur materiële uitstijgen, alleen nog het functioneren, te weten het spel van meerderheid en minderheid, als maatstaf over, wat echter ­zoals we hebben gezien - in zijn geïsoleerdheid onvermijdelijk tot cynisme en tot vernietiging van mensen leidt. Het eigenlijke probleem -aarvoor we tegenwoordig staan, is de blindheid van het verstand voor de gehele, niet-materiële dimensie van de werkelijkheid.

Laten we nog even een blik werpen op de sociale fllosofie van K. Popper, van wie men misschien kan zeggen dat hij in een relativistische riid de basisvisie van Bayle probeert te redden. Tot Poppers kijk op de open samenleving behoort de vrije discussie en verder instituties ter bescherming van de vrijheid en tot steun aan de achtergestelden. De waarden waarop de democratie als beste verwezenlijkingsvorm van de open maatschappij rust, worden met een moreel geloof waargenomen; rationeel zijn ze niet te beredeneren, maar een op de vooruitgang van de wetenschap lijkend proces van kritiek en inzicht leidt toch tot een benadering van de waarheid. De principes van de gemeenschap kun­nen dientengevolge niet beredeneerd worden, alleen bediscussieerd. Aan het einde ervan moet men daarover een oordeel vellen. IS

Zoals men ziet ontbreken in deze visie veel elementen. Enerzijds ziet Popper dat uit het proces van de vrije discussie geen evidentie be­treffende de zedelijke waarheid komt, maar anderzijds is die voor hem in een soort verstandelijk geloof toch te bevatten. Voor Popper is het duidelijk dat het meerderheidsprincipe niet onbeperkt kan gelden. Bayles grootse idee van de collectieve zekerheid van het verstand in ze­delijke zaken, is hier verschrompeld tot een door discussie naar voren komend geloof dat in elk geval, ook wanneer de grondslag onzeker is, basiselementen van de zedelijke waarheid blootlegt en deze onttrekt aan het pure functionalisme. Alles in overweging nemend mogen we wel zeggen dat ook dit karige overblijfsel van de verstandelijke basis­zekerheid over de moraal niet louter uit het verstand voortkomt, maar berust op een nog altijd aanwezig rudiment van inzichten van christe­lijk-joodse signatuur. Lange tijd al is ook dit rudiment van zekerheid niet meer onomstreden, maar een minimale moraal is in de afkalven de christelijke cultuur nog wel toegankelijk gebleven.

Voordat we ons wagen aan een poging om een antwoord te vin­den, kijken we terug. De absolute staat die zich als bron van waarheid en recht presenteert, moet worden afgewezen. Maar ook afgewezen moet worden het strikte relativisme en functionalisme, omdat de ver­heffing van hun waarheid tot enige bron van het recht de zedelijke waardigheid van de mens bedreigt en een tendens inzet die naar het totalitaire neigt. Het spectrum van aannemelijke theorieën reikt aldus van Maritain tot Popper, waarbij Maritain een maximaal vertrouwen in de verstandelijke evidentie van de morele waarheid van de chris­tenheid en haar mensbeeld aan de dag legt, terwijl bij Popper hiervan het nog net toereikende minimum overeind is gebleven om hem te be­hoeden voor een vrije val in het positivisme.

Ik zal hier naast of tussen beide auteurs niet een nieuwe theorie over de verhouding tussen staat en zedelijke waarheid poneren, maar alleen proberen een samenvatting te geven van de inzichten die ons tot nu toe zijn aangeboden. Deze kan dan dienen als een soort platform of als ontmoetingsplaats van de politieke filosofieën die in enigerlei vorm het christendom en zijn morele boodschap als uitgangspunt voor het politieke bedrijf beschouwen, zonder daarbij de grenzen tus­sen politiek en geloof uit te wissen.

4. Samenvatting en gevolgtrekkingen

Het komt mij voor dat een gevolgtrekking uit onze rondgang door de moderne debatten zich in de volgende zeven verklaringen laat samen­vatten:

1) De staat zelf is niet de bron van waarheid en moraal. Noch door iets dat hem eigen is, zoals volk, ras, klasse of een op grootse ideeën gebaseerde ideologie, noch door uitspraken van de meerder­heid kan de waarheid uit zichzelf ontstaan. De staat is niet absoluut.

2) Het doel van de staat kan niet liggen in een simpele, inhouds­loze vrijheid. Om met elkaar een zinvolle en leefbare geordendheid te grondvesten, is het nodig een minimale waarheid te kennen en het goede te herkennen, terwijl deze niet manipuleerbaar mogen zijn. Zo niet, dan zal, zoals Augustinus zegt, langs de helling een goed functio­nerende roversbende afglijden omdat er alleen vanuit de functionali­teit gedefinieerd zal worden en niet vanuit de gerechtigheid die voor allen goed is.

3) Dienovereenkomstig moet de staat de voor hem absoluut noodzakelijke mate aan inzicht en waarheid over het goede van bui­tenaf toelaten.

4) Dit 'buitenaf' kan in het gunstigste geval het pure inzicht van het verstand zijn en bijvoorbeeld overgenomen en behouden zijn uit een onafhankelijke filosofie. Maar praktisch is een dergelijke pure, niet aan de historie gebonden verstandelijke evidentie niet. Metafysisch en moreel wordt het verstand pas werkzaam in samenhang met de ge­schiedenis, is het van haar afhankelijk en haalt haar tegelijkertijd in. In feite zijn alle staten zich bewust geworden van het zedelijke verstand dat uit de religieuze overleveringen en uit hun geschiedenis komt en maken de staten daarvan gebruik, ook al omdat ze zedelijke opvoe­dingslessen bevatten. De toegankelijkheid van het verstand en de mate van besef van het goede is natuurlijk zeer divers, zoals ook het karak­ter van samengaan van staat en religie dat is. De poging tot vereenzel­viging met en daarmee tot religieuze verabsolutering van de staat, die daarbij meteen de religie corrumpeert, is in de hele geschiedenis aan te wijzen. Maar er bestaan beslist ook positieve modellen van relaties tussen religieus gefundeerd moreel besef en ordening van de staat. Men mag zelfs zeggen dat zich over gewichtige elementen van het mo­rele goed in de grote beschavingen, zowel op religieus als staatsvlak, een basisconsensus aftekent die wijst op een redelijkheid van beide kanten.

5) Het christelijke geloof heeft bewezen de meest universele en ra­tionele religieuze cultuur te zijn, waardoor ook tegenwoordig aan het verstand de basisstructuur van het morele besef wordt aangeboden. Dit leidt hetzij tot een bepaalde evidentie, hetzij op zijn minst tot het leggen van een basis voor een verstandelijk moreel geloof. Zonder dat kan een gemeenschap niet bestaan.

6) Dienovereenkomstig ontvangt de staat - zoals al eerder is ge­steld - datgene wat wezenlijk van belang is van buitenaf en niet louter vanuit het verstand, omdat dit op moreel gebied niet toereikend is wanneer het niet door een historische geloofsvorm tot rijpheid is ge­bracht. Het is van wezenlijk belang dat dit onderscheid niet wordt weg­gepoetst: de kerk mag zichzelf niet tot staat verheffen of als machtsor­gaan binnen of boven de staat optreden. Doet de kerk dat wel, dan maakt zij zichzelf tot staat met de totalitaire inslag die zij juist wil uit­sluiten. Zij zou door de versmelting met de staat de essentie van de staat en ook haar eigen essentie verwoesten.

7) De kerk blijft voor de staat een 'van buitenaf'. Alleen dan zijn beide wat ze moeten zijn. De kerk moet evenzeer op haar eigen terrein en binnen haar grenzen blijven als de staat. Zij moet haar eigenheid en haar eigen vrijheid respecteren, ook om de staat de diensten te kunnen bieden die deze nodig heeft. Ook moet zij alle beschikbare kracht aan­wenden om het licht van de morele waarheid te laten schijnen, ten­einde de burgers van de staat inzicht te verschaffen. Slechts wanneer deze waarheid in zichzelf kracht bezit en de mensen vormt, kan ze ook anderen overtuigen en daarmee een kracht voor allen worden.

Slotbeschouwing: hemel en aarde

Hiermee krijgt een christelijke leer die in de vorige eeuw nauwelijks aan het woord is gekomen weer betekenis. Ze komt tot uitdrukking in de paulinische stelling: 'Maar óns vaderland is in de hemel' (Filipenzen 3:20 ).20 Het Nieuwe Testament heeft deze overtuiging met grote nadruk \·erdedigd. Voor de nieuw-testamentische schrijver is de stad in de he­mel niet slechts een ideale, maar veeleer een volstrekt reële grootheid - het nieuwe thuis waarheen we gaan. Zij is de innerlijke maatstaf waarmee we leven, de hoop die ons in het heden op de been houdt. De nieuw-testamentische auteurs weten dat die stad ook nu al bestaat en dat we er nu al thuishoren, ook al zijn we nog onderweg. De brief aan de Hebreeën heeft deze gedachte buitengewoon indringend uiteenge­zet: 'Want we hebben hier geen blijvende stad, maar zijn op zoek naar de stad van de toekomst: (Hebreeën 13:14) Van de in de tegenwoordige tijd reeds effectief bestaande stad, zegt hij: 'Nee, u bent genaderd tot de berg Sion gegaan en de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem [ ... ]' (Hebreeën 12:22). Bijgevolg geldt voor de christenen weer wat over de patriarchen van Israël werd gezegd: het zijn vreem­delingen en voorbijgangers, want ze zijn onderweg naar een toekom­stig vaderland. (Hebreeën 11:13-16)

Dergelijke teksten worden al sinds lange tijd ongaarne geciteerd, omdat ze de mensen lijken te vervreemden van de aarde en ze van hun wereldse, eventueel hun politieke bezigheden lijken af te houden. 'Bruder, bleibt der Erde treu', zo riep Nietsche ons in onze eeuw toe, en de grote marxistische stroming heeft er bij ons ingehamerd dat we voor de hemel geen tijd hebben: de hemel is voor de vogeltjes, zei Bertolt Brecht, wij bekommeren ons om de aarde en maken hem be­woonbaar.

In werkelijkheid is het juist deze 'eschatologische' houding die ga­rant staat voor het eigen recht van de staat en zich tegelijkertijd verzet tegen het absolutisme, doordat ze de grenzen van zowel de staat als de kerk in de wereld aantoont. Waar dus deze basishouding wordt inge­nomen, daar weet de kerk dat zij niet zelf de staat kan zijn. Daar weet zij ook dat het uiteindelijke staatswezen zich elders bevindt en dat zij op aarde niet de godsstaat kan stichten. De kerk respecteert de aardse staat als een eigen geordendheid van het tijdsgewricht, met zijn rech­ten en wetten, waarmee zij instemt. Zij doet dan ook haar best loyaal met de aardse staat mee te leven en te werken, ook wanneer dat geen christelijke staat is (Romeinen 13:1; 1 Petrus 2:13-17; 1 Timotheus 2:2). Doordat de kerk van haarzelf eist loyaal mee te werken in het staats­wezen, kweekt zij daarin ook deugden die de staat ten goede komen. Maar zij werpt meteen ook een barrière op tegen de almacht van de staat: omdat men 'meer naar God moet luisteren dan naar de mensen' (Handelingen 5:29) en omdat zij uit Gods woord weet wat het goede en het kwade is, roept de kerk op tot verzet wanneer door de staat het

kwade, het zich tegen God kerende, wordt bevolen. Het op weg zijn naar die andere stad vervreemdt niet, het is in werkelijkheid juist het teken dat we herstellende zijn en dat onze staat herstellende is. Want als mensen niets anders te verwachten hebben dan wat deze wereld hun biedt en als ze dat alles van de staat mogen en moeten verlangen, dan maken ze zichzelf kapot en daarbij hun gemeenschap. Willen we niet opnieuw in de val van het totalitarisme lopen, dan moeten we over de staat heenkijken, omdat deze een deel en niet het geheel is. Hoop op de hemel druist niet in tegen trouw jegens de aarde; zij betekent ook voor de aarde hoop. Hopend op het hogere en onherroepelijke, mogen en moeten wij christenen ook hoop putten uit onze voorlopige wereld van staten.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Quote:

Ik heb een vrij moderne scanner (nog geen half jaar oud) van HP. Hoe werkt dat?

Heb je er ook een programa bij dat HP solution center heet? Daar stat het gewoon als optie in het scherm smile.gif Moet je nog wel even regelen dat 'ie het niet naar een TIFF file stuurt, maar naar een RTF bestand ofzo. knipoog_dicht.gif

Link naar bericht
Deel via andere websites

'Verdrag bijna identiek aan verworpen grondwet'

dinsdag 24 juli 2007 12:56

Het voorstel voor een nieuw EU-verdrag verschilt nauwelijks van de ontwerptekst van de in 2005 verworpen Europese grondwet. Volgens de Britse denktank Open Europe is de knip-en-plak-grondwet een voorbeeld van schokkende oplichterij.

Het nieuwe verdrag zou voor 96 procent gelijk zijn aan de ontwerptekst van de grondwet. Dat blijkt uit een eerste analyse van de denktank.

Opnieuw genummerd

De tekst werd eind juni vastgesteld door de regeringsleiders van de 27 EU-landen. 'We hadden nooit verwacht dat ze simpelweg de tekst van de oude grondwet zouden terugbrengen. Ze lijken alleen de artikelen opnieuw te hebben genummerd,' aldus Neil O’Brien, directeur van Open Europe.

Eerder werd ook al bekend dat de tekst van het verdrag bewust onleesbaar is gemaakt om te voorkomen dat burgers een referendum gaan opeisen. In Nederland is een Kamermeerderheid voor zo’n referendum. EU-voorzitter Portugal heeft er alle vertrouwen in dat de EU-leiders het nieuwe verdrag op 18 oktober kunnen ondertekenen.

Premier Brown

De denktank wil juist dat premier Gordon Brown van Groot-Brittannië een referendum houdt over de tekst. In Open Europe zitten onder meer John Barton, Michael Freeman en Derek Scott.

Bron: link

Kortom we worden genaa.... Ik eis een referendum. Volgens mij sotnd een meerderheid van de tweede kamer daar ook niet afwijzend tegenover.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Quote:

Als de SP nog even zo doorgaat, dan gaat die rigide houding de kiezer tegenstaan en zitten ze zo weer op 9 zetels.

Juist mensen die ik ken uit de orthodoxe achterban en vaak linker vleugel, zitten er over te denken hun lidmaatschap op te zeggen of hebben het zelfs al gedaan.

Dus dat zullen wel andere zetels worden dan voorheen. knipoog_dicht.gif

Link naar bericht
Deel via andere websites

Intressant Dost, heb je misschien een idee waarom de PvdD hier nog niet op gereageerd heeft?

Misschien is het leuk om even een weddenschap af te sluiten op de eerste minister die af gaat treden. Ik gok op: Bert Koenders

BKB polderschandaal ettert door

Het Schoklandse Polderschandaal van Pvda-minister Bert Koenders is nog lang niet overgewaaid. De minister raakt inmiddels bedolven onder kamervragen over BKB, de commerciele tak van de Pvda. Het organisatiebureau van twee prominente Pvda-ers organiseerde namelijk het evenement 'Akkoord van Schokland' voor 750.000 euri met ongetwijfeld uitzicht op een hapje uit de 50 miljoen euri van het BertjeKoenders-Steunfonds voor Linkse Organisaties. Inmiddels is de absurde begroting (pdf) boven water gekomen. Zo blijkt dat zelfs de internetsite met een paar pagina's zonder teksten al 40.000 euri kostte. Verder kostten alle BKB-medewerkers, van administratieve hulp tot kopieerjongen 112,5 euri per uur. En als klap op de vuurpijl huurde BKB-Directeur Lennart Booij zichzelf in als gespreksleider op de manifestatie voor duizenden euris want hij is 'bekend van radio en televisie'. Ondertussen gaan de incrowd discussies tussen freelancers van BKB hierrr door, want ze zijn blij dat Nova op het laatste moment het schandaal wipte voor een repo over de dood van Ingmar Bergman. Begroting gelezen? Lees dan de uitleg van de minister nog even: "Ik hecht er aan hieraan toe te voegen dat vrijwel alle artiesten die op Schokland optraden, belangeloos hun medewerking hebben verleend. Artiesten, jullie zijn genaaid!

Bron: Geenstijl

Begroting in PDF: link

Ik wil dat de minister alle kosten (750.000 euro) uit eigen zak terug betaald aan de schatkist. Dit is gewoon te schandalig voor woorden. Dat er enkel aan vriendjespolitiek wordt gedaan is reeds bekend, maar dat zoveel belastingsgeld over de balk is gesmeten vind ik ongehoor.


Samengevoegd:

Nieuw nieuws van de partij voor naastenliefde, vrijheid en diversiteit wat wel intressant voor ons als gelovigen is:

Pedopartij richt zich tegen religie

De Partij voor Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit is tot de ontdekking gekomen dat het te kampen heeft met een imagoprobleem. "Onterecht", volgens voorzitter Marthijn Uittenbogaard. "De PNVD is geen one issue-partij." In plaats van imago van pedofielen willen de omstreden politici zich profileren als partij die zich verzet tegen de religieuze indoctrinatie van kinderen.

Dus moeten volgens Uittenbogaard basisscholen op religieuze grondslag worden verboden en moeten geen subsidies meer worden gegeven aan religieuze organisaties. "Het zijn standpunten die altijd al in ons programma stonden maar die werden overvleugeld door ons standpunt over seks met kinderen ouder dan 12 jaar", aldus Uittenbogaard. Dat standpunt is volgens de voorzitter overigens ongewijzigd.

De PNVD deed vorig jaar niet mee bij de Tweede Kamerverkiezingen. De partij kreeg het niet voor elkaar om 570 steunverklaringen te verkrijgen, nodig om mee te mogen doen aan de verkiezingen. Volgens Uittenbogaard lukte dat niet omdat de lijsten met steunverklaringen openbaar zijn en iedereen kan zien wie ze getekend heeft. "Dat kan gevaarlijk zijn voor mensen die ons steunen." De PNVD zegt via de rechter te willen bereiken dat de lijsten niet meer openbaar worden gemaakt.

Bron: link

Persoonlijk denk ik niet dat dit standpunt deze partij meer stemmen zal bezorgen. Hun standpunt wat betreft pedofilie is zo overheersend dat het mensen verder weinig uitmaakt wat de andere standpunten zijn.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Ik zie het als corruptie. Ik neem dan ook aan dat justitie de zaak gaat onderzoeken (althans dat zou ze doen als we niet in een bananen republiek wonen) en indoen nodig tot vervolging van de minister zal overgaan.

Corruptie moet keihard aangepakt worden. De hoge 'heren' in Den Haag wanen zich al te lang boven de wet. Het is tijd dat iemand ze wakker schud.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Quote:

Eens, maar in vergelijking met Nigeria is het hier een paradijsje hoor. Ik denk niet dat wij hoog scoren op de mondiale corruptiemeter.

Neemt niet weg dat we álle gevallen moeten bestrijden natuurlijk.

Het probleem lijkt nog groter. Corruptie lijkt diep geworteld in Den Haag zo te zien.

Minister Rouvoet overtrad regels ook

Door AXEL VELDHUIJZEN

ROTTERDAM - Ook minister André Rouvoet (Jeugd en Gezin) heeft bewust de regels voor aanbestedingen geschonden bij de organisatie van een evenement.

Hij huurde voor de Kindertop op 6 juni rechtstreeks het evenementenbureau Kuiters uit Sassenheim in, terwijl dit evenement openbaar had moeten worden aanbesteed.

De Kindertop vormde de afsluiting van Rouvoets tournee door het land. De Kindertop kostte inclusief btw 280.000 euro.

De rijksoverheid moet evenementen die meer dan 137.000 euro kosten altijd openbaar aanbesteden. Volgens het ministerie van VWS was er bij de Kindertop geen tijd voor een tijdrovende aanbestedingsprocedure.

Minister Bert Koenders (Ontwikkelingssamenwerking) kwam vorige week in opspraak, toen bleek dat hij de organisatie van het ‘Akkoord van Schokland’ zonder openbare aanbesteding had gegund aan het evenementenbureau BKB van zijn partijgenoten Lennart Booij en Erik van Bruggen. Ook hij beroept zich op tijdgebrek.

De lucratieve opdracht voor de Kindertop ging volgens directeur Cor van der Lans van ‘Kuiters idee en organisatie’ automatisch naar zijn bureau, omdat dat ook betrokken was bij Rouvoets bustour tijdens de 100-dagenperiode.

,,Halverwege de tour zei de minister opeens dat er ook een afsluitende conferentie moest komen. Voor alle partijen was het toen meteen duidelijk dat er van aanbesteden geen sprake kon zijn als dit evenement op tijd moest worden gehouden. Dat was geen discussie.’’

De branchevereniging voor evenementenbureaus IDEA is geschokt door de handelwijze van de ministers. ,,Ongelooflijk. Als aanbesteden te veel gedoe is, moeten ze de regels vereenvoudigen. Hier klopt echt niks van,’’ zegt Leon Kruitwagen.

Hij vermoedt dat de ministers ook te veel voor de evenementen hebben betaald. ,,Als je op zo korte termijn nog iets wilt organiseren, kost dat nu eenmaal meer geld. En als je geen andere voorstellen laat opstellen, heb je ook nog eens geen vergelijkingsmateriaal. Zo doe je jezelf tekort.’’

Koenders en Rouvoet kunnen geen boete krijgen voor het bewust negeren van de Europese aanbestedingsregels.

,,Een evenementenbureau dat zich benadeeld voelt zou alleen bij de rechter een schadeclaim kunnen indienen, maar dan moet het wel kunnen aantonen dat het ook een goede kans op de opdracht had gemaakt,’’ zegt mr. E. Zeelenberg van Nysingh Advocaten in Apeldoorn.

Zij is gespecialiseerd in aanbestedingsregels. Zij zegt dat het tijdgebrek, waar Koenders en Rouvoet zich op beroepen, bij de rechter geen indruk maakt. ,,De eerdere uitspraken zijn daar helder over. Je had dan gewoon eerder moeten beginnen.’’

Bron: link

Link naar bericht
Deel via andere websites

×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid