Spring naar bijdragen

de Bijbel is niet het Woord van God


Aanbevolen berichten

  • Antwoorden 50
  • Created
  • Laatste antwoord

Top Posters In This Topic

Nergens in de bijbel wordt beleden dat de Schrift als zodanig een goddelijke status heeft
De goddelijke status van de Schrift wordt weldegelijk beleden in de bijbel.

1) De Bijbel is ‘Gods Woord’, (inleiding)

2) De Bijbel is ‘Gods Woord’, (de gehele bijbel)

  • 2a) Christus: OT als eenheid en als Gods Woord
  • 2b) Apostelen: OT als eenheid en als Gods Woord
  • 2c) Het Nieuwe Testament completeert het OT
  • 2d) NT Schriften op 1 lijn gezet met de Schrift.

------------------------------------------------------------------------------

1) De Bijbel is ‘Gods Woord’, (inleiding)

de Schrift is Gods Woord op de volgende manier:

Zij is de schriftelijke mededeling van wat God gesproken heeft.

Haar woorden zijn, al werden ze door mensen opgeschreven, de woorden van God.

En dit is de Heilige Schrift in de eerste plaats om haar oorsprong en voorts om haar inhoud. Niet om een van beide, als zou alleen haar goddelijke origine haar tot het Woord des Heeren maken, maar om beide, en geen van deze twee mag worden verwaarloosd.

De eerste niet want het is juist de inspiratie door de Heilige Geest waarin het gezag van de Schrift rust, en de laatste niet want dit gezag zou waardeloos zijn wanneer de inhoud en origine elkaar niet dekten. Wat onder de drijving van de Geest tot stand komt moet in overeenstemming zijn met het wonder van de inspiratie, en het is onmogelijk dat de schrijvers wel zouden gestaan hebben onder de bijzondere leiding van God, en dat toch het product van hun schrijven feilbaar en louter-menselijk was.

Her eerste sluit het laatste uit. Omdat, zoals de apostel schrijft in de tweede brief aan Timotheus, al de schrift van God is ingegeven – en dit ziet op haar origine – zij is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing die in de rechtvaardiging is (2 Tim3:16), en dit kan zij alleen door haar inhoud. Om die inhoud is het mogelijk dat de Schrift wijs kan maken tot zaligheid, en zo wijst de apostel duidelijk de eenheid tussen de goddelijke oorsprong en de goddelijke inhoud van de Schrift.

Beide maken haar tot het Woord des Heere.

------------------------------------------------------------------------------

2) De Bijbel is ‘Gods Woord’, (de gehele bijbel)

De Bijbel is een eenheid. Het gezag geldt niet voor enkel een gedeelte van de Schrift. Maar is kenmerkend voor het geheel. Een eigenschap van het totaal

Toen het NT nog niet was geschreven was gold deze eenheid inderdaad voor het OT. Niet zomaar een eenheid, maar het geheel als het Woord van God.

Later worden NT-geschriften op 1 lijn gesteld met de OT geschriften, waardoor het OT en NT tot 1 geheel tot ons is gekomen met het gezag van ‘Gods Woord’. En vica versa, als Openb.22: 18,19 gezag claimt betreffende het boek openbaring (refererend aan Deut. 4:2; 12:32. Spr. 30:6), dan toont deze tekst aan dat het niet alleen het OT is dat gezag heeft,

maar dan is dit ook kenmerkend voor het geheel waartoe dat boek behoort, namelijk onze Bijbel, Gods Woord.

------------------------------------------------------------------------------

2a) Christus: OT als eenheid en als Gods Woord

eenheid

Christus heeft het OT altijd als eenheid beschouwt.

Dit blijkt in de eerste plaats uit al de uitspraken waarin het OT ‘de Schrift’(enkelvoud) genoemd wordt, terwijl toch in devolgende teksten verschillende boeken geciteerd worden:

  • “heden, [zo getuigt Christus in de synagoge van Nazareth], is deze Schrift in uw oren vervuld†(Luk.4:21).
  • “Die in mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden water zullen uit zijn buik vloeien “ (Joh.7:38).
  • In de lijdensgeschiedenis heet het telkens:
    opdat de Schrift vervuld worde (Joh.13:18 ; 17:12 ; 19:24, 28, 36, 37)
  • Bij het openen van het graf klinkt het weer: “zij wisten nog de Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan†(Joh.20:9)

De eenheid leert Jezus ons in Joh.10:35: “en de Schrift kan niet gebroken wordenâ€. Hier haalt Hij een woord aan uit psalm 82 om de Joden ervan te overtuigen dat dit woord goddelijke autoriteit heeft, stelt Hij voorop dat al wat in het OT staat vast en bondig is. De schrift, dat is dus heel het OT, laat zich niet verbreken, dus dit geldt ook voor dit psalmwoord.

Bovendien wordt de eenheid bevestigd omdat Christus van dit psalmwoord zegt “is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd, gij zijt goden†(vers 34). Hij plaatst dus het psalmwoord in de wet. Hij gebruikt de naam wet voor de gehele Oude Testament.

Er is echter nog meer,

Niet alleen het enkelvoud drukt de eenheid uit.

Ook de meerderheidsvorm, ‘de Schriften’, leert ons dit:

Want Christus gebruikt deze vorm niet slechts wanneer hij meerdere teksten uit verschillende bijbelboeken aanhaalt, maar ook wanneer Hij op één boek en één gedeelte van een boek doelt:

  • Matt.21:42 “Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: de steen, die de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks; van de Heere is dit geschiedt, en het is wonderlijk in onze ogen ?†en hier geeft Hij alleen een citaat uit Psalm 118:22,23.Met de uitdrukking ‘de schriften’ heeft Jezus dus hier het OT op het oog.
  • Matt.22:29 “gij dwaalt, niet wetend de Schriften noch de kracht Godsâ€
  • Matt. 26:54 “hoe zouden dan de Schriften vervuld worden, die zeggen, dat het alzo geschieden moet.“(vgl. ook vs.56; Luk.24:27).
  • Vooral in Joh.5:39 “onderzoekt de Schriften, want gij meent dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen.†Hier is onmogelijk onder ‘de Schriften’ iets anders te verstaan. Jezus spreekt tegenover de Joden van de Schriften, die voor hen gezaghebbend waren ten eeuwige leven, en die Schriften kunnen niet anders zijn dan de wet en de profeten.

Maar dit is alles nog niet genoeg.

De grote vraag is nu, waarin voor Hem die eenheid bestond. Want het is ook mogelijk om aan een zekere eenheid vast te houden zonder de autoriteit van de Schrift te erkennen. B.v. als eenheid van boeken met gelijke religieuze gezindheid , of eenheid in de collectie van hebreeuwse letterenkunde, of de eenheid dat van het heilige boek van de Joden.

Maar zó heeft Jezus de eenheid van het OT niet beschouwd. Voor Hem bestaat de eenheid van de Schriften hierin dat achter de bijbelschrijvers de Heilige Geest staat, en dat de Schrift in al haar delen het Woord van God is.

Want Hij haalt wel meermalen een tekst uit het OT aan met de naam van de schrijver, maar Hij citeert ook uit dezelfde schrijvers meermalen met de formule “er staat geschrevenâ€, of nog sterker: Hij gebruikt ook de uitdrukking: “want David heeft door den Heiligen Geest gezegd†(Mark.12:36), en erkent daarmee dat David door de geest gedreven is.

Noemen van de naam van de schrijver:

- Mozes, b.v. in Matt.8:4 ; 19:8 ; Joh.5:45 ; 7:22

- Jesaja in Matt.15:7

- David in Matt.22:43

- Daniël in Matt. 24:15

De Heiland heeft dus oog voor de eigen karakteristiek van de bijbelschrijver en voor de menselijke factor. Maar tegelijk legt Hij alle nadruk op de goddelijke factor.

Onder andere uit het feit dat hij keer op keer zijn aanhalingen aldus inleidt: “gelijk geschreven staatâ€, of “er is geschrevenâ€.

Deze uitdrukking zegt niet slechts dat hier en daar wat geschreven of te lezen staat, maar wijst klaarblijkelijk op een autoriteit. Het is niet maar een mensenwoord, dat wij voor kennisgeving kunnen aannemen, maar het goddelijke getuigenis, dat voor ons kracht van wet heeft en waaraan wij gehoorzaamheid verschuldigd zijn.

- zo weerstaat Hij in de woestijn de verzoeking van de duivel met het: er is geschreven (matt.4:4, 7, 10).

- Zo getuigt Hij van Johannes de Doper: “deze is het, van denwelken geschreven staatâ€(matt.11:10; vgl Luk.10:26; Joh.6:45).

Dat Jezus deze autoriteit van het OT erkent is b.v. te zien in het feit dat Jezus in Matt.9:13 twee uitspraken van het OT, namelijk Hosea 6:6 en Micha 6:8 aaneenrijgt tot een Schriftwoord.

Ook wordt dit bewezen uit al de uitspraken van Jezus waarin hij het OT aanhaalt en deze woorden dan inleidt met de formule: “God spreektâ€:

- Zo spreekt Hij van David dat deze in de 110e psalm door de Geest de Messias zijn Heere noemt (Matt.22:43, mark.12:36).

- En zo citeert Hij de wetten van het Oude Verbond niet als wetten van Mozes, maar als geboden van de Heere (Matt.15:4 ; Mark.12:46).

Nooit heeft Christus ook maar in een opzicht de goddelijke herkomst van het OT geloochend of in twijfel getrokken, maar altijd is door Hem dit Bijbeldeel beschouwd als het werk van de Heilige Geest. En daarom heeft Jezus zich ook onvoorwaardelijk aan het gezag van de Schrift onderworpen in absolute gehoorzaamheid.

OT heeft autoriteit tot in de kleinste details (zelfs één letter)

De Gehoorzaamheid van Jezus blijkt zelfs bij enkele woorden, ook aan die enkele woorden kent Jezus gezag toe:

1)

Bijvoorbeeld in het betoog dat Christus houdt tegen de Sadduceeën over de opstanding uit de doden. Die Sadduceeën hebben Hem lastig gevallen met de vraag naar de vrouw die 7 mannen gehad had:

“in de opstanding dan, wiens vrouw zal zij wezen van die zeven? Want zij hebben ze allen gehad.†En dan antwoordt Jezus hun: “gij dwaalt, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods. Want in de opstanding nemen zij niet ten huwelijk, noch worden ten huwelijk uitgegeven, maar zij zijn als engelen Gods in de hemel. En wat aangaat de opstanding der doden, hebt gij niet gelezen hetgeen van God tot u gesproken is. Die daar zegt: Ik ben de God Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs ? God is niet een God der doden, maar der levenden.†(Matt.22:23-32).

Dit woord van God waarop de Heiland zich beroept, is het woord dat Hij tot Mozes gesproken heeft vanuit het brandend braambos, en nu is Jezus Conclusie: wanneer God zich zovele jaren na de dood van de aartsvaders nog openbaart als de God van Abraham, Izak en Jakob, en zegt: ik ben hun God, moet volgen dat zij nog leefden en nog bestonden omdat God Zich niet hun God kan noemen als ze niet meer leefden.

Dus de bewijsvoering zou alle grond hebben gemist wanneer er in de plaats van ‘Ik ben’ stond: ‘Ik ben geweest’. En dat is in het Hebreeuws slechts een klein verschil. Dat hangt slechts van enkele letters af.

2)

In Matt.22:41-46, wijst Jezus de Farizeeën er op dat Davids Zoon ook Davids Heere is en dus zelf God is. Want David zegt inde 110e psalm: “De Heere heeft gezegd tot mijn Heere: zit aan Mijn rechterhand†(vs.1). Hierop komt alles aan op het tweetal woorden ‘Mijn Heere’ of liever op het ene woord “mijnâ€. En dat bezittelijke voornaamwoord ‘Mijn’ wordt in het Hebreeuws uitgedrukt door één letter, namelijk de jod, zodat de klem van Jezus betoog hangt aan die ene letter. Zo nauw neemt Jezus de autoriteit van het OT, en zo nauw luistert voor Hem het gezag van deze uitspraken van de Schrift.

En wie hierop let verstaat ook dat de Heiland in de bergrede zegt:

“Want voorwaar zeg Ik u: totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota (kleinste letter van Hebr. alfabet), noch een tittel (de kleine streepjes en bochtjes waardoor de verschillende letters uit het Hebr. alfabet zich laten onderscheiden), van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied.â€(matt.5:18).

Of zoals Lukas deze waarheid van de Heere weergeeft: “het is lichter, dat de hemel en de aarde voorbijgaan, dan dat een tittel van de wet valle â€(Luk.16:17).

Sterker kan het gezag van het OT niet beleden worden.

En wanneer het dan aankomt op de jota’s en de tittel’s, op de kleinste letters en de kleinste tekens, dan ook zeer zeker op het kleinste en geringste, wat de Heilige Schrift ons meedeelt, en waarin wij misschien slechts bijkomstigheden zien.

Wij hebben slechts te aanvaarden wat door de Geest van God tot ons is gekomen.

Want Indien Christus het niet beneden Zich geacht heeft om voor de letter van de Schrift te buigen, dan is zeker in geen enkel opzicht vernederend voor ons of een afbreuk aan onze christelijke vrijheid, wanneer wij ootmoedig geloven hetgeen door de heilige schrijvers is te boek gesteld.

------------------------------------------------------------------------------

2b) Apostelen: OT als eenheid en als Gods Woord

De apostelen hebben het spoor van hun Meester en Zender gevolg, doordat zij het Oude Testament als één geheel en als het werk van één goddelijke auteur, de Heilige Geest erkennen.

Getuigenis van de apostelen over de eenheid van het Oude Testament:

- Als het OT geciteerd wordt dan laten ze hun aanhalingen inleiden met:

Er staat geschreven, of de Schrift zegt, of God zegt, of hetgeen gesproken is door den Heere of door de Heilige Geest. (Matt.1:22; 2:15; Hand.1:16; 3:18; 4:25; 28:25)

De apostel Paulus gebruikt bijna altijd de uitdrukking: “de schrift zegt†(b.v. want wat de schrift zegt Rom.4:3; 9:17; 10:11; 11:2; Galaten 3:8,22; 4:30).

In de brief aan de Hebreeën heet het:

“God voortijds veelmaal en op velerlei wijze tot de vaderen gesprokken hebbende door de profeten†(hebr.1:1), en “Daarom zegt de Heilige Geestâ€(hebr.1:1; 3:7; vgl.4:3; 5:6 etc.),

En altijd is voor hen het OT één geschrift van één auteur.

Dit licht vooral opgesloten in de bekende uitspraak van de apostel:

“Alle Schrift is van God ingegeven†(2 Tim.3:16)

Karakteristiek is het citaat in Rom 3:10-18:

“10 Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet een;

11 Er is niemand, die verstandig is, er is niemand, die God zoekt.

12 Allen zijn zij afgeweken, te zamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die goed doet, er is ook niet tot een toe.

13 Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen.

14 Welker mond vol is van vervloeking en bitterheid;

15 Hun voeten zijn snel om bloed te vergieten;

16 Vernieling en ellendigheid is in hun wegen;

17 En den weg des vredes hebben zij niet gekend.

18 Er is geen vreze Gods voor hun ogen.â€

Deze ene aanhaling bestaat uit zes onderscheiden citaten uit zes verschillende hoofdstukken:

Vs.10 is een woord uit Psalm 143:2

Vs.11 uit Psalm 14:2,3 en 53:3,4

Vs.12 en vs.13 uit Psalm 5:10 en 140:4

Vs.14 uit Psalm 10:7

Vs. 15 uit Jesaja 59:7,8 en spreuken 1:16

Vs. 16-18 uit Psalm 36:2

Al deze onderscheiden Schriftwoorden worden ingeleid door “gelijk geschreven isâ€, en dus als een eenheid beschouwt. Achter de schrijvers van deze woorden, achter de psalmisten en de profeten staat de Heilige Geest, Die dé auteur is van de Schrift.

De bijbel is niet een woord van mensen maar door God ingegeven; Gods Woord.

2 Tim.3:15, 16, 2 Petrus 1:19-21

2 Petrus 1:19-21

“En wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op …â€

Wat is hier ‘het profetische woord’ ?

Hier kan niet bedoeld worden b.v. de woorden van de profeten Mozes en Elia op de berg tijdens de verheerlijking op de berg (Mat17:3), want hoe kunnen de lezers van deze zendbrief dan “daarop acht slaan†zoals staat in vers 19, terwijl ze er niet bij geweest waren. Het kan alleen slaan op de Schrift, en dat staat er ook duidelijk bij; een vers later wordt het namelijk genoemd ‘profetie der Schrift’. Het gaat dus heel duidelijk over de Schrift, over de bijbel van die tijd. En zoals eerder in deze bijdrage genoemd: als het NT op dezelfde lijn staat als het OT dan heeft genoemde eigenschap voor het OT ook betrekking op het NT. Oftewel, onze bijbel. [Denk ook aan het gebruik van ‘profetische Schriften’in Rom.16:26 “Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaaktâ€

De tekst gaat over de waarheid en betrouwbaarheid van hun verkondiging van het evangelie; van de kracht en toekomst van onze Here Jezus Christus.

Zij zijn namelijk geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgd. Integendeel want:

- Allereerst waren ze zelf oor en ooggetuige, ze hadden het zelf aanschouwt (o.a. refererend aan de ontmoeting bij de verheerlijking op de berg, Matt.17).

- EN ze hebben ‘het profetisch Woord’ dat zeer vast is ( of vaster is). Het geschreven woord is zeer vast. [ zeer vast of vaster, zelfs in vergelijking met Gods stem die sprak vanuit de hemel]

Dus 2 heel duidelijke redenen voor de waarheid en betrouwbaarheid van het evangelie dat ze verkondigen. Op het laatste punt gaat Petrus nog verder in door ook uit te leggen waarom precies het Profetisch Woord zo vast is, namelijk:

Het is voortijds niet voortgebracht door den wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken.

Dus omdat de Heilige Geest erachter zit. Oftewel het is zo vast omdat de Schrift Gods Woord is. De vastheid is geënt op God. Want god is onze vaste Rots.

Daarom past bij de bijbel het beeld van een fundament, en sluit goed aan op wat de Schrift zegt in 2 Petr.1:19. En dit alleen omdat Woord en Geest als openbaring van God tot God zelf te herleiden is, want Hij is onze enige rots. (1Sam.2:2)

God is de waarheid. Hij is het licht en geen duisternis is in Hem. Maar omdat wij ons aan God als de waarheid onderwerpen, buigen wij ons ook onvoorwaardelijk voor Zijn Woord, omdat wij Hem uit Zijn Woord kennen, en voor de Schrift omdat zij is het door de Geest geïnspireerde en onder zijn onfeilbare leiding te boek gestelde Woord van God, dat niet liegen kan.

------------------------------------------------------------------------------

Link naar bericht
Deel via andere websites
Een boek is niet goddelijk: enkel God is goddelijk. De bijbel is niet God. Dat is wat ik met die opmerking bedoelde, het lijkt me lastig om daar iets tegenin te brengen. Maar ik kan me natuurlijk vergissen. :#

Trek het je niet aan, Vergissen is menselijk.

Maar in ernst, dat is nu gelijk ook exact het onderscheid met de Bijbel, haar gezag is niet menselijk of feilbaar, maar goddelijk dus onfeilbaar waarin geen vergissingen kunnen staan.

En allicht is de bijbel niet God. Maar de bijbel is wel goddelijk, zoals mijn woordenboek als 1 van de betekenissen geeft: “van God afkomstigâ€. En zouden de woorden van God niet van God afkomstig zijn ?

Maar als je teveel valt over het woordje ‘goddelijk’, versta dit dan svp als ‘goddelijk gezag’; de Bijbel is Gods Woord. Zie m’n vorige bijdrage voor de onderbouwing. De bijbel heeft voor ons hetzelfde gezag als zou God het ons Zelf vandaag voorlezen vanuit de Hemel.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Toch wel heel bijzonder zoals er hier over een verzameling boeken wordt gepraat. Het is geïnspireerd door God maar kan wat mij betreft zeker niet gelijkgesteld worden met God. Daarnaast is het zo multi-interpretabel dat het op zichzelf geen gezag heeft lijkt mij.
Laten we wel de kerk midden in het dorp houden; Ik heb nog niemand in dit draadje zien spreken over dat de Bijbel gelijk zou zijn aan God.

Wel dat de bijbel goddelijk gezag heeft.

En hoe graag ik je ook zo willen wijzen op de duidelijkheid van de bijbel, en hoe de bijbel daarover spreekt, focus ik me vooreerst op het feit dat de bijbel bevestigt dat het Gods Woord is. Zie m’n bijdrage van gisteren voor de bijbelse onderbouwing.

Want meen je werkelijk toen God sprak tot b.v. Abraham aangaande zijn zoon, dat de omstanders konden zeggen:

Abraham, God kan wel gesproken hebben tegen je maar dat heeft geen goddelijk gezag hoor, want het is multi-interpretabel. Want moet je nu echt met Izaak de berg op, of is het een zinnebeeldig woord met een boodschap zonder de oproep tot die concrete handeling....

Dus zelfs, als je al meent dat je in je beleving geen boodschap van God krijgt die maar op 1 manier op te vatten is, dan nog heb je geen excuus om je te ontrekken aan het feit dat Gods Woord per definitie gezag heeft.

Zo je wilt ter vergelijk: de e.c. uitspraken van christus plaatsbekleder heeft gezag voor je, ongeacht of mensen menen dat het multi-interpretabel is ( en ongeacht of die mensen daarin gelijk hebben).

En daarop voortbordurend, het kan je bijzonder overkomen, maar naast de gegeven bijbelse onderbouwing, zal als Katholiek beslissend door je beschouwd moeten worden dat je gezagsdragers (e.c.) stellen dat:

De Schrift moeten voor heilig en canoniek gehouden worden zoals de kerk ze als zodanig erkend heeft en nog erkent.

En de kerk doet dat niet omdat zij alleen door menselijke arbeid tot stand gekomen zijn; ook niet slechts om deze reden, dat zij een feilloze openbaring inhouden, maar omdat zij geschreven onder de inspiratie van de Heilige Geest, God tot auteur hebben, en als zodanig aan de Kerk zijn overgegeven.

De Heilige Geest heeft door bovennatuurlijke kracht de auteurs zo tot het schrijven gedreven en bewogen, en hem zo bij het schrijven bijgestaan, dat zij al datgene en alleen datgene, wat Hij beval, èn op de juiste wijze in hun geest opnamen, èn getrouw wilde optekenen, èn in geschikte bewoordingen met onfeilbare waarheid neerschreven;

anders zou Hij niet de auteur van de gehele Schrift zijn.

Daarom is ook het eenstemmig gevoelen van alle kerkvaders en kerkleraars, dat deze boeken van de Heilige Schrift onfeilbaar zijn, (…)

en dat God, Die Zelf door de heilige schrijvers gesproken heeft, niets heeft kunnen meedelen wat tegen de waarheid inging

Hierin ligt ook opgesloten, dat het absoluut onjuist is óf de inspiratie te beperken tot bepaalde gedeelten van de Heilige Schrift, óf aan te nemen dat, dat de heilige schrijver zich heeft vergist.(…)

Al de canonieke boeken zijn geheel en in al hun delen, geschreven onder de inspiratie van de Heilige geest, en deze inspiratie sluit alle dwaling buiten.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Een boek is niet goddelijk: enkel God is goddelijk. De bijbel is niet God. Dat is wat ik met die opmerking bedoelde, het lijkt me lastig om daar iets tegenin te brengen. Maar ik kan me natuurlijk vergissen. :#
Toch wel heel bijzonder zoals er hier over een verzameling boeken wordt gepraat. Het is geïnspireerd door God maar kan wat mij betreft zeker niet gelijkgesteld worden met God. Daarnaast is het zo multi-interpretabel dat het op zichzelf geen gezag heeft lijkt mij.

Denk eens na over wat Thorgrem en ik schrijven ipv zo door te drammen Oceanos. Dat zorgt ervoor dat dit forum nog een beetje prettig blijft.

Ik denk dat in deze hele discussie een "probleem" doorklinkt uit de tijden van de Reformatie...

Het "hoe vernemen wij de stem van God"?

"Via de Schrift en de uitleg die de Kerk er aan geeft" zou in die (en deze) tijd het antwoord van de Kerk kunnen zijn geweest...

Maar wat rest de "protesterende christen" als "leer en leven van Kerkleiding" niet lijkt te stroken met datgene wat de Schrift presenteert als "leer en leven"? Hoe kan men dan de schriftuitleg van de eigen Kerkleiding nog vertrouwen? Valt men dan niet op enkel die Schrift terug als "ijkpunt", als "zuiver Woord van God"... (en Gods leiding bij het lezen daarvan)??

(De "crisis" in de tijd van de Reformatie was (en is...) volgens mij ten diepste een "gezagscrisis"...)

Maar: terecht wordt er gezegd: die Schrift is God Zelf niet...

En dan komen we weer terug bij de vraag: "HOE vernemen wij de stem van God in ons leven"?

Link naar bericht
Deel via andere websites

Hendrik, je stipt dan ook het aloude probleem van de zonde in relatie tot Gods openbaring aan. Hoe kan Gods openbaring zuiver worden doorgegeven door zondige mensen, die niet naar die openbaring lijken te leven? Braaf belijden we dat God ook door zondige mensen heenwerkt en wijzen we weer eens naar koning David als bewijs, maar zodra het vernemen van Gods stem in het spel komt, lijkt dat ineens niet meer te gelden.

Als Gods openbaring afhankelijk zou zijn van menselijk falen en van zonde, dan zou de openbaring dus mensenwerk zijn. God zou zich dan dus afhankelijk stellen van het kwaad. Uit de Schrift mogen we begrijpen dat God zo ver niet gaat. Omwille van de rechtvaardigen, die we gelukkig ook volop mogen herkennen binnen de Kerk, blijft God zijn heilzame werken verrichten en blijft Hij spreken.

Jezus erkende ook nog altijd het gezag van de schriftgeleerden en riep de mensen op hen te gehoorzamen, doch hun kwade werken niet over te nemen. Zo mogen wij ook Gods stem vernemen door zondige, gebrekkige mensen heen, in het besef dat wij niet veel beter zijn, en mogen we door die openbaring leren hoe God wil dat wij leven. En juist dankzij die openbaring weten we wat er precies fout gaat en wat zonde is.

Stel dat Gods openbaring daadwerkelijk gecorrumpeerd zou kunnen worden door zonde, dan zou je het de mens niet meer kwalijk kunnen nemen dat hij zondigt, daar hij de juiste openbaring niet zou kennen, en dan zou je zelf ook niet de juiste kennis over zonde meer kunnen hebben, daar je openbaring daarover vals zou zijn. Verkondigen dat jij wél de juiste openbaring hebt, neigt dan erg naar het impliceren dat jij veel minder tot niet gecorrumpeerd zou zijn door de zonde, wat tot hoogmoed kan leiden.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Denk eens na over wat Thorgrem en ik schrijven ipv zo door te drammen Oceanos. Dat zorgt ervoor dat dit forum nog een beetje prettig blijft.

Je impliceert dat ik er niet voldoende over na gedacht heb. Kun je dat inhoudelijk onderbouwen? Dan zou ik er ook nog wat van op kunnen steken.

Het neerzetten van mijn bijdrage's als 'drammen' wekt bij mij een gevoel op die ik nu niet verder wil benoemen. Ik heb inhoudelijk geantwoord en zal dat pogen blijven te doen. Met belangstelling wacht ik de inhoudelijke bijdrage's af. Maar je inzet om het forum prettig te houden onderschrijf ik.

Link naar bericht
Deel via andere websites

En dan komen we weer terug bij de vraag: "HOE vernemen wij de stem van God in ons leven"?

En daarop volgt meteen weer de vraag: "Waar toets je het aan?" X|

Paulus heeft ooit een opmerking gemaakt die volgens mij raakt aan dit vraagstuk:

Rom 2:13 Niet wie de wet slechts aanhoort zal voor God rechtvaardig zijn, maar wie de wet naleeft. 14 Wanneer namelijk heidenen, die de wet niet hebben, de wet van nature naleven, dan zijn ze zichzelf tot wet, ook al hebben ze hem niet. 15 Ze bewijzen door hun daden dat wat de wet eist in hun hart geschreven staat; en hun geweten bevestigt dit, omdat ze zichzelf met hun gedachten beschuldigen of vrijpleiten. 16 Dit alles zal blijken op de dag waarop, volgens het evangelie dat ik verkondig, God door Christus Jezus oordeelt over wat er in de mens verborgen is.

De "toetssteen" is Christus... (hoogstpersoonlijk)

En de toets ligt ergens in de toekomst...

Link naar bericht
Deel via andere websites
Toch wel heel bijzonder zoals er hier over een verzameling boeken wordt gepraat. Het is geïnspireerd door God maar kan wat mij betreft zeker niet gelijkgesteld worden met God. Daarnaast is het zo multi-interpretabel dat het op zichzelf geen gezag heeft lijkt mij.
Laten we wel de kerk midden in het dorp houden; Ik heb nog niemand in dit draadje zien spreken over dat de Bijbel gelijk zou zijn aan God.

Wel dat de bijbel goddelijk gezag heeft.

Zoals reeds aangegeven, maar nu dan duidelijker. Dat gezag is betekenisloos daar het multi-interpretabel is. Kortom de Bijbel als een op zichzelf staand object kan niet. De Bijbel moet in de context van de Kerk worden gezien. En het lijkt mij dat geen enkele kerkvader daar anders over denkt. Kortom, je kan ongetwijfeld citaten van kerkvaders over het goddelijke gezag van de Bijbel vinden, maar dat is altijd binnen de context van de Kerk.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Het gaat mij niet eens zozeer om die gezagskwestie die ik eigenlijk niet zo bijster interessant vind en op credible wel erg vaak op de spits wordt gedreven. Waar het mij meer om gaat is dat Jezus Christus het Woord is dat mens is geworden voor onze verlossing. De Schrift is een uitstekend getuigenis van Christus, je zou zelfs kunnen betogen dat we geen betere getuige hebben. Wat ik echter wil zeggen is dat de Schrift niet samenvalt met Christus.

Als mensen beweren dat het Woord mens is geworden in Christus maar boek in de Schrift heb ik daar zo mijn twijfels over. Kijk naar het einde van het evangelie van Johannes, daar zegt de evangelist zelf dat Christus nog vele daden heeft verricht en woorden heeft gesproken die niet in het boek zijn opgenomen.

De bijbel is een uitstekende getuigenis van Christus en onmisbaar voor ons als christenen maar het verwijst naar iets groters: naar het mensgeworden Woord. Dat heeft denk ik weinig met katholiek of protestant te maken maar gewoon met common sense. Maar dat kan aan mij liggen.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Zoals reeds aangegeven, maar nu dan duidelijker. Dat gezag is betekenisloos daar het multi-interpretabel is.
Ok, duidelijk.

( toen je zei dat Bijbel “op zichzelf geen gezag heeftâ€, vatte ik het op dat je bedoelde dat de op bijbel geen gezag zou hebben).

We zijn het er dus over eens dat de bijbel goddelijk gezag heeft.

En ook, als ik je goed begrijp, dat de bijbel Gods Woord is.

Alleen vind je dat Gods Woorden (zoals in de bijbel weergegeven), betekenisloos is, zolang het niet in de context van de kerk wordt gezien.

Hoewel strikt genomen dit hier offtopic is (gezien de topic-titel) ga ik daar nog graag op in.

Maar laten we dan eerst gesteld hebben dat de topic titel onjuist is;

De bijbel is weldegelijk het Woord van God ( althans m’n gegeven bijbelse onderbouwing daarvoor is volgens mij nog niet aangevochten).

En Ten slotte, zoals ik al een paar keer noemde: de Bijbel is niet God. De Bijbel is niet Christus.

Er zijn wel bepaalde overeenkomsten, zoals:

Onze Here Jezus Christus is gezet tot een val en opstanding, en tot een teken dat weersproken zal worden [luk.2:34]. Hij openbaart de gedachten van de harten. Hij is gezet tot een oordeel tot crisis voor allen. Tegenover Hem kan men niet neutraal zijn, en 1 van beide is slechts mogelijk: men neemt Hem aan of men verwerpt Hem.

Het zelfde lot heeft ook het Schriftgeworden Woord. Ook dit Woord is gezet tot een opstanding maar ook tot een val; tot een rots der redding maar ook van ergernis; tot een lamp voor de voet en een licht op het pad maar ook tot een teken dat weersproken wordt omdat dit Woord is het getuigenis van God, en het eerst vraagt waartoe wij tot het laatst komen, namelijk onvoorwaardelijke gehoorzaamheid.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Waar het mij meer om gaat is dat Jezus Christus het Woord is dat mens is geworden voor onze verlossing. De Schrift is een uitstekend getuigenis van Christus, je zou zelfs kunnen betogen dat we geen betere getuige hebben. Wat ik echter wil zeggen is dat de Schrift niet samenvalt met Christus.
Mee eens.
Als mensen beweren dat het Woord mens is geworden in Christus maar boek in de Schrift heb ik daar zo mijn twijfels over.

We verschillen niet van mening dat onze Here Jezus Christus is: ‘het Woord’. Hij is Gods Woord, Hij is het vleesgeworden Woord. (Joh. 1:14, Openb.19:13, 1Joh.5:7, Joh.1:1, Hebr.1:1, Joh,17:8).

En de bijbels is ook Gods Woord, zie m’n eerdere bijbelse onderbouwing.

Maar doe svp niet net alsof ik zou vinden dat de bijbel Christus is, want dat vind ik niet.

Kijk naar het einde van het evangelie van Johannes, daar zegt de evangelist zelf dat Christus nog vele daden heeft verricht en woorden heeft gesproken die niet in het boek zijn opgenomen.
Amen. Maar dat zou alleen iets zeggen als ik zou geloven dat de bijbel Christus is, maar dat is dus niet het geval.
De bijbel is een uitstekende getuigenis van Christus en onmisbaar voor ons als christenen maar het verwijst naar iets groters: naar het mensgeworden Woord.
Inderdaad, de Schrift verwijst naar Christus, maar ook: Christus verwijst naar de Schrift.
Link naar bericht
Deel via andere websites

Gods Woord is krachtig

De Schrift is een genade middel.

De Heilige Geest werkt en sterkt het geloof door de verkondiging van het Woord.

Hoe zullen wij, aldus vraagt de apostel Paulus, in Hem geloven van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder die hen predikt (Rom.10:14)

En die prediking is immers de verkondiging van de Schriften.

Zo heeft reeds onze Heiland de Schriften geopend.

Zo lezen we van Paulus dat Hij in Thessalonica drie sabbaten lang met hen uit de Schriften handelde, dezelve opende (Hand.17:2,3)

En de Schrift is het middel in Gods hand om Zijn Kerk te bouwen.

Mogen we de Schrift met het Woord Gods vereenzelvigen en kan alles wat van dit Woord gezegd wordt, in dezelfde mate toegepast worden op de Bijbel?

Geldt van de Schrift, wat van het des Heeren Woord betuigt wordt, dat het blijvend, levend, krachtig, scherpsnijdend is en een kracht tot zaligheid (Jes.55:11, Hebr.4:12, 1 Petr.1:25)?

Op deze vragen zij eerst geantwoord dat de Schrift en het Woord Gods niet mogen vereenzelvigd worden, want dat de Schrift zelf in allerlei betekenissen van het Woord Gods spreekt. Het kan duiden de kracht Gods, waardoor Hij de wereld schept en onderhoudt, en het het woord van de kracht dat uit Jezus’mond uitging om de duivelen uit te werpen, de stormen tot stilte te brengen en de doden te doen verrijzen. Het wordt, zoals vanzelf spreekt, gebezigd als de openbaring van God aan de profeten en de apostelen. Het is ook hetgeen de profeten en apostelen zelf verkondigen. En valt ook meermalen samen met hetgeen reeds op schrift is gebracht en wij als Heilige Schrift bezitten. En in al die gevallen is het Woord Gods krachtig en levend, en het middel waardoor God werkt op geestelijk en zedelijk gebied.

Maar hieruit volgt terstond dat het Woord en de Schrift niet precies hetzelfde zijn, en dat het Woord Gods veel ruimer en breder van omvang is dan de Schrift.

Wanneer de Heere begint te spreken, b.v. in het paradijs en tot de aartsvaders, is er nog geen Schrift, en kan alleen het gesprokene en overgeleverde Woord het middel zijn van de genade, en wanneer Jezus Christus Zijn Evangelie doet uitgaan tot de Joden staat er van dat Evangelie nog geen letter op Schrift.

Wie dan ook het Woord Gods zou beperken tot de Schrift zou aan dat Woord te kort doen, en de heerlijkheid van de sprake des Heere niet aanschouwen in haar volle luister.

Maar deze onderscheiding geeft in geen enkel opzicht vrijheid om tussen de Schrift en het Woord Gods te scheiden, of vrijheid de Schrift alleen op te vatten als het getuigenis van het spreken van God. De Schrift is zelf het Woord Gods. De schrift komt zelf tot ons als het Woord van God. Wat God gesproken heeft en door Christus is verkondigd, is zo “geschreven†dat de bijzondere werking van de Heilige Geest, die wij inspiratie noemen, die Schrift waarborgt te zijn het Woord des Heeren. En omdat die Schrift niet alleen het werk was van de Heilige Geest maar nog altijd zijn werk is; omdat de inspiratie in deze zin voortgaat dat de Geest Zijn eigen werk draagt en met Zijn actie vergezelt, belijden wij niet minder van de Schrift wat de Heilige Israëls spreekt:

Alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn, het zal niet ledig tot Mij wederkeren; maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen, waartoe Ik het zende. (Jes.55:11)

Wanneer de Heilige Geest het Evangelie niet heiligt aan onze harten, dit Evangelie niet is een kracht tot zaligheid. De Geest werkt door het Woord, en zonder de werking van de Geest is het Woord ongenoegzaam tot zaligheid.

In de Bijbel op zichzelf ligt geen kracht om te bekeren. Het is instrument, genademiddel, en evenmin als de doop zelf de wedergeboorte of het avondmaal zonder meer de versterking van het geloof werkt, maar deze zijn alle middelenin de hand van de Geest om het werk van Christus toe te passen. Zo is ook de Schrift geen kracht tot zaligheid wanneer niet de Geest Zijn werking paart aan het woord.

Mits men dit niet verkeerd verstaat. En de kracht van de Bijbel niet miskent.

Mits men niet bewere dat de Schrift, dat het boek niets is.

En deze bewering b.v. niet grond op de bekende tekst uit 2 Kor.3:6 “de letter doodt, maar de Geest maakt levendâ€. Men leest dan alsof er stond: de letter is doodt, en men heeft het dan over de dode letter waaraan vele bekrompen mensen nog vasthouden en die wijken moet voor de levende stromen van de Geest.

Maar dit alles zegt Paulus helemaal niet. Hij zegt niet dat de letter dood is, maar doodt, dood maakt, verdoemt, en zonde, toorn, vloek en dood werkt, en dat kan door dode dingen niet uitgericht worden. De letter leeft dan ook terdege.

Paulus heeft het hier over de oud-testamentische bedeling, en van die wettische bedeling zegt hij hier dat zij een bediening der verdoemenis was (vs.9); in Rom.4:15: de wet werkt toorn; en in 1 Kor.15:56: de kracht der zonde is de wet. Er is dus geen sprake van dat wij in de letter zouden te doen hebben met iets doods; nee, die letter leeft en is krachtig, en wanneer er geen geloof is in de harten en de Schrift wordt verworpen, zal zij de zondaar verdoemen voor het heilig aangezicht van God.

Bovendien, in hetzelfde hoofdstuk schrijft Paulus de volharding van Israël niet toe aan een “dode letterâ€, maar tot de huidige dag toe, wanneer Mozes gelezen wordt, ligt een deksel op hun hart (vs.15). En niet de Schrift die gelezen wordt (d.i. dus de veel versmade letter), valt weg voor de Geest, maar eenmaal wordt het deksel weggenomen (vs.16) en de Schrift blijft.

Hieruit volgt reeds dat het Woord Gods niet is een dood Woord. Het is volkomen waar dat de Heilige Geest Zijn werking moet paren aan het Woord om onze harten te vernieuwen, maar de Schrift is geen dood boek.

Dat blijkt reeds uit die teksten waarin speciaal van de Schrift gesproken wordt als:

Want al wat te voren geschreven is, dat is tot onze lering te voren geschreven, opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, hoop hebben zouden (Rom.15:4).

En dit is nog duidelijker in die uitspraken van de Schrift waar van het Woord Gods en van de prediking van dat Woord wordt gesproken. Van het evangelie wordt gezegd dat het is een kracht Gods tot zaligheid (Rom.1:6); het woord des kruises wordt genoemd een kracht Gods ons, die behouden worden (1 Kor.1:18); de apostel zegt van zijn prediking dat zij was in betoning des Gestes en der kracht ( 1 Kor.2:4); hij stelt het Evangelie als de kracht Gods tegenover de wijsheid van mensen ( 1 Kor.2:5); door het Evangelie, dat hij verkondigd heeft, is er heil want: door hetwelk gij ook zalig wordt ( 1 Kor.15:2) en: nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt (Ef.1:13); hij dankt God zonder ophouden, dat, als gij het woord der prediking van God van ons ontvangen hebt, gij dat aangenomen hebt, niet als der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord, dat ook werkt in u, die gelooft ( 1 Thess.2:13). En in deze laatste woorden drukt de apostel zich sterk uit dat de prediking werkt in degene die geloven. Deze werking kan niet uitblijven want het Woord is levend en blijvend ( 1 Petrus 1:25); het schijnt als een licht in een duistere plaats ( 2 Petr. 1:19); het wordt door de Heiland vergeleken met een zaad dat in de harten gestrooid wordt (Matt.13:3); van het woord dat de apostelen spraken wordt gezegd dat het wies en vermenigvuldigde (Hand.12:24); Paulus vergelijkt de prediking en zijn arbeid, met planten en natmaken (1 Kor.3:6), en in Hebreën 4:12 leze wij deze majestueuze woorden:

Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten.

Het Woord Gods wordt levend genoemd tegenover alle doodsmacht in deze wereld. Het heet krachtig omdat het werkt als een krachtig medicijn. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard, en waar het treft is het raak. Het gaat door tot het allerinnerlijkste van ons zieleleven, en legt de diepste roerselen van ons hart bloot. Het is een oordeler, rechter, een criticus van onze gedachten en velt over ons geen licht vonnis, en zonder te sparen wijst het alle ongerechtigheden en vormenreligie en schijnvroomheid aan. En dat kan ook niet anders. Want het is het Woord van God, Die in Zijn Woord tot ons spreekt en niet duldt dat wij Zijn Woord bekritiseren, maar in dar Woord ons kritisereerd. En, zo gaat de Hebreënbrief verder, en daar is geen schepsel onzichtbaar voor Hem, maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen desgenenen, met Wie wij te doen hebben (vs.13).

Om al die redenen is Gods Woord nooit ledig en ijdel.

Het keert, zoals de profetie van Jesaja zegt, niet ledig tot God weer.

Het doet al wat Hem behaagt en volvoert steeds Zijn wil.

De Heilige Schrift noemt dan ook tal van werkingen op, die de vrucht zijn van het Woord, en die de Heilige Geest door middel van het Woord tot stand brengt. In de eerste plaats is telkens sprake van de wedergeboorte, van vernieuwing van de mensen, als vrucht van het Woord. Ik heb u, zegt de apostel Paulus, door het Evangelie geteeld (1 Kor.4:15), en de apostel Petrus roept de ‘verstrooide’ Christenen toe: Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God ( 1 Petrus 1:24). Verder wordt het geloof genoemd als gewrocht te worden uit het gehoor, en het gehoor uit het Woord Gods (Rom.10:17). Van de verlichting des verstands heet het:

… om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus, en allen te verlichten etc. (Ef. 3:8,9; vgl. 2 Kor.4:4-6).

Ook zijn onderwijzing verbetering, vertroosting, etc. vruchten van de werking van het Woord en bijzonder van de Schrift (Rom.15:4; 1 Kor.14:3; 2 Tim.3:15),

En het Nieuwe Testament raakt niet uitgejubeld over deze Godverheerlijkende uitwerking van het Woord. En ook de donkere, zwarte kant van de dood en de verderfenis wordt niet vergeten. Het Evangelie oefent ook zijn werking uit in degenen die verloren gaan. Het keert immers nimmer ledig weer, en het doet ook in hen, wat god behaagt, en dan is de werking van het Woord ontzettend:

Het woord des kruises is dengenen, die verloren gaan, dwaasheid, en de Joden een ergernis ( 1 Kor. 1: 21, 23). Het Evangelie is in degene die verloren gaan, een reuk des doods ten dode ( 2 kor. 2:16). Degene die ongehoorzaam zijn, stoten zich aan het Woord ( 1 Petr.2:8), gelijk de prediking van het Evangelie een sleutel der hemelen is, niet alleen om het koninkrijk te ontsluiten, maar ook om het toe te sluiten en de deuren toe te vergrendelen.

“Wij moeten niet vragen wat de Schrift zegt, maar wat Jezus zegt. Het komt erop aan dat men Jezus heeft, en Zijn leven is de enige en ware kracht.â€

Maar deze mening gaat uit van een verkeerde tegenstelling tussen Geest en Schrift, en rukken Christus en Zijn Evangelie ten slotte uit elkaar.

Zeker, wij hebben aan het Woord buiten ons niet genoeg, en Jezus Christus moet in ons leven, maar dit is juist het kenmerk van de genade, dat zij in wie Jezus Christus leeft, die Schrift liefhebben en haar kracht in hun leven gedurig ondervinden. Voor hen is de Bijbel een lamp voor de voet en een licht voor het pad.

Het woord is geen ijdele klank, geen ledig teken, geen koud symbool; maar alle woord, ook van de mens, is een macht, groter en duurzamer dan de macht van het zwaard; er zit gedachte, geest, ziel, leven in. Indien dit geldt van het woord in het algemeen, hoeveel te meer van het woord dat van Gods mond uitgaat en door Hem gesproken wordt? Dat is een woord, dat schept en onderhoudt, oordeelt en doodt, herschept en vernieuwt, altijd zijne werking doet en nooit ledig wederkeert.

Bij een mensenwoord maakt het een groot verschil of het geschreven of gedrukt is, gelezen of gehoord wordt; en bij het gesproken woord is wederom de vorm en voordracht van de grootste betekenis. Ook hangt de macht van een mensenwoord af van de mate waarin iemand zijn hart, zijn ziel, erin neergelegd heeft, van de afstand die tussen de persoon en zijn woord bestaat.

Maar bij God is dit anders. Het is altijd Zijn Woord; Hij is er altijd bij tegenwoordig. Hij draagt het steeds door Zijn almachtige en alomtegenwoordige kracht; Hij is het altijd zelf die in wat vorm en door wat middelen dan ook het tot de mensen brengt en er hen door roept.

Daarom al is het woord van God, dat in toespraak, boek of geschrift tot de mensen gebracht wordt, wel uit de Heilige Schrift genomen maar niet met die Schrift gelijkvormig, toch is het een woord van God dat van Godswege tot de mensen komt door de Heilige Geest gesproken wordt en daarom ook altijd zijn werking doet.

Het woord van God is nooit los van God, van Christus, van de Heilige Geest;

Het is niet deïstisch van Zijn Schepper en auteur te scheiden, gelijk de Schrift niet eenmaal door de H.G. geïnspireerd is, maar voortdurend door die Geest gedragen, bewaard, krachtig gemaakt wordt.

Zo is dan het Woord des Heeren altijd een kracht Gods en een zwaard des Geestes, en dit blijkt ook duidelijk bij het gebruik van de Heilige Schrift.

Van de prediking kan niemand zich ooit losmaken. Wanneer Christus door Zijn Kerk en nader door Zijn dienstknechten Zijn Evangelie tot ons heeft doen uitgaan, bindt dat Evangelie ons, omdat in die prediking een boodschap was van de Zender Zelf, die ons blijvend verantwoordelijk stelt. Geloven wij deze boodschap en nemen wij haar vertrouwend aan, de belofte van het Evangelie wordt aan ons vervuld, maar wijzen wij haar af, ook al kwam ze slechts eenmaal tot ons, God laat geen enkele dreiging welke Zijn Woord bevat, tegen ons allen vallen.

De apostel Paulus noemt dit een reuk des levens ten leven en een reuk des doods ten dode, of zoals er letterlijk staat: een reuk uit leven tot leven en een reuk uit de dood tot dood. En dat zegt Paulus niet van Christus, maar van de verkondigers van Christus.

Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen, die zalig worden, en in degenen, die verloren gaan; Dezen wel een reuk des doods ten dode; maar genen een reuk des levens ten leven. (2 Kor.2:15,16)

De verkondiger van het Evangelie is door het Evangelie dat hij predikt, en door de Schrift die hij opent, het uitgangspunt vaneen leven of dood-aanbrengende macht. Hij is in de vervulling van zijn ambt enkel en alleen door het Woord dat hij bedient, als een reuk, die voor de een tot een adem des levens , voor de ander tot een dodend vergif wordt.

Precies dezelfde gedachte vinden wij in de profetie van Ezechiel, waar dit majestueuze woord des Heren tot de profeet komt, een woord waarin voor alle dienstknechten en predikers een machtige roeping des Heeren ligt:

Gij nu, o mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen.

Als Ik tot den goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult den dood sterven! en gij spreekt niet, om den goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen.

Maar als gij den goddeloze van zijn weg afmaant, dat hij zich van dien bekere, en hij zich van zijn weg niet bekeert, zo zal hij in zijn ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw ziel bevrijd.

Daarom, gij mensenkind! zeg tot het huis Israels: Gijlieden spreekt aldus, zeggende: Dewijl onze overtredingen en onze zonden op ons zijn, en wij in dezelve versmachten, hoe zouden wij dan leven?

Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels?

Zo ernstig is de prediking van het Woord.

Voor die ze brengen en die ze horen.

En zalig is hij die dit hoort en het bewaart.

Want naar dat Woord zal God in dit en in het toekomende leven oordelen.

Het evangelie zal de maatstaf zijn voor onze hemelse Rechter.

Hij zal vragen of u Zijn getuigenis en dus ook Zijn Schrift hebt aangenomen of verworpen, en

indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens, en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is.

( Openb.22:19)

Mits wij de kracht van het Woord des Heeren niet beperken tot de ambtelijke verkondiging of tot welke prediking van het Evangelie dan ook. Er is naast deze bediening van het Woord ook een persoonlijke gebruik in de gezinnen en voor het eigen individueel leven. Elke lezing en overdenking van de Heilige Schrift in de kring van het gezin of in het particuliere leven is een openen van Gods Woord. En in dat openen komt de Heere met een boodschap tot ons, die niet ledig tot Hem terugkeert. En sterker nog, Zijn Woord is zelf de goddelijke tijding, dat Hij geen lust heeft in onze dood, maar daarin dat wij ons bekeren en leven.

En ieder die dit aanbod van de genader versmaadt, versmaadt het leven en kiest voor de dood.

Indien deze dingen sterker onder ons leefde, zouden wij voorzichtiger en tederder met de Schrift omgaan, en zouden wij Gods Woord meer en heilig bewaren. Op dezen zal Ik zien, spreekt de Heere; op de arme en verslagene van geest, en die voor Mijn Woord beeft (Jes.66:2).

En dit beven voor Gods Woord wordt geboren, ja door de wederbarende werking van de Heilige Geest, maar ook uit het besef dat dit Woord is een kracht ten leven of ten dode, en dat zij nimmer werkloos blijft. Zij spreekt zalig of zij verdoemt. Zij opent of zij sluit; indien gij niet is tot een opstanding, is zij tot een val.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Onvoorwaardelijk gehoorzaam aan een verzameling boeken waar je zonder enige begeleiding dus zo'n beetje uit kan halen wat je zelf aantrekkelijk vindt. Je visie over de Bijbel komt op mij een beetje over als de visie die moslims over de koran hebben. Christus als boodschapper en de Bijbel is de boodschap. Zoals Bonaventura in mijn ogen ook al aangeeft is dat verkeerd om. De Bijbel is de boodschapper en Christus is de boodschap.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Onvoorwaardelijk gehoorzaam aan een verzameling boeken waar je zonder enige begeleiding dus zo'n beetje uit kan halen wat je zelf aantrekkelijk vindt.
Waarom formuleer je dit zo? Zowel jij als ik be-amen dit niet en herkennen onze visie niet hierin, omdat het een samenraapsel is van elementen uit onze beide visies.

Laten we vooreerst uitgaan van het gemeenschappelijke in onze visies ( niet in de laatste plaats omdat ook de topic-titel hier over gaat), namelijk:

Allebei vinden we dat de bijbel Gods Woord is en goddelijk gezag bezit.

Zelfs hebben we allebei de basishouding van onvoorwaardelijk gehoorzaamheid ten opzicht van Gods Woord.

Het grote verschil is echter dat jouw visie is dat we hieraan niet voldoende hebben omdat je Gods woorden betekenisloos acht zonder de context van de kerk die beslist wat de juiste interpretatie zou zijn. Oftewel, je intentie kan alleen zinvol ten uitvoer gebracht worden in de context van de kerk.

Maar dat doet niets toe of af aan onze gemeenschappelijke basishouding van de intentie om Gods Woord c.q. de bijbel, onvoorwaardelijk te willen gehoorzamen.

Je visie over de Bijbel komt op mij een beetje over als de visie die moslims over de koran hebben.
Ik zie, naast het bestrijden van een mogelijke negatieve connotatie, geen meerwaarde in het maken van zo’n vergelijking, en wil daarom nu slechts volstaan met de opmerking dat ik wel essentiële verschillen zie.
Christus als boodschapper en de Bijbel is de boodschap. Zoals Bonaventura in mijn ogen ook al aangeeft is dat verkeerd om. De Bijbel is de boodschapper en Christus is de boodschap
Je maakt een tegenstelling die er niet is.

Want ik be-aam je opmerking dat “De Bijbel is de boodschapper en Christus is de boodschapâ€

Maar naast het feit dat de Schrift verwijst naar Christus, is tevens geldig dat Christus verwijst naar de Schrift.

Jezus zei: “Onderzoekt de Schriften want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen†(Joh.5:39)

( p.s. dit had ik ook al genoemd aan Bonaventura om 21:09 )

Link naar bericht
Deel via andere websites
Onvoorwaardelijk gehoorzaam aan een verzameling boeken waar je zonder enige begeleiding dus zo'n beetje uit kan halen wat je zelf aantrekkelijk vindt.
Waarom formuleer je dit zo? Zowel jij als ik be-amen dit niet en herkennen onze visie niet hierin, omdat het een samenraapsel is van elementen uit onze beide visies.

Laten we vooreerst uitgaan van het gemeenschappelijke in onze visies ( niet in de laatste plaats omdat ook de topic-titel hier over gaat), namelijk:

Allebei vinden we dat de bijbel Gods Woord is en goddelijk gezag bezit.

Zelfs hebben we allebei de basishouding van onvoorwaardelijk gehoorzaamheid ten opzicht van Gods Woord.

Het grote verschil is echter dat jouw visie is dat we hieraan niet voldoende hebben omdat je Gods woorden betekenisloos acht zonder de context van de kerk die beslist wat de juiste interpretatie zou zijn. Oftewel, je intentie kan alleen zinvol ten uitvoer gebracht worden in de context van de kerk.

Maar dat doet niets toe of af aan onze gemeenschappelijke basishouding van de intentie om Gods Woord c.q. de bijbel, onvoorwaardelijk te willen gehoorzamen.

Nee, feit is dat God bijzonder onduidelijk naar voren komt in de Bijbel, niet voor niets de grote verdeeldheid binnen het christendom. Boeken kun je niet gehoorzamen, het zijn geen levende wezens. Je kan de schrijver van een boek gehoorzamen. Dat zijn in dit geval vele mensen die vertellen over hun wandel met God.

Je visie over de Bijbel komt op mij een beetje over als de visie die moslims over de koran hebben.
Ik zie, naast het bestrijden van een mogelijke negatieve connotatie, geen meerwaarde in het maken van zo’n vergelijking, en wil daarom nu slechts volstaan met de opmerking dat ik wel essentiële verschillen zie.

Gelukkig maar.

Christus als boodschapper en de Bijbel is de boodschap. Zoals Bonaventura in mijn ogen ook al aangeeft is dat verkeerd om. De Bijbel is de boodschapper en Christus is de boodschap
Je maakt een tegenstelling die er niet is.

Want ik be-aam je opmerking dat “De Bijbel is de boodschapper en Christus is de boodschapâ€

Maar naast het feit dat de Schrift verwijst naar Christus, is tevens geldig dat Christus verwijst naar de Schrift.

Jezus zei: “Onderzoekt de Schriften want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen†(Joh.5:39)

( p.s. dit had ik ook al genoemd aan Bonaventura om 21:09 )

We zijn natuurlijk allebei wijs genoeg om te weten dat Jezus nooit gedoeld kan hebben op de Bijbel.

Gegeven is dat wij beide heel verschillende invalshoeken hebben over de Bijbel. En mijn vergelijking met de islam maak ik niet om te kwetsen, die maak ik om iets duidelijk te maken om een vergelijk te trekken die in mijn ogen goed te maken is en die ik in vele gesprekken met protestanten en moslims zie terugkomen.

Link naar bericht
Deel via andere websites
Allebei vinden we dat de bijbel Gods Woord is en goddelijk gezag bezit.

Zelfs hebben we allebei de basishouding van onvoorwaardelijk gehoorzaamheid ten opzicht van Gods Woord.

Het grote verschil is echter dat jouw visie is dat we hieraan niet voldoende hebben omdat je Gods woorden betekenisloos acht zonder de context van de kerk die beslist wat de juiste interpretatie zou zijn. Oftewel, je intentie kan alleen zinvol ten uitvoer gebracht worden in de context van de kerk.

Maar dat doet niets toe of af aan onze gemeenschappelijke basishouding van de intentie om Gods Woord c.q. de bijbel, onvoorwaardelijk te willen gehoorzamen.

Nee, feit is dat God bijzonder onduidelijk naar voren komt in de Bijbel, niet voor niets de grote verdeeldheid binnen het christendom. Boeken kun je niet gehoorzamen, het zijn geen levende wezens. Je kan de schrijver van een boek gehoorzamen. Dat zijn in dit geval vele mensen die vertellen over hun wandel met God.

Ik heb het gevoel dat je niet concreet antwoordt op de hoofdvraag die ik aan de orde stelde (en dat tevens de topic titel is), namelijk:

1) Is de bijbel Gods Woord.

2) Heeft de bijbel goddelijk gezag

Wat is je antwoord op beide punten?

Deze basisvragen kunnen beantwoord worden staan principieel los van eventuele vervolgvragen hoe deze feiten dan eventueel betekenis voor je kunnen gaan krijgen (b.v. via de context van de kerk).

Zoals een dwangbevel van de koning slechts betekenis krijgt voor de blinde als deze voorgelezen wordt, en voor de domme als deze uitgelegd wordt, toch is het dwangbevel reeds intrinsiek gezaghebbend omdat het geschrift het dwangbevel is in naam van de koning die je iets opdraagt en die je dient te gehoorzamen.

En je punt dat je boeken niet kunt gehoorzamen omdat het geen levende wezens zijn, is volgens mij het vallen over woordgebruik zonder enig gewicht;

Want het is gewoon Nederlands om b.v. een schriftelijke dwangbevel te gehoorzamen.

Het staat ook gewoon in de bijbel:

"Maar indien iemand ons woord, door dezen brief geschreven , niet gehoorzaam is, tekent dien, en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde" (2 Thessalonicensen 3:14)

Gods gezaghebbend woord, zoals in de bijbel geschreven, dient te worden gehoorzaamd.

Of b.v. Gods Woord, zoals geschreven in de stenen tafels van de 10 geboden, dien te worden gehoorzaamt.

Dan moet je niet vallen over het feit dat steen geen levend wezen is, want dan mis je het punt.

Dat zijn in dit geval vele mensen die vertellen over hun wandel met God
Ja, maar niet ENKEL dat:

Als b.v. Jezus zich beroept op de Schrift door een psalm van David te citeren, dan zijn dat niet slechts Davids verhalen over zijn wandel met God. Nee, dan wordt David met gezag geciteerd omdat het God is die spreekt, omdat het de Geest is die door David spreekt:

"Want David zelf heeft door den Heiligen Geest gezegd..." (Mar.12:36)

En zo citeert Jezus de wetten van het oude verbond niet als wetten van Mozes, maar als geboden van God. “Want God heeft geboden, zeggende: Eer uw vader en moeder; en: Wie vader of moeder vloekt, die zal den dood sterven.†(Matt.15:4)

Ook De apostelen hebben het spoor van hun Meester en Zender gevolg, doordat zij het Oude Testament als één geheel en als het werk van één goddelijke auteur, de Heilige Geest erkennen.

Bijvoorbeeld als ze het OT citeren dan laten ze hun aanhalingen inleiden met:

‘er staat geschreven’, of ‘de Schrift zegt’, of ‘God zegt’, of hetgeen gesproken is door de Heere of door de Heilige Geest. (Matt.1:22; 2:15; Hand.1:16; 3:18; 4:25; 28:25)

De apostel Paulus gebruikt bijna altijd de uitdrukking: “de schrift zegt†(b.v. want wat de schrift zegt Rom.4:3; 9:17; 10:11; 11:2; Galaten 3:8,22; 4:30).

In de brief aan de Hebreeën heet het:

“God voortijds veelmaal en op velerlei wijze tot de vaderen gesprokken hebbende door de profeten†(hebr.1:1), en “Daarom zegt de Heilige Geestâ€(hebr.1:1; 3:7; vgl.4:3; 5:6 etc.),

En altijd is voor hen het OT één geschrift van één auteur.

Dit licht vooral opgesloten in de bekende uitspraak van de apostel:

“Alle Schrift is van God ingegeven†(2 Tim.3:16)

Maar naast het feit dat de Schrift verwijst naar Christus, is tevens geldig dat Christus verwijst naar de Schrift.

Jezus zei: “Onderzoekt de Schriften want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen†(Joh.5:39)

We (…) weten dat Jezus nooit gedoeld kan hebben op de Bijbel.

Je kunt gerust allerlei al-dan-niet-belangrijke randopmerkingen erover maken, maar sla svp dan niet over waarom ik deze tekst hier heb geciteerd. En dat was om aan te geven, dat niet alleen de Schrift wijst naar Christus, maar OOK omgekeerd namelijk dat Christus wijst naar de Schrift. En dat je gebruikte tegenstelling in dezen dus niet op zijn plaats was.

En dat was met deze tekst uit Joh.5 bewezen.

Dan betreft je opmerking zelf,

Uiteraard verwees Jezus niet naar o.a. de openbaring van Johannes, maar verwees Hij naar de Schrift van hun tijd, hun “Bijbel†(onze OT), en de Schrift van nu bevat naast het OT, ook het NT. Maar laat met deze constatering niet Christus boodschap ondersneeuwen:

Jezus ging ons voor hoe we met de Schrift dienen om te gaan. Hij beriep zich telkens op de Schrift als gezaghebbend woord van God. Die we dienen te onderzoeken, zoals Christus zei.

Zijn we betreffende het aanvaarden van de Schrift als gezaghebbend woord van God, werkelijk volger van Christus ?

Hebben wij net zo’n houding t.o.v de Schrift als Christus deed?

En mijn vergelijking met de islam maak ik niet om te kwetsen (...)
ok.
Link naar bericht
Deel via andere websites

Ik kan me nu wel vinden in de reactie van Bonaventura op 15 dec 2011, 09:22

1) Is de bijbel Gods Woord.

2) Heeft de bijbel goddelijk gezag

Wat is je antwoord op beide punten?

1) Ja, maar op een andere manier dan dat jij het interpreteert.

2) Niet op zichzelf zoals reeds enkele malen geschreven.

Link naar bericht
Deel via andere websites

×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid