Spring naar bijdragen

Jota en tittel


Aanbevolen berichten

Naar aanleiding van een opmerking van Sweep wil ik graag uiteenzetten hoe ik met deze tekst omga. Christenen wordt nogal eens verweten dat ze zich niet aan de Wet houden. De Wet heeft voor christenen een andere status dan voor bijvoorbeeld Joden. Kort samengevat is de Wet een schaduw en de werkelijkheid is Christus. De Wet geldt nog steeds, maar wie met Christus gestorven is, is daarvan rechtens vrij.

[17] Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten op te heffen. Ik ben niet gekomen om ze op te heffen, maar om ze te vervullen.

[18] Want Ik verzeker jullie; eer hemel en aarde vergaan, zal er niet één punt of komma van de wet afgaan voor het allemaal gebeurd zal zijn.

[19] Wie één van die geringste geboden ontkracht en dat de mensen leert, zal de geringste genoemd worden in het koninkrijk der hemelen. Maar wie ze onderhoudt en leert, zal groot genoemd worden in het koninkrijk der hemelen.

[20] Want Ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet méér betekent dan die van de schriftgeleerden en farizeeën, zul je het koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan.

De uitdrukking “Wet en Profeten†komt in Matteüs ook nog voor in 7:12, 11:13, 22:40. Daarnaast worden de profeten nog een aantal keren los genoemd, maar die laat ik om praktische redenen even weg.

In 7: 12 staan de “Wet en Profeten†voor: Welnu, behandel de mensen in alles zoals je wilt dat ze jullie behandelen. Dit wordt ook wel de gulden regel genoemd. In 22:40 beantwoordt Jezus de vraag wat het grootste gebod van de Wet is. Hij citeert daarbij de geboden uit Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Jezus vat hier dus niet de Tien Woorden samen, maar citeert uit de Thora (vijf boeken van Mozes). De Wet en Profeten zijn in strikte zin de vijf boeken van Mozes en de profetische boeken. In bredere zin kan je daar denk ik het hele Oude Testament lezen. De geboden die Jezus noemt, vormen daarvoor de grondslag, de basis.

In Matteüs 11:11-14 heeft Jezus het over Johannes de Doper. Interessant is dat er onder allen die uit vrouwen geboren zijn, niemand is opgestaan die groter is dan Johannes de Doper. Maar de kleinste in het koninkrijk der hemelen is groter dan hij. Dus Johannes is nog kleiner dan iemand die leert om de geringste geboden af te schaffen. Apart he?

Jezus is gekomen om Wet en Profeten te vervullen. Eerder zouden hemel en aarde vergaan, dan dat er een letter van de Wet vervalt (Lucas 16:17). De Wet staat dus onwrikbaar vast. Maar staat de rest daarmee ook vast? Nee, want in Matteüs 5 staat ook “voor het allemaal gebeurd zal zijnâ€. De Psalmen zingen over Gods Koninkrijk. En dat Koninkrijk breekt aan met Jezus: Matteüs 11: 12-14: Vanaf de dagen van Johannes de Doper tot nu toe lijdt het koninkrijk der hemelen geweld en geweldenaars lopen het onder de voet. Want tot aan Johannes hebben alle profeten en de Wet het voorzegd, en als u het wilt aanvaarden: hij is Elia die komen zou. Dus wat in de Wet en de Profeten is voorzegd, gebeurt op het moment dat Jezus op aarde is.

En dat zie je al eerder in Matteüs 11: 2-6: Toen Johannes in de gevangenis hoorde over de daden van de Messias, liet hij Hem bij monde van zijn leerlingen vragen: ‘Bent U het die komen zou, of hebben we een ander te verwachten?’ Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Ga Johannes vertellen wat u hoort en ziet: Blinden zien weer en kreupelen lopen, melaatsen worden rein en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de goede boodschap verkondigd. Gelukkig degene die geen aanstoot aan Mij neemt.’ Johannes de Doper kan dus, als hij gelooft, vaststellen dat de Messiaanse tijd is aangebroken.

Zie ook Lucas 10: 17-19: De tweeënzeventig kwamen opgetogen terug. ‘Heer,’ zeiden ze, ‘zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons in uw naam.’ Hij zei tegen hen: ‘Ik zag de satan als een bliksemschicht uit de hemel vallen. Kijk, Ik heb jullie de macht gegeven om op slangen en schorpioenen te trappen en in te gaan tegen alle vijandelijke krachten; niets kan jullie deren. Voor wie gelooft, is de Messiaanse tijd aangebroken.

En zie ook Lucas 4: 18-21: De Geest van de Heer rust op mij; daartoe heeft Hij mij gezalfd. Om aan armen de goede boodschap te brengen heeft Hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating aan te kondigen en aan blinden het licht in hun ogen, om verdrukten in vrijheid te laten gaan, en een jaar af te kondigen dat de Heer welgevallig is. Daarna rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. De ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. Toen begon Hij hen toe te spreken: ‘Vandaag is het schriftwoord dat u gehoord hebt in vervulling gegaan.’ Voor wie gelooft, is de Messiaanse tijd aangebroken.

Wat betekent dit dan:

Ik raad aan het boek Hebreeën te lezen (evt alleen Hoofdstuk 8 en 9).

Een paar citaten:

Dat is een zinnebeeld van de tegenwoordige tijd. Er worden daar immers gaven en offers gebracht die de offeraar de innerlijke volkomenheid niet kunnen geven; het betreft hier spijzen, dranken en allerlei reinigingsriten, menselijke voorschriften, die slechts van kracht blijven tot de tijd van het betere bestel is aangebroken.

En: Was dat eerste verbond onberispelijk geweest, dan was er geen plaats geweest voor een tweede (8:7). En: Door te spreken van een nieuw verbond heeft Hij het eerste voor verouderd verklaard, en alles wat oud en bejaard wordt, staat op het punt te verdwijnen (8:13). De Wet van Mozes met al zijn inzettingen verdwijnt, blijvend is wat God in de harten schrijft.

Dit kan je ook bij Paulus lezen. Bijvoorbeeld de brief aan de Romeinen:

Zij die zonder de wet hebben gezondigd, zullen ook zonder de wet omkomen; en zij die met de wet hebben gezondigd, zullen door de wet worden veroordeeld. Want niet de hoorders van de wet zijn rechtvaardig in Gods oog; alleen de onderhouders van de wet zullen worden gerechtvaardigd.

En

Welnu, wij weten dat de wet al wat zij zegt, tegen hen zegt die onder de wet staan. Zo wordt ieder de mond gesnoerd en staat de hele wereld schuldig voor God. Want geen mens zal in zijn ogen als rechtvaardig gelden omdat hij de wet onderhield; de wet doet alleen maar de zonde kennen.

Tittel en jota blijven in stand, de Wet sluit elke weg van eigen gerechtigheid af. De Wet betekent oordeel. Dat motief vind je ook in Matteüs 3: 7: Toen Johannes de Doper zag dat velen uit de kringen van farizeeën en sadduceeën op zijn doop afkwamen, zei hij tegen hen: ‘Addergebroed, wie heeft u voorgespiegeld dat u de komende toorn kunt ontlopen?

Romeinen 3 vervolgt:

vs 21, 22: Thans is echter, buiten de wet om, Gods gerechtigheid openbaar geworden, waarvan de Wet en de Profeten getuigenis afleggen: Gods gerechtigheid, die zich door het geloof in Jezus Christus meedeelt aan allen die geloven, zonder enig onderscheid.

vs 31: Bedien ik mij nu van het geloof om de wet buiten werking te stellen? Integendeel, ik laat de wet juist tot haar recht komen.

Zijn christenen onder de wet? Rom 7: 4 (WV): Broeders en zusters, zo bent ook u door het lichaam van Christus gestorven met betrekking tot de wet, en u behoort nu aan een ander, aan Hem die uit de doden is opgewekt, opdat wij vrucht dragen voor God.

De wet heeft heerschappij over de mens zolang hij leeft, maar wie gestorven is, is rechtens vrij. Christus is gestorven en met Hem zijn christenen gestorven. Hier komen voor mij bij elkaar: alles is geschied/volbracht en het vergaan van hemel en aarde - wie dood is heeft geen deel meer aan de wereld.

Tenslotte: Paulus was een onberispelijk Farizeeër. Toch heeft hij dat alles vuilnis geacht. De gerechtigheid van de Farizeeërs is niet genoeg. Christus heeft de gerechtigheid verworven.

Jezus wees in Matteüs 5 op zichzelf: buiten Hem is de weg onbegaanbaar, want tittel en jota versperren elke eigen gerechtigheid. Daarvoor in plaats verwijst hij naar een gerechtigheid die bij mensen niet mogelijk is, maar alleen bij God (zie ook Matt 19 - de rijke jongeling).

Link naar bericht
Deel via andere websites

Conclusie: Jezus wees in Matteüs 5 op zichzelf: buiten Hem is de weg onbegaanbaar, want tittel en jota versperren elke eigen gerechtigheid. Daarvoor in plaats verwijst hij naar een gerechtigheid die bij mensen niet mogelijk is, maar alleen bij God.

Jammer dat je mijn gedachtengang niet kan volgen. Ik hoopte dat toch tenminste te kunnen bereiken, ook al hoef je het daarvoor niet met me eens te zijn. Ik heb het expres beknopt gehouden, want waar ik te grote gedachtensprongen maak, kan ik dat later altijd nader toelichten. Ik heb er niet zoveel behoefte aan om uitgebreide discussies over de wet te gaan voeren. Als het niet te volgen is, laat dan maar zitten.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Conclusie: Jezus wees in Matteüs 5 op zichzelf: buiten Hem is de weg onbegaanbaar, want tittel en jota versperren elke eigen gerechtigheid. Daarvoor in plaats verwijst hij naar een gerechtigheid die bij mensen niet mogelijk is, maar alleen bij God.

Jammer dat je mijn gedachtengang niet kan volgen. Ik hoopte dat toch tenminste te kunnen bereiken, ook al hoef je het daarvoor niet met me eens te zijn. Ik heb het expres beknopt gehouden, want waar ik te grote gedachtensprongen maak, kan ik dat later altijd nader toelichten. Ik heb er niet zoveel behoefte aan om uitgebreide discussies over de wet te gaan voeren. Als het niet te volgen is, laat dan maar zitten.

Dank je. Nee, ik probeer juist je gedachtengang te volgen en het een beetje op me in te laten werken. Wat je schrijft is veel, maar tegelijkertijd weinig want het onderwerp roept veel nog onbeantwoorde vragen op.

Ik hoop erop terug te komen en we zien wel of je het dan leuk vindt om te reageren ;)

Link naar bericht
Deel via andere websites
De Wet en Profeten zijn in strikte zin de vijf boeken van Mozes en de profetische boeken. In bredere zin kan je daar denk ik het hele Oude Testament lezen.

Eens. Dit blijkt ook uit Johannes 10:34: "Jezus antwoordde hun: Is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd: Gij zijt goden?".

Jezus verwijst hier naar Psalm 82, dat onderdeel is van de Ketuvim (geschriften).

Link naar bericht
Deel via andere websites
In Matteüs 11:11-14 heeft Jezus het over Johannes de Doper. Interessant is dat er onder allen die uit vrouwen geboren zijn, niemand is opgestaan die groter is dan Johannes de Doper. Maar de kleinste in het koninkrijk der hemelen is groter dan hij. Dus Johannes is nog kleiner dan iemand die leert om de geringste geboden af te schaffen. Apart he?

Die passage geeft veel stof tot nadenken. Als Johannes niet in het koninkrijk der hemelen is, waar is dan zijn plaats in ha Olam ha ba?

Maar afgezien daarvan: je interpreteert 5:19 hier zo, dat "Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert", zich wél in dat koninkrijk bevindt al heet hij daar dan "zeer klein". Maar het kan ook zijn, dat Jezus bedoelt dat zo iemand helemaal geen plaats heeft in het koninkrijk der hemelen

Link naar bericht
Deel via andere websites

Wat ik zo vreemd blijf vinden aan (veelgehoorde interpretaties van) de Nieuwtestamentische benadering, is de omgang met het begrip "wet" als zodanig. Torah (תּוֹרָה) betekent "onderwijzing", en welzalig is de mens die deze onderwijzing bij dag en bij nacht overpeinst (Psalm 1).

Lees Psalm 119 eens, met in je achterhoofd de vraag, hoe dit "vervuld" zou kunnen zijn in de zin van "niet meer van toepassing". Of hoe je "hiervoor gestorven" zou kunnen zijn, of "hieronder" zou kunnen zijn.

Merkwaardig, niet?

Link naar bericht
Deel via andere websites

Er wordt door sommigen dan ook nogal wat krampachtig met de Torah omgegaan. Willen ze zo strikt mogelijk onderscheid maken in wat men nog wel zou moeten navolgen en wat niet. Of dan zeggen ze heel de wet af te wijzen qua navolging, maar komen ze er toch weer op terug als je dan zegt dat je bijvoorbeeld dan ook overspel mag plegen, of mag stelen.

Hele discussies ontstaan dan over hoe dat dan allemaal precies zou moeten gaan, waarom die en die wet wél geldig zou zijn, maar die en die wet weer niet. Of hoe je die en die wet zonder tempel en offers tóch zou moeten houden. En als je echt vuurwerk wil, dan moet je over de sabbat en de zondagsrust beginnen...

Je kunt echter ook gewoon rustig de geschriften bestuderen en al overwegend en biddend nagaan welke richtlijnen voor jou relevant zijn en welke niet. Veel morele richtlijnen zul je vast nog wel willen naleven, maar een aantal ook weer niet.

Het is daarbij een zeer oude traditie om de geboden christologisch te duiden, dus om ze vanuit het evangelie te overwegen en na te leven, in samenspraak met het eigen geweten.

Een belangrijk voorbeeld van hoe dat bijvoorbeeld gedaan wordt, is de omgang met de tien geboden.

Die kun je uiteraard gewoon nalezen in Exodus of Deuteronomium, dus die hoef ik hier niet te citeren. Binnen de katholieke traditie echter worden ze als volgt weergegeven:

Gij zult geen afgoden vereren, maar Mij alleen aanbidden en boven alles beminnen.

Gij zult de naam van de Heer, uw God, niet zonder eerbied gebruiken.

Wees gedachtig dat gij de dag des Heren heiligt.

Eer uw vader en uw moeder.

Gij zult niet doden.

Gij zult geen onkuisheid doen.

Gij zult niet stelen.

Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen.

Gij zult geen onkuisheid begeren.

Gij zult niet onrechtvaardig begeren wat uw naaste toebehoort.

Heeft die dekselse kerk nu dan de tien geboden veranderd? Nee, want ook in de katholieke bijbel zul je ze gewoon tegenkomen zoals ze in Exodus en Deuteronomium staan. Maar dit is een christologische interpretatie, dus aangepast aan wat de kerk gelooft en viert.

Het zijn dus strikt genomen niet de tien geboden zelf, maar een duiding ervan in het licht van het evangelie. Ze vervangen niet de tien geboden in Exodus en Deuteronomium, maar zijn natuurlijk wel heel duidelijk daarop gebaseerd en geven de geboden zo hun volle bestaansrecht en vervulling in het licht van Christus.

Het evangelie en je eigen geweten, maar ook bijvoorbeeld het scheppingsverhaal, zijn dan ook leidend in hoe met die geboden om te gaan.

In plaats van juridische fijnslijperij, lijkt het mij dus waardevoller om je als leerling op te stellen, gewoon rustig het Oude Testament te bestuderen met het Evangelie als leidraad, en daarin te ontdekken wat het jou wil zeggen, wat jij er persoonlijk van wil leren.

Je zult dan ontdekken hoeveel rijkdom er in heel de Schrift te vinden is en hoeveel wijsheid en inzicht God je dan kan geven door alle verhalen, spreuken, gebeden, gedichten, mythen en voorschriften heen. En dat zelfs de meest vreselijke of onzinnige verhalen of spreuken je misschien toch iets willen leren daarover.

Wie weet wordt de Torah voor jou dan ook echt een leraar, een onderwijzer, in plaats van een bron van vruchteloze discussies over dingen die voor veel christenen niet zelden allang duidelijk en helder zijn.

Link naar bericht
Deel via andere websites
In Matteüs 11:11-14 heeft Jezus het over Johannes de Doper. Interessant is dat er onder allen die uit vrouwen geboren zijn, niemand is opgestaan die groter is dan Johannes de Doper. Maar de kleinste in het koninkrijk der hemelen is groter dan hij. Dus Johannes is nog kleiner dan iemand die leert om de geringste geboden af te schaffen. Apart he?

Die passage geeft veel stof tot nadenken. Als Johannes niet in het koninkrijk der hemelen is, waar is dan zijn plaats in ha Olam ha ba?

Je trekt de conclusie dat Johannes niet in het koninkrijk is, omdat hij kleiner is dan de kleinste in het koninkrijk. Het gaat er echter niet zozeer om dat Johannes geen plaats heeft in ha Olam ha ba, maar Johannes' grootheid is van een andere orde dan wat in het Koninkrijk groot is.

Maar afgezien daarvan: je interpreteert 5:19 hier zo, dat "Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert", zich wél in dat koninkrijk bevindt al heet hij daar dan "zeer klein". Maar het kan ook zijn, dat Jezus bedoelt dat zo iemand helemaal geen plaats heeft in het koninkrijk der hemelen

Zo heb ik dat eigenlijk nooit opgevat. Wat jij zegt, kom ik in de commentaren ook wel tegen (http://biblehub.com/commentaries/matthew/5-19.htm)

Ik heb de zinnen bij elkaar genomen. Als gezegd wordt dat de kleinste in het koninkrijk groter is dan Johannes, dan wordt daarmee ook iemand bedoeld die zich in het koninkrijk bevindt. Maar het is risicovol om op deze manier zinnen met elkaar te verbinden. Ik kon het even niet laten.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Wat ik zo vreemd blijf vinden aan (veelgehoorde interpretaties van) de Nieuwtestamentische benadering, is de omgang met het begrip "wet" als zodanig. Torah (תּוֹרָה) betekent "onderwijzing", en welzalig is de mens die deze onderwijzing bij dag en bij nacht overpeinst (Psalm 1).

Lees Psalm 119 eens, met in je achterhoofd de vraag, hoe dit "vervuld" zou kunnen zijn in de zin van "niet meer van toepassing". Of hoe je "hiervoor gestorven" zou kunnen zijn, of "hieronder" zou kunnen zijn.

Merkwaardig, niet?

Nee, dat is het niet. Zoals in Hebreeën 8 en 9: Mozes deed alles zoals hij op de berg had gezien. De wet was er voor het dagelijks leven, maar verwees naar het hemelse. Het overpeinzen van de wet brengt je als het goed is uit het dagelijkse naar de werkelijkheid van God en andersom brengt de werkelijkheid van God naar je dagelijks leven.

De wet betekende ook bevrijding van onderdrukking. Slaven kwamen vrij in het jubeljaar, dan kreeg men zijn erfdeel terug, onderdanen kregen bescherming tegen hun koning. Weduwe, wees en vreemdeling kregen bescherming.

Daarom kan ook het NT zeggen dat de wet voortreffelijk is (1Tim 1:9), heilig, rechtvaardig en goed (Rom 7:12).

In Johannes 1: 17 staat dat de wet door Mozes gegeven is. Door Jezus is genade en waarheid gekomen. Dat wil niet zeggen dat er in het OT geen genade en waarheid waren. Wie de wet overpeinst, komt ook uit bij de genade en waarheid. De profeten vormen de doorgaande kritische tegenstem die Israël wijst op haar God. Je kan echter vaststellen dat Israël keer op keer gefaald heeft - in de woestijn, in de richterentijd en de koningentijd. De wet is niet compleet zonder genade en waarheid. De genade en waarheid zijn gebracht door Jezus Christus. Zo heeft Hij de wet vervuld.

Het negatieve van de wet is dus niet de wet zelf. De wet is goed als hij op de juiste wijze wordt toegepast (1Tim 1:8 ev) en de wet is er in zijn negatieve functie voor de overtreders. De zonde blijkt bij uitstek zondig te zijn doordat het de goede wet gebruikt om onze dood te bewerken (Rom 7). Door de wet wordt je je ervan bewust een overtreder te zijn. Dat blijkt ook in het onderwijs van Jezus: niet alleen wie iemand doodt is schuldig, maar iemand die al in zijn hart een ander verwenst of iemand uitscheldt. De zonde is niet alleen iets dat zich uit in daden, maar zit ook in het hart van de mens. Jezus zegt ook dat scheiden niet geoorloofd is, maar dat Mozes de scheidbrief heeft ingesteld vanwege de hardheid van de harten van Israël.

Psalm 119 gaat voor mij over alles dat uit Gods mond uitgaat, maar in het bijzonder over Jezus Christus. Elke christen laat zich onderwijzen door zijn Meester (Matt 23: 8, 10, Rom 14:4). Jezus is zoals Johannes dat zegt het Woord en ik stel dat gelijk met de Thora.

De Thora verhoudt zich tot Jezus als de aankondiging tot de komst. Met Jezus is de aankondiging niet waardeloos geworden, maar realiteit geworden. En waar het geschreven woord van de aankondiging zijn beperkingen heeft, daar zijn geen beperkingen om direct naar Jezus toe te gaan om je onder zijn gehoor te stellen. Wat Hij vertelt, heeft meer actualiteit dan de aankondiging die al lang geleden geschreven is.

Er moet wel iets sterven. De gedachte dat het geschreven woord meer waard is dan de openbaring van Jezus die als het ware voor je neus staat, die gedachte moet sterven. Je moet je even los maken van de wet om daarna de wet met nieuwe ogen te kunnen bekijken.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Je kunt echter ook gewoon rustig de geschriften bestuderen en al overwegend en biddend nagaan welke richtlijnen voor jou relevant zijn en welke niet. Veel morele richtlijnen zul je vast nog wel willen naleven, maar een aantal ook weer niet.

Het is daarbij een zeer oude traditie om de geboden christologisch te duiden, dus om ze vanuit het evangelie te overwegen en na te leven, in samenspraak met het eigen geweten.

Dat ben ik met je eens, maar dat kan wel overkomen als willekeur. Zoals bijvoorbeeld Paulus de regel om dorsende ossen niet te muilkorven toepast op arbeiders in de kerk. Hij zegt zelfs dat God zich niet bekommert om ossen - (nou dat denk ik toch wel). Onder de uitwerking naar de ossen ligt een fundamenteel principe dat Paulus hier toepast.

De vrijheid die christenen hebben ten aanzien van het toepassen van de wet heeft zijn basis in de vervulling van de wet door Christus en christenen volgen Hem na in het vervullen van de wet.

Een belangrijk voorbeeld van hoe dat bijvoorbeeld gedaan wordt, is de omgang met de tien geboden.

Die kun je uiteraard gewoon nalezen in Exodus of Deuteronomium, dus die hoef ik hier niet te citeren. Binnen de katholieke traditie echter worden ze als volgt weergegeven:

Gij zult geen afgoden vereren, maar Mij alleen aanbidden en boven alles beminnen.

Gij zult de naam van de Heer, uw God, niet zonder eerbied gebruiken.

Wees gedachtig dat gij de dag des Heren heiligt.

Eer uw vader en uw moeder.

Gij zult niet doden.

Gij zult geen onkuisheid doen.

Gij zult niet stelen.

Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen.

Gij zult geen onkuisheid begeren.

Gij zult niet onrechtvaardig begeren wat uw naaste toebehoort.

Heeft die dekselse kerk nu dan de tien geboden veranderd? Nee, want ook in de katholieke bijbel zul je ze gewoon tegenkomen zoals ze in Exodus en Deuteronomium staan. Maar dit is een christologische interpretatie, dus aangepast aan wat de kerk gelooft en viert.

Het zijn dus strikt genomen niet de tien geboden zelf, maar een duiding ervan in het licht van het evangelie. Ze vervangen niet de tien geboden in Exodus en Deuteronomium, maar zijn natuurlijk wel heel duidelijk daarop gebaseerd en geven de geboden zo hun volle bestaansrecht en vervulling in het licht van Christus.

Het evangelie en je eigen geweten, maar ook bijvoorbeeld het scheppingsverhaal, zijn dan ook leidend in hoe met die geboden om te gaan.

Door de tien woorden niet in de oorspronkelijke bewoordingen te laten staan, maar te kiezen voor eigen woorden, schrijft de kerk een bepaalde interpretatie voor. Zelf ben ik er voorstander van om de gebiedende wijs te vervangen door de scheppende wijs: het is God die de nieuwe mens maakt, de nieuwe mens bestaat niet in het naleven van geboden, op welke wijze dan ook geformuleerd.

In plaats van juridische fijnslijperij, lijkt het mij dus waardevoller om je als leerling op te stellen, gewoon rustig het Oude Testament te bestuderen met het Evangelie als leidraad, en daarin te ontdekken wat het jou wil zeggen, wat jij er persoonlijk van wil leren.

Je zult dan ontdekken hoeveel rijkdom er in heel de Schrift te vinden is en hoeveel wijsheid en inzicht God je dan kan geven door alle verhalen, spreuken, gebeden, gedichten, mythen en voorschriften heen. En dat zelfs de meest vreselijke of onzinnige verhalen of spreuken je misschien toch iets willen leren daarover.

Wie weet wordt de Torah voor jou dan ook echt een leraar, een onderwijzer, in plaats van een bron van vruchteloze discussies over dingen die voor veel christenen niet zelden allang duidelijk en helder zijn.

Ik denk dat er maar één onderwijzer is, Jezus Christus, die dan ook het vleesgeworden Woord is. Maar dat bedoel je denk ik ook.

Link naar bericht
Deel via andere websites

In plaats van juridische fijnslijperij, lijkt het mij dus waardevoller om je als leerling op te stellen, gewoon rustig het Oude Testament te bestuderen met het Evangelie als leidraad, en daarin te ontdekken wat het jou wil zeggen, wat jij er persoonlijk van wil leren.

Je zult dan ontdekken hoeveel rijkdom er in heel de Schrift te vinden is en hoeveel wijsheid en inzicht God je dan kan geven door alle verhalen, spreuken, gebeden, gedichten, mythen en voorschriften heen. En dat zelfs de meest vreselijke of onzinnige verhalen of spreuken je misschien toch iets willen leren daarover.

Wie weet wordt de Torah voor jou dan ook echt een leraar, een onderwijzer, in plaats van een bron van vruchteloze discussies over dingen die voor veel christenen niet zelden allang duidelijk en helder zijn.

Amen.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Er wordt door sommigen dan ook nogal wat krampachtig met de Torah omgegaan.

Dat zou eigenlijk niet zo moeten zijn. Dat de Torah zwaar gemaakt is, komt vooral door allerlei leringen en overleveringen van mensen. In de evangeliën zie je Jezus daartegen in het geweer komen, bijvoorbeeld in Mattheüs 15:2 en verder. Het is, zegt Jezus, deze overlevering die het woord van God van kracht berooft (vers 6).

Johannes schrijft: Hieraan onderkennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben, wanneer wij God liefhebben en zijn geboden doen. Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar (...).

Geboden en leringen van mensen kunnen we dus terzijde leggen, terwijl de liefde voor God anderzijds in ons bewerkt, dat we zijn geboden liefhebben, bewaren, zoeken. En daarbij kan het - als het goed is - niet zo zijn dat we zwaarte of kramp ervaren, althans niet door het opvolgen van de geboden. Dan doen we kennelijk iets verkeerd.

Wel kan het zijn dat er zwaarte van buitenaf komt. Denk aan de rechtvaardige Lot, van wie er staat dat hij zwaar te lijden had onder de losbandige wandel van zedelozen, en dat hij "onder hen wonende, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld [heeft] door het zien en horen van hun tegen alle wet ingaande werken" (2 Petrus 2:7-8).

Willen ze zo strikt mogelijk onderscheid maken in wat men nog wel zou moeten navolgen en wat niet. Of dan zeggen ze heel de wet af te wijzen qua navolging, maar komen ze er toch weer op terug als je dan zegt dat je bijvoorbeeld dan ook overspel mag plegen, of mag stelen.

Gelukkig maar, dat ze daarop terugkomen.

Hele discussies ontstaan dan over hoe dat dan allemaal precies zou moeten gaan, waarom die en die wet wél geldig zou zijn, maar die en die wet weer niet.

Daar is Jezus nu juist zo duidelijk over; geen tittel of jota van de wet zal vergaan éér de hemel en de aarde zijn vergaan. De laatste keer dat ik checkte, bestonden ze allebei nog. Ergo: de gehele wet is nog van kracht en wel in de heldere betekenis die Jezus eraan geeft in Mattheus 5:21 en verder.

Of hoe je die en die wet zonder tempel en offers tóch zou moeten houden.

Die vraag berust voornamelijk op gebrek aan kennis.

Het volk Israël had ruime ervaring met tempelloosheid, bijvoorbeeld in de Babylonische ballingschap. Ook tijdens het tienstammenrijk was er, voor de noordelijke tien stammen, geen toegang tot Jeruzalem. Hosea, de profeet van die tien stammen, vraagt dan ook ook als volgt vergeving: "Vergeef de ongerechtigheid geheel en al, en wees genadig; wij bieden als offerstieren de belijdenis onzer lippen." (Hosea 14:3).

Belangrijker echter lijkt me dat de wet zelf (in de betekenis van: Tenach) duidelijk aangeeft dat het in essentie niet om die offers gaat. Zo staat er in Jeremia 7:22-23: "want Ik heb tot uw vaderen, toen Ik hen uit het land Egypte leidde, niet gesproken noch hun een gebod gegeven ter zake van brandoffer en slachtoffer, maar dit gebod heb Ik hun gegeven: Hoort naar mijn stem, dan zal Ik u tot een God en zult gij Mij tot een volk zijn, en wandelt op de ganse weg die Ik u gebied, opdat het u welga.".

Zie ook bijvoorbeeld Psalm 50:8-15, Psalm 51:18-19, voor de wijze waarop David de offerdienst invult.

En als je echt vuurwerk wil, dan moet je over de sabbat en de zondagsrust beginnen...

Tja. Er staat veel over de Sabbat in de Bijbel, en niet één woord over de zondag. Wie zei daar iets over voorschriften en leringen van mensen?

Je kunt echter ook gewoon rustig de geschriften bestuderen en al overwegend en biddend nagaan welke richtlijnen voor jou relevant zijn en welke niet. Veel morele richtlijnen zul je vast nog wel willen naleven, maar een aantal ook weer niet.

Ik heb nog geen morele richtlijn in de Torah-als-geheel ontdekt, waarvan ik zou zeggen dat die heden ten dage niet meer geldt. Wel heb ik wat vraagtekens bij sommige voorschriften die op uiterlijkheden betrekking hebben. In mijn Torah-lezing breng ik in de loop van dit jaar in kaart, welke dat eigenlijk zijn.

Met de opvatting dat je zelf zou kunnen bepalen wat je wel en niet wilt naleven heb ik moeite, omdat de Torah dat zelf uitdrukkelijk tegenspreekt: "Voegt niet toe aan het woord dat ik u ga gebieden en schraapt er niets van af, maar bewaakt de geboden van JHWH, uw God, welke ik u ga gebieden." (Deuteronomium 4:2) --- en ook vanwege de woorden van Jezus in Mattheüs 15.

Het is daarbij een zeer oude traditie om de geboden christologisch te duiden, dus om ze vanuit het evangelie te overwegen en na te leven, in samenspraak met het eigen geweten.

Tradities zijn bij uitstek leringen en overleveringen van mensen. Ik zeg niet dat ze per sé fout zijn, maar ik denk dat er allerlei alarmbellen behoren te gaan luiden zodra "traditie" wordt aangevoerd om het woord van God te "herinterpreteren".

Een belangrijk voorbeeld van hoe dat bijvoorbeeld gedaan wordt, is de omgang met de tien geboden.

De tien geboden verbieden expliciet het maken van een gesneden beeld, om zich daarvoor te buigen. Voor mij is de RK omgang met de tien geboden in die zin een belangrijk voorbeeld. Het gebod ontbreekt namelijk in de katholieke traditie. Logisch ook, want in vele katholieke kerken tref je volop beelden aan waarvoor geknield wordt. Deze kerken verschillen - in mijn beleving - in die zin niet van Boeddha-tempels.

Heeft die dekselse kerk nu dan de tien geboden veranderd? Nee, want ook in de katholieke bijbel zul je ze gewoon tegenkomen zoals ze in Exodus en Deuteronomium staan. Maar dit is een christologische interpretatie, dus aangepast aan wat de kerk gelooft en viert. Het zijn dus strikt genomen niet de tien geboden zelf, maar een duiding ervan in het licht van het evangelie. Ze vervangen niet de tien geboden in Exodus en Deuteronomium, maar zijn natuurlijk wel heel duidelijk daarop gebaseerd en geven de geboden zo hun volle bestaansrecht en vervulling in het licht van Christus.

Een duidelijker illustratie van het krachteloos maken van het woord van God door leringen en overleveringen van mensen kun je, wat mij betreft, haast niet geven. Waar is het "volle bestaansrecht" gebleven van het heldere gebod om geen gesneden beelden te maken en je alleen voor God neer te buigen?

Link naar bericht
Deel via andere websites
Naar aanleiding van een opmerking van Sweep wil ik graag uiteenzetten hoe ik met deze tekst omga. Christenen wordt nogal eens verweten dat ze zich niet aan de Wet houden. De Wet heeft voor christenen een andere status dan voor bijvoorbeeld Joden. Kort samengevat is de Wet een schaduw en de werkelijkheid is Christus. De Wet geldt nog steeds, maar wie met Christus gestorven is, is daarvan rechtens vrij.

Hallo Peter79,

Een heel interessant onderwerp wat je hier aansnijdt, en inderdaad voor sommigen een gevoelig onderwerp.

In de eerste eeuw werd dit punt verduidelijkt.

Mijn zienswijze volgt hieronder, hopelijk is het duidelijk genoeg.

Sommige Joden wilden de niet-Joden verplichten de wet van Mozes te houden.

"En sommigen, uit Judea gekomen, leerden de broeders: Indien gij u niet besnijden laat naar het gebruik van Mozes, kunt gij niet behouden worden. En toen er van de zijde van Paulus en Barnabas geen gering verzet en tegenspraak tegen hen ontstond, droegen zij Paulus en Barnabas en ook enigen van hen op zich tot de apostelen en oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil" --Handelingen 15:1, --).

In Jeruzalem hadden bepaalde mensen hetzelfde idee:

"Maar er stonden uit de partij der Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren, en zeiden, dat men hen moest besnijden en gebieden de wet van Mozes te houden" -- Handelingen 15:5 --.

Petrus weerlegde dit: "En toen daarover veel verschil van mening rees, stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van de aanvang af mij onder u heeft verkoren, opdat door mijn mond de heidenen het woord van het evangelie zouden horen en geloven. En God, die de harten kent, heeft getuigd door hun de Heilige Geest te geven evenals ook aan ons, zonder enig onderscheid te maken tussen ons en hen, door het geloof hun hart reinigende. Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen? Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij"

-- Handelingen 15:7-11 --.

Let op dat dit voor alle discipelen geldt en niet slechts voor de heidenen.

Christenen zijn niet verplicht de wet van Mozes te houden, want die is een juk die niemand dragen kan.

Wat is dan de waarde van het Oude Testament voor christenen?

"Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden"

-- Romeinen 15:4 --.

Jezus zei:

"Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen" -- Matteüs 5:17-19 --.

Het Oude en het Nieuwe Testament samen vormen één geheel.

Jezus vervolgde in Zijn Bergrede enkele verzen verder in Mattheus 5 met vele leerstellingen die anders waren dan de wet.

Hij wilde verduidelijken dat Hij niet tegen de wet was.

Het Oude Testament had zijn functie in Gods plan.

Jezus kwam om de oude wet te vervullen en een nieuwe te brengen. Hoewel de wet vervangen werd, was dat geen 'ontbinding' want in het Oude Testament werd deze vervanging voorspeld!

Jeremia 31:31-34 wordt in Hebreeën aangehaald als bewijs dat het Oude Verbond niet meer als wet geldt:

"Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust. Want indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een tweede.

Want Hij berispt hen, als Hij zegt: "Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuwe verbond tot stand zal brengen, niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbond en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, spreekt de Here. Want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En niet langer zullen zij een ieder zijn medeburger, en een ieder zijn broeder leren, zeggende: Ken de Here, want allen zullen zij Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen. Want Ik zal genadig zijn over hun ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken. Als Hij spreekt van een nieuwe (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning" -- Hebreeën 8:6-13 --

Jezus kwam niet om de wet en de profeten te ontbinden, maar om hun voorspellingen te vervullen.

Wie echte eerbied voor de wet van Mozes had, zou ook Jezus aannemen en christen worden. Maar de huichelaars die de wet niet eerbiedigden, zouden ook Christus niet aanvaarden

-- Zie Johannes 1:45; 5:45,46 --.

groet, escape

Link naar bericht
Deel via andere websites
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid