Spring naar bijdragen

[RPG] Pireldem


Aanbevolen berichten

Pireldem is een groot dorp gelegen tussen velden met hier en daar bossen, een brede rivier, een oud en vervallen landhuis in de buurt en is enkele kilometers van zee verwijderd. Lang was het dorp verlaten geweest, overgelaten aan de dwalende geesten en zwervende dieren op zoek naar een maaltijd. Totdat pelgrims de plek weer herontdekten en even buiten het dorp een klooster bouwden waar monniken kwamen wonen. Zo keerde het leven terug in het lang verlaten dorp waarvan niemand meer weet waarom het ooit verlaten was.

Na al die lange jaren liep Moachar het oude, vervallen landhuis uit en bleef in de deur staan. Honderden jaren geleden was het een mooi landhuis geweest waar hij met zijn ouders en jongere broeders en zusters woonde. Eens was het plan dat hij er zelf ook zou wonen met zijn geliefde Lydia, een gezin zou stichten en het graafschap van zijn vader zou overnemen. Maar een tragedie had plaats gevonden en zijn plannen tot geluk verhinderd. Hij woonde nog steeds in het landhuis, verdoemd als een onsterfelijke en niets meer dan een geest. Na al die jaren is hij nog altijd gebonden aan zijn woning, zijn schuld en het dorp waar hij die schuld zelf op zijn schouders heeft gelegd.

Het prachtige Pireldem was waar hij vanaf de heuvel over uitkeek. Het landhuis stond er vlakbij en het was zijn favoriete dorp van heel het graafschap van zijn vader. Het was zo veranderd sinds hij er voor de laatste keer naar gekeken had. Dat was al vele jaren geleden, voordat hij zich opsloot in zijn kamer van het huis om daar trachten te rusten en over zijn daden te peinzen. Echter had hem iets gewekt en uit zijn kamer gelokt. Het was niet het gillen van Hilde, die zich soms nog op een weemoedige manier liet horen en net als hij verdoemd was op aarde te zwerven. Ze gilde al lang niet meer zo vaak als vroeger. Nee, het was iets anders, een geluid waar hij niet aan gewend was.

Hij keek over het landgoed en Pireldem heen dat hij zichzelf nog steeds toe eigende. De vervallen huizen en kerk van zijn dorp stonden er nog steeds verlaten bij, maar even verderop langs het pad van de rivier stond een gebouw. Het zag er erg nieuw uit en de bouw was wellicht kort geleden voltooid. Het was het klooster van de pelgrims en het geluid waren van de klokken die ze luidden.

Moachar zuchtte en ging terug het huis in. Was het nu dan gedaan met de stilte, of zou het slechts bij een rustig klooster blijven? Hij ging terug naar zijn eigen kamer om daar wederom in rust over zijn daden te peinzen.

Door de jaren heen keerden de mensen terug naar Pireldem wat nu een levend dorp was geworden, net zoals honderden jaren geleden. Sinds de voltooiing van het klooster was Moachar zijn kamer niet meer uit geweest. Hij was inmiddels wel gewend geraakt aan de klokken en vond het op een bepaalde manier wel een prettig geluid. Nu echter de mensen terug keren om het dorp te bewonen wordt hij steeds onrustiger…

De regels:

Geldend voor iedereen, ook als je niet mee speelt;

- Het is niet toegestaan hier te posten als je niet mee doet met het spel. Indien je dat wel doet, zullen deze zonder enige toelichting verwijderd worden.

- Vragen over het gehele topic mogen hier niet gesteld worden. Gelieve dat in dit topic te doen.

Hier dus enkel posts voor het spel.

Voor de spelers;

- De setting is in de late middeleeuwen.

- Maximaal twee karakters per persoon die op geen enkele manier met elkaar mogen communiceren. (GM (Chealder) voor de karakters van de verhaallijn uitgezonderd.)

- Wees een beetje reëel in het spel. Karakters bedoeld om alle anderen te overtreffen en geen zwakke punten hebben mogen uiteraard niet.

- Je mag je op ieder moment in het spel voegen of een ander karakter (bij)nemen, mits binnen de rest van de regels.

- Geen heel korte posts plaatsen met een enkele zin. Probeer er tenminste een paar zinnen van te maken.

- Met toestemming van de eigenaar van het slachtoffer mogen karakters gedood, ernstig verwond of getransformeerd worden (bijv. in een weerwolf of vampier).

- Zorg bij het verlaten van het spel of langere afwezigheid dat je karakter(s) uitgeschakeld zijn of in een ‘stand-by’ staan door bijvoorbeeld het maken van een lange reis of dood als het karakter er definitief uit gaat.

- Wat jij als speler weet (OOC; out of character) en wat je karakter(s) weten (IC; in character) is gescheiden, zo ook wat je eigen karakters elk apart weten. Als je als speler iets weet over een ander karakter mag je je eigen karakter er wel toe zetten om het te weten te komen.

- Fantasie karakters als bijvoorbeeld weerwolven of vampiers mogen voorkomen mits ze wel overwonnen kunnen worden. (GM voor de karakters van de verhaallijn uitgezonderd.)

- Magie is toegestaan mits het wel enigszins reëel gebruikt wordt, verder zijn alleen kennis en voorwerpen toegestaan die ze in de late middeleeuwen hadden.

- Iedereen kan algemene dingen veranderen zoals bijvoorbeeld het weer of aangeven wat de tijd van de dag is, maar wees ook hier met elkaar reëel in.

- Het is toegestaan om als spelers (OOC) met elkaar te communiceren, bijvoorbeeld om iets over een karakter te vragen. Maar houd dit minimaal en geef even aan dat het OOC is en waar dat op houdt. (Bijvoorbeeld door; [ooc]tekst[/ooc].)

- Post minimaal vijf posts met een karakter voordat deze uit het spel verdwijnt.

- Indien er eventueel mensen zijn die vage of irreële posts neerzetten met de bedoeling te trollen gelieve compleet te negeren zodat de verhaallijn soepel door kan gaan. De posts zullen dan zonder enige toelichting worden verwijderd.

En bovenal, laat je fantasie op de loop en vooral veel plezier in het spel!

Link naar bericht
Deel via andere websites

Zachtjes zingend veegde Fedelien de vloer van het dorpshuis aan. Ze zong een van de kinderlijke wijsjes die ze lang geleden van haar moeder had geleerd toen ze nog een kleine meid was. Met lange halen veegde ze alle rotzooi in de hal richting de ingang van het dorpshuis. Het was een redelijk grote hal maar ze was geoefend in haar werk en al gauw was het er een stuk schoner. Ze zette de bezem tegen de muur. Nu was het wel tijd voor een korte pauze, vond ze. Immers was ze al sinds ’s ochtends vroeg bezig met de onderhoud van het dorpshuis.

Achterin, in de hoek van de hal, stond een kastje met enkele boekrollen er in. Boven het kastje hing een heel oud zwaard dat ze in het dorp op de straat gevonden had toen ze als een van de eerste in Pireldem was gearriveerd. Ondanks dat het al oud was, had ze het erg mooi gevonden en na het een tijdje thuis bewaard te hebben, had ze het in het dorpshuis opgehangen zodat iedereen het kon zien.

Zacht neuriënd ging ze op de stoel naast het kastje zitten en pakte een van de boekrollen er uit. Voorzichtig rolde ze het uit op haar schoot en volgde met haar vinger de sierlijke letters die er op geschreven waren. Fedelien had nooit leren lezen en schrijven. Haar ouders waren daar te arm voor en al hadden ze het geld gehad, dan was ze wellicht te dom. Maar ze hield er van om naar de mooie, sierlijke letters en de prachtige tekeningetjes te kijken die er op waren geschreven en getekend.

Zuchtend keek ze naar de eerste hoofdletter die op de rol stond en ze vond het net een klein schilderij. Deze natuur-achtige tekening om de letter deed haar altijd denken aan vroeger, toen haar man nog bij haar was. Hij was een jager en voorzag henzelf en de slager van vlees. Ze had goeden tijden met hem gekend; verdwalen in de bossen tot laat in de nacht waardoor de poorten van de stad al dicht waren. ‘Fida,’ zei hij dan, zo werd ze altijd door haar goede vrienden en familie genoemd, ‘geen zorgen, we kunnen prima in de reizigershut in het bos slapen.’ En dat deden ze dan. Ze hadden daar de nacht samen naast een klein, knapperend vuurtje terwijl het maanlicht door het raam op hun huid scheen, om vervolgens in de vroege ochtend lachend door het bos terug naar de stad te rennen om naar huis te gaan zodra de poorten weer geopend waren.

Ja, dat waren nog eens goede tijden. Helaas was haar man door een beer aangevallen tijdens de jacht. Het had haar hart in tweeën gescheurd en ze had nog getracht met enige kruiden of kruidenmengsels er iets aan te kunnen doen. Dat had echter niet gebaat.

Ondanks dat ze de slimste niet was, wist ze wel veel van kruiden af. Echter had er dat juist toe geleid dat ze vlak na de dood van haar man was beschuldigd van hekserij. Op het nippertje kon ze, dankzij een goede vriendin, de stad nog ontvluchten en daarmee haar doodvonnis. Lange tijd had ze rond gezwerfd terwijl haar buik was begonnen met zwellen. Ze was zwanger geworden van de nacht in het bos. Nu woonde ze al enige tijd in Pireldem samen met haar kind en kreeg wat geld in ruil voor de klusjes in het dorpshuis. Daarmee kon ze haar levensonderhoud voorzien en dat van haar kind. Ook verdiende ze wel eens wat bij door de verkoop van wat kruidenmengsels en ze hielp ook regelmatig andere vrouwen die grote huizen bezaten met het huishouden.

Zo was het gegaan, dacht ze terwijl ze de boekrol weer oprolde. Het was tijd om weer aan het werk te gaan, er waren nog wat andere kamers en hallen die ze moest vegen.

[ooc]Als iemand het leuk vind, mag Fedeliens kind gespeeld worden als een eigen karakter.[/ooc]

Link naar bericht
Deel via andere websites

Willem is een jongen uit een familie van horigen. Zijn roeping in dit leven was om zijn ouders op te volgen, nazaat op de wereld te brengen en zijn heer trouw te dienen. Maar het pakte allemaal anders uit. Nu was hij na jaren op de vlucht te zijn geweest voor de inquisitie aangekomen in Pireldem. Hier kan hij hopelijk even op adem komen om zijn plan tot uitvoer te brengen. De inquisitie had hem een maand geleden bijna te pakken gehad en het scheelde maar weinig of hij zou verhoord en berecht zijn geweest. Hij werd verdacht van het uitoefenen van zwarte magie met doden tot gevolg. Hij lachte in zichzelf. ´Ze moesten eens weten…´

Link naar bericht
Deel via andere websites

Karakter 1

Prins Lodewijk kwam op zijn zwarte ros het dorpje binnengereden. Pireldem lag aan de rand van het rijk van zijn vader maar hij stond erop om alle streken van zijn rijk te bezoeken. Hij had had begrepen dat de bewoners van Pireldem zichzelf als vrijgevochten en zelfstandig beschouwden en allang geen belasting meer betaalde aan de rijkskas. De prins wilde weleens zien of het echt zo bar gesteld aan de grenzen van zijn toekomstige rijk. Daarom was hij met een kleine lijfwacht op uit getrokken om het dorp te bezoeken en een inspectie te houden.

Toen hij aankwam hoorde hij de bellen van het klooster. Hij gaf de kapitein van zijn lijfwacht de opdracht om hem naar dat klooster te volgen om onderdak te vragen. Het zou een goede uitvalsbasis vormen voor zijn inspectie van het dorpje en de hele grensstreek. Terwijl hij de heuvel naar het klooster beklom stak hij een vreemde kerel voorbij die in zichzelf leek te lachen. Deze man had niet eens het fatsoen om de prins te begroeten maar dat zou hij misschien ook niet moeten verwachten in dit achtergebleven bezit.

Toen hij voor het klooster aankwam klopte hij op de deur en verzocht de gastenbroeder op een vleugen van het klooster in orde te brengen voor hem en zijn soldaten. Hij had nu eerst rust nodig.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Karakter 2

Kaylea stond in een steeg te kijken terwijl een processie van pelgrims het dorp binnenkwam en de geur van wierook werd verspreid door het zwiepende vat in de handen van de aartsdiaken. Deze eenvoudige dwazen dachten dat ze God diende maar wat wisten ze van de wereld waarin ze leefde? Wat wisten ze van de bewerkelijkheid en zwartheid van de schepping? Kaylea had het aan de lijve ondervonden.

Nu was ze hier in Pireldem, het grote bedevaartsoord dat zoveel jaren geleden ineens ontvolkt was geraakt. Waarom was het ontvolkt geraakt? Wat was er in Pireldem gebeurd dat de bevolking ineens had doen verdwijnen? En waar was de devotie van de pelgrims op gebaseerd? Was er ooit een heilige geweest? Of was de Moeder Gods hier ooit verschenen? In de registers was hier niets van gebleken. Er waren genoeg vragen.

Bij haar vertrek had ze een bruine enveloppe gekregen die ze zou mogen openen op de eerste zondag na haar aankomst in Pireldam. Het was nu zaterdagavond... in haar handen keek ze naar het bruine papier en het rode zegel dat het dichthield. Ze moest nog even geduld hebben om het te mogen openen...

Link naar bericht
Deel via andere websites

Het was warm hier in de grot die onder de aarde. Moeder aarde moest haar nu warm houden. Hoe lang al. Met haar laatste krachten had haar moeder haar toegefluisterd, terwijl ze haar verborg, dat ze hier moest blijven, wachten tot ze gevonden werd. Haar moeder was de laatste in deze streken geweest en al haar kennis had ze doorgefluisterd...over mensen en hun relatie daar mee. Over goede harten en zwarte klompen van haat en hoe je die kon herkennen. Als haar ruiter zou komen, dan zou ze het weten en dan mocht ze uitkomen...zou het een jongen zijn of een meisje. Jongens waren moeilijker zei moeder. Die werden wel eens verliefd en vergaten dan hun anderssoortige levenspartner genoeg aandacht te geven. Meisjes waren makkelijker, daar kon je vriendin mee worden.

Dit naamloze bestaan begint wel te vervelen, waarom moet mijn drakennaam nu afhangen van de naam van mijn partner? Ha, gelukkig mag ik alle namen afwijzen die me niet aan staan. Na zo lang wachten ga ik het hem of haar niet makkelijk maken, ik wil een mooie naam, passend bij een azuurdraak.

zou die Moachar nog leven? Hij had veel op zijn kerfstok en het uitroeien van draken was er een van...Nee, moeder had gezegd, mensen leven niet lang, alleen drakenruiters leven net zo lang als hun draak, tenminste zolang ze in de buurt blijven. Zonder draak stierven de ruiters snel, ze raakten verslaafd aan ons huidolie die doordringt in hun bloedbaan.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Zo, dat was een lekker stuk lopen. Eindelijk heeft Jonas de Linkshandige zijn huis weer bereikt. Zo noemt hij zichzelf: hij heeft het een keer gepresteerd om een beer neer te slaan tijdens het jagen. Zijn 'vrienden' dachten echter dat hij het gevecht met die beer niet overleefd had, en zijn naar het dorp gegaan zonder hem. Terugkeren had dus geen zin, dus ging hij zijn eigen weg, en uiteindelijk is hij gestrand in Pireldem. Daar was inmiddels dat mooie meisje met haar kind ook, Fedelien heet ze. Ze was wat simpeltjes, maar dat maakte hem niet uit, hij kon goed met haar op. Dat wil zeggen, voor zover ze elkaar spraken. Hij kende haar verhaal, en zij ook die van hem. Om die reden ging hij ook wat voorzichtig met haar om: hij zou zich geen raad weten als ze door zou slaan op hem...

Een einzelganger is hij altijd geweest. De mensen in zijn oude dorp waar hij mee opging, zagen hem aardig als het pispaaltje. Onterecht, want hij durfde meer dingen als zijn 'vrienden'. Die liepen altijd te dreigen en op te scheppen, hijzelf pakte de daad bij het woord. Hij wist dat hij daar altijd de enige mee zou zijn, en dat heeft bij die laatste jachtpartij gezorgd dat zijn vrienden hem in de steek lieten. De beer had hij zelf maar opgegeten. Zijn jaagwapens(Naast zijn vuisten had hij ook een bijl, en een zwaard, en een dolk. Pijl en boog kon hij niet bedienen.) heeft hij altijd bij zich gehouden. Ze waren van goede kwaliteit, en dus nog steeds intact. Hij onderhield ze ook goed, dat was naast het jagen zijn specialiteit. Het is vaak wel improviseren, maar toch. Tijdens zijn wandeltocht kwam hij weer een keer langs het klooster. Hij liep er met een grijns op zijn gezicht langs, denkende aan hoe hij zijn 'vrienden' het liefst een voor een zou wreken. Hij had dan ook niet door dat de prins van het land, Lodewijk, net de heuvel richting het klooster op ging...

Lezen of schrijven kon hij bijna niet. Hij had het een klein beetje geleerd, maar net toen hij dat een beetje onder de knie begon te krijgen, werd zijn leraar vermoordt. Waarom weet Jonas nog steeds niet, en het maakt hem ook niet zoveel uit ook. De boekrollen die Fedelien hem liet zien, kon hij niet goed genoeg lezen, de letters waren te veel versiert. Het was beschreven door een echt letterkunstenaar, daar waren Fedelien en hij het in elk geval over eens.

[ooc]Zoals hierboven al aangegeven, dit is dus niet de man van Fedelien, uit haar oude dorp! Verder heb ik de taalfouten er even uitgehaald.[/ooc]

Link naar bericht
Deel via andere websites

K2

Turend liep Kaylea door het dorp terwijl ze haar gezicht verborgen hield onder de kap van haar grijze mantel. Langzaam duwde ze haar linker hand omhoog om te zien of het mechanisme van haar verborgen mes nog werkte. Dat deed het. Het was niet zo dat ze een aanval verwachtte maar in haar carrière was het eerder voorgekomen dat ze snel toe had moeten slaan en dan was een snelle slag naar de keel met een verborgen mes van onschatbare waarde geweest.

Ze had geleerd om zo min mogelijk aandacht te trekken. Niet dat de mensen haar van iets oneerbaars zouden kunnen beschuldigen want daar was zeker geen grond voor. Maar ze had in het verleden geleerd voorzichtig te zijn met mensen die ze niet kende. Ze vermeed de herberg en liep peinzend door het dorp waar ze alle huizen zorgvuldig in zich opnam. Lange tijd stond ze naar het grote klooster te kijken maar uiteindelijk besloot ze toch om daarvan af te zien.

Toen Kaylea een ander straat inliep zag ze een vrouw voor haar huis met een bezem in de weer. Na even nagedacht te hebben besloot ze het erop te wagen. Voorzichtig liep ze op de vrouw af en vroeg 'Beste dame, ik hoop dat ik u niet stoor maar heeft u wellicht een kamer die ik voorlopig zou kunnen huren? Ik zal u royaal betalen.'

Link naar bericht
Deel via andere websites

Elriic was de jongste monnik in het klooster. Of, monnik, hij was nog maar een novice eigenlijk. Hij had zijn geloften nog niet afgelegd. Hij was ook nog maar vijftien, hij had nog nauwelijks stoppels op zijn kin gehad. Nog niet de moeite om te scheren zelfs.

Vijftien of niet, voor de andere monniken gold hij als een man. Hij was oud genoeg om te helpen in de tuin, te helpen bij het karnen van de boter, het brouwen van het goudgele kloosterbier etc. En nu stond hij aan de touwen van de klok te trekken. Het gebeier was hier oorverdovend, maar ook ergens vertrouwd.

Nee, Elriic mocht zijn geloften dan nog niet hebben afgelegd, er was nauwelijks twijfel in zijn geest of hij zou hier blijven tot zijn dood.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Na een heerlijk biertje gedronken te hebben besloot Willem dat het tijd was om naar bed te gaan. Hij gaf de herbergier een fooi, glimlachte vriendelijk naar een jonge dame aan de bar en begaf zich vervolgens naar zijn kamer. Voor een eenvoudige boerenzoon had hij de afgelopen tijd voldoende geld vergaart om zich enige luxe te permitteren. 'Wat een schitterend dorp' dacht hij bij zichzelf terwijl hij zijn knapzak van het bed pakte en er in rommelde. 'Interessante mensen en die pelgrimage is al helemaal ideaal!'. Hij haalde een klein flesje met gewijde olie tevoorschijn, helaas was het al bijna leeg. Hij opende het en goot de inhoud in een klein kommetje. 'Die edelman die ik laatst zag... Hoge adel! Misschien moet ik die eens een bezoekje brengen en een interessant voorstel doen.' Terwijl hij zich dat bedacht pakte hij een dolk die hij onder zijn kleding droeg en trok het uit de schede. Het was een mooi versierde dolk, een reliek. 'Maar eerst eens kijken waar de inquisitie uithangt...' Hij nam de dolk, sneed in zijn hand en liet het bloed in de olie druppelen. Vervolgens sprak hij een onverstaanbare spreuk uit terwijl het mengsel zwart werd.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Met een luid geschraap van steen op steen schoof het deksel van de kist open. Diep in de graftombe van de eeuwenoude kerk aan de rand van Mida-Dûr hield Amon zijn zilveren dolk voor zich uit terwijl hij in de kist keek. Als hij het niet dacht, het lijk van de overleden kerkvader had vers bloed om zijn lippen.

“Mijn hemel…†zei Ruby, Amons’s reisgenoot en metgezel, “Denk je dat hij het is?â€

“Ik weet het wel zeker,†antwoordde Amon hoofdschuddend. “De demonen die we de afgelopen tijd hebben opgeruimd voerden slechts bevelen uit.â€

“Mida-Dûr is weer veilig.†Verzuchte Ruby.

“We zullen het zien.†Zei Amon. Hij boog zich voorover in de kist en plantte de punt van zijn dolk op de plek waar het hart van zijn slachtoffer zat. Net op het moment dat hij het monster in de kist uit de wereld wou helpen gingen zijn ogen open. Met bloedrode ogen staarde hij Amon aan alvorens met uitgestrekte klauwen op hem af te vliegen. Hierdoor stak hij zichzelf tegen het dolk en een gorgelende brul kwam uit zijn keel.

“Terug naar de hel!†riep Amon. Hij kon niet voorkomen dat het wezen zich op zijn keel stortte en zijn scherpe hoektanden in zijn slagader doorboorde. Amon duwde het wezen van zich af, greep een kromzwaard van zijn rug en hakte met een snelle beweging de monsterlijke kop eraf. Het wezen viel dood neer in de kist.

“Hij heeft je gebeten!†zei Ruby.

“Dat maakt niet uit, het doet me niks.â€

Ze wisten beiden dat zijn bloed hem zou helen. Hij was niet voor niets Amon-Ferstehaitus, halfzoon van Ra en rechtmatige farao van Egypte. Al was het eeuwen geleden dat hij over zijn land geregeerd had. De goden hadden hem immers een taak gegeven. Door zijn fout was één van de poorten naar de onderwereld geopend en vele duistere zielen ontsnapt. Anubis had hem onsterfelijkheid gegeven. Al was het voor hem een vloek. Eén die pas opgeheven zou worden als hij de laatste ontsnapte ziel weer terug had gestuurd.

“We hebben nog een lange reis voor de boeg.†Zei Amon toen ze even later weer buiten waren. Hij spoelde het bloed van zijn handen in de fontein die voor de kerk stond.

“Waar gaan we ook alweer naar toe?†vroeg Ruby.

“Pireldem, waar het kwaad heerst.â€

Link naar bericht
Deel via andere websites

Vandaag heeft Jonas weer een rondje door eht dorp gelopen. Elke dag deed hij dat, en elke dag weer een tikkeltje anders. Het viel hem op dat steeds meer huizen bewoond werden. Maakte hem verder niet uit, zolang hij vriendelijk blijft moet er niet zoveel aan de hand zijn.

Toen kwam hij langs de herberg. Daar zag hij een gedaante in grijze mantel lopen. Hij kon niet goed zien of het een man of een vrouw was, maar hij of zij was wel iemand waar hij wat bangig van werd. Waarom wist hij niet, maar toch. Verder, die jongen die een paar dagen terug in de herberg kwam, daar had hij gemengde gevoelens over. Hij zag er uitgeput uit, maar had desondanks een bepaalde uitstraling. Wat Jonas ervan vinden moest, liet hij nog even in het midden.

Het viel hem in elk geval op dat de sfeer wat gespannener werd met de komst van die twee nieuwelingen. Alsof hij, samen met een van of allebei de nieuwelingen een opdracht uit te voeren hadden, met of zonder evt. metgezellen. Zolang er maar geen stadsoorlog uitbreekt, anders ging hij weer verder met zijn tocht. Hij mocht dan wel zijn wapens kunnen onderhouden, hij wilde ze niet gebruiken voor menselijk bloedvergieten, en al helemaal niet onnodig. Ze waren voor de jacht en levensonderhoud, meer niet.

Link naar bericht
Deel via andere websites

K2

Kaylea kwam op haar kamer en legde haar tas op de sobere houten tafel. Ze wist dat ze weinig tijd had om de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om eventuele invloeden af te wenden. Uit haar tas haalde ze een kleine ivoren doos die ze met een sleutel opende. Uit de doos haalde ze een gouden kruis met erin een botje van de heilige Dominicus. Ze zette de reliekhouder haastig op haar bureau en pakte een klein leer gebonden boekje uit de tas.

Ze knielde neer met het boekje in haar handen en begon fluisterend Latijnse gebeden uit te spreken. Speciale gebeden die alleen aan enkelen in de christelijke wereld bekend waren. Het effect van deze gebeden was zo sterk dat sommigen ze als magie hadden aangemerkt. Witte magie, stralender dan de dageraad, waarin de zwarte magie, dat was alle magie buiten deze, zou verdampen en al zijn effect zou verliezen. Ze voelde de bescherming neerdagen en wist dat ze veilig en verborgen zou blijven.

Uit haar tas pakte ze de enveloppe en gebruikte haar verborgen mes om het zegel door te snijden. Ze begon haar opdracht te lezen.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Marnix strekte zich even uit voor hij de herberg instapte. Hoewel hij in de loop der jaren heel wat gewend was geraakt, bleven verre reizen hem vermoeien en zijn spieren deden overal pijn door de lange reis te paard die hij gemaakt had.

Eenmaal de herberg binnen herkende Janus, de herbergier, hem meteen. Niet dat hij dat liet merken, maar de plotselinge bleekheid van zijn gezicht gaf genoeg weg. Marnix zocht een stil plekje in een hoek op (waar hij alles kon overzien) en wenkte één van de barmeiden. "Kind, wil je een oude man een plezier doen en vragen of de beste herbergier even bij mij zou willen komen zitten? En breng wat warm stoofvlees en een mok bier voor mij, als je wilt." Ze knikte bedeesd "natuurlijk, heer, komt in orde".

Na een moment kwam Janus aanlopen met in zijn kielzog de barmeid die een bord dampend warm ..ja..stoofvlees waarschijnlijk... en bier voor Marnix neerzette.

Janus bleef staan. "Wat moet je hier? Dit was toch afgesloten?"

"Ga toch zitten, jongen. Ja, dit was afgesloten, je hebt jouw deel van de afspraak gedaan en je bent er rijkelijk voor beloond." Hij gebaarde naar de gelagkamer. "Rijkelijk kank ik wel zeggen. helaas heb ik nog één laatste gunst van je nodig. Een kleine, en zoals eerder zul je er niet slechter van worden."

Janus ging zitten en hoewel zijn gezicht wat wantrouwig stond vroeg hij hij wat er gebeuren moest.

"Simpel, mijn diensten voor de Kroon zijn geen diensten voor oude mannen en dus heb ik besloten ze over te dragen aan een jongere generatie en mijn oude dag in rust en stilte door te brengen. En wat is stiller en rustiger dan Pireldem?" Hij schoof een zwaar ogende beurs over de tafel naar Janus." Ik ben je oud-oom van moederskant, ze kwam uit Fireldië toch?" Janus knikte bevestigend. "Tijdens de hongersnood hierheen gevlucht." "Perfect, en ik kom hier mijn oude dag doorbrengen. Ik ben een wat teruggetrokken man die klerk was voor een zijdekoopman en heb wat kunnen sparen voor mijn oude dag. Dat is het verhaal dat je verteld als je een huisje voor mij koopt. Niet al te groot en enigzins uit het dorp. Het liefst één met een stukje grond eromheen en uit de buurt van nieuwsgierige ogen. Als je meer nodig hebt of mij ergens anders voor nodig hebt kun je mij ofwel hier spreken -ik hoop regelmatig een biertje te komen doen- of in het klooster." Janus keek naar hem. "Dat kan ik wel voor je doen ja, maar ehm, het klooster? Ze zijn er niet echt dol op gasten zonder naam of geld en jij lijkt beide niet te willen tonen."

Marnix glimlachte. "De abt zal denken dat hij een oude dienaar van een vriend, die hij een gunst schuldig is, een plezier doet. En verder moet jij je vooral niet al te druk maken. Ik ben slechts een oude man die af en toe zijn neef wilt zien en zich verder nauwelijks ergens mee bemoeit. Niets om zorgen over te hebben, neef." Dit laatste met enige nadruk."

"Komt voor elkaar. Ik vertrouw erop dat onze eerdere 'contacten' onder de hoed blijven? "

"Natuurlijk, Janus." Hij zweeg even en zei toen: "Als dat niet van jouw kant niet gebeurd zullen mensen dat weten en niet iedereen is even goedgunstig als dat ik ben."

Hij nam een slok en concentreerde zich op zijn maaltijd.

Even keek hij nog omhoog naar Jason, die nog steeds aan tafel zat. "Je kunt gaan, Jason."

Link naar bericht
Deel via andere websites

-Hilde-

Langzaam liep ze over het strand door de branding zonder enige voetstappen in het zand achter te laten. De golven spuwde schuimende koppen op het strand en Hilde zag er in haar verbeelding een zeemonster in. Ze sprak de woorden van de taal die vroeger in deze streek werd gesproken. De woorden leken erg op de taal die men er nu sprak.

In de verte staarde ze met lege ogen naar de horizon terwijl ze zachtjes tegen Patraic praatte, de man van haar leven die niet meer bij haar was. Hilde wist niet of ze hem nog ooit ging zien. Wellicht was hij ver weg en niet meer in deze wereld, maar ze hoopte op de kleine kans dat hij er nog zou zijn. Maar dat was niet enkel de reden dat ze was achtergebleven op de wereld.

Hilde bleef staan in de branding en keek uit over de zee. Ze was nu vanaf haar hol in de duinen iets dichterbij het dorp gekomen, dichterbij Pireldem. Moachar woonde nog steeds vlakbij dat verschrikkelijke dorp. Ondanks dat ze hem al in geen honderden jaren gezien had wist ze nog steeds dat hij op aarde was, dat kon ze voelen en het was geen prettig gevoel. Als ze er aan dacht schoten haar ogen weer vol. Van droefenis liet ze zich op haar knieën in de branding vallen.

‘Patraic…’ fluisterde ze, starend naar het zand en de zee onder haar.

‘Patraic, Patraic!’, sprak ze steeds harder terwijl ze zand vast pakte en haar handen tot vuisten balde.

‘Paatraaaaiiiiic!’, Hilde gilde de naam van haar geliefde uit, het geluid droeg ver en alle kanten op.

-Moachar-

Moachar opende zijn ogen toen hij het geluid hoorde en staarde voor zich uit. Daar was het weer, maar het was nu ook meer. Het was niet enkel de gil van Hilde die door het dorp tot zijn landhuis had geklonken en het waren ook niet enkel de klokken van het klooster meer. Er was onrust. Het waren vele zielen die bij elkaar in de buurt verbleven en de rust en onrust die daarbij kwam kijken kon hij voelen. Hij keek uit het raam en staarde naar het dorp.

‘Nee…’ zei hij zachtjes.

‘Nee! Het kan niet waar zijn!’, zei hij luid terwijl hij met zijn vuist op de muur sloeg. Hij rustte met zijn hoofd tegen de oude houten planken die de muren van zijn landhuis vormde. Pireldem, zijn favoriete dorp, het kon niet waar zijn. Het was zijn dorp en niemand had het recht het van hem af te nemen! Hij was er aan gebonden en niemand zou zijn rust moeten verstoren door er te komen wonen!

Moachar zuchtte. Wat moest hij nu? Wederom de burgers van het dorp verjagen? Zou hij dat nu ook kunnen doen? Oh, wie zou hem ooit kunnen verlossen van deze vloek!

Link naar bericht
Deel via andere websites

Kar. II

Heer Karel galoppeert op zijn witte paard op weg naar Pireldem. Zijn lange haar wappert in de wind en de schede van zijn zwaard klappert tegen de metalen platen die aan zijn been zijn bevestigd. Hij heeft een missie: het beschermen van de zwakken en het bestrijden van het kwaad. Eer en recht staat hem te wachten. Een kans om de wereld tot een betere plaats te maken, tot eer en glorie van God.

Als kleine jongen was hij gek op ridderverhalen. Veel eerder dan zijn oudere broeders kon hij lezen en dat deed hij. De ene ridderroman na de ander verslond hij. En wanneer zijn oudere broeders zijn vader vergezelde op de strijdtocht fantaseerde hij in de bibliotheek over hun heldhaftige avonturen. IJverig trainde hij voor de dag dat ook hij geridderd zou worden, maar nog liever bracht hij zijn uren door met lezen en studeren onder leiding van gerenommeerde leraren, sommigen zelfs uit Parijs, in tijdelijke dienst van de leenheer van zijn vader.

Op een dag vernam hij het afschuwelijke nieuws dat zijn vader en broeders gesneuveld waren in de strijd. Hij was er kapot van en voelde de verantwoordelijkheid om nu zelf als ridder het zwaard op te nemen. De priester werd ontboden en hij verzocht hem te ridderen. Vervolgens vertrok hij op weg naar Pireldem, omdat hier sporen zouden zijn naar het kwaad dat de landen bedreigd en mogelijk de dood van zijn vader en broers op zijn geweten heeft.

Karel vertrok in zijn harnas en met zijn zwaard op zijn witte paard, op weg naar Pireldem. Hij had geen voetvolk bij zich, geen strategie en zijn motieven waren die van een verzonnen verhaaltje. Hij was als een ridder in een ridderroman, een verzonnen wereld. Maar met het verschil: de wereld waarin hij zich bevindt bestaat echt.

Link naar bericht
Deel via andere websites

K1

Prins Lodewijk liep in zijn gouden harnas en rode fluwelen mantel over het kloosterterrein. Hij had zojuist de maaltijd genoten in zijn eigen vertrekken en had besloten om een eerste ronde door het dorp te maken. Hij besteeg zijn ras en geflankeerd door twee soldaten met lansen reed hij het klooster uit naar het dorp.

Het viel hem op dat er veel vreemdelingen in het dorp actief waren. De novice die hem zijn eten bracht had hem verteld dat het klooster pas korte tijd geleden opgericht was en dat het dorp jarenlang leeg had gestaan. Wellicht was het daarom dat er weinig over haar geschiedenis bekend was in de rijksarchieven in het paleis van zijn vader. Hij vroeg zich af wat gebeurd was dat het dorp van zijn oorspronkelijke bevolking had ontdaan en wat alle vreemdelingen in het dorp zochten.

Toen hij bij de rand van het dorp aankwam zag hij een ridder in harnas aanrijden. Wat had dit te betekenen? De prins manoeuvreerde zijn paard recht voor de ridder en zei tegen hem met gebiedende stem:

'Gegroet heer. Mijn naam is Prins Lodewijk van het Huis Balator, regerend geslacht van dit rijk. Wat brengt u naar deze vlek aan de rand van mijn rijk? Uit welk land komt u? Tot welke ridderorde behoort u. Verklaar uzelf!'

Link naar bericht
Deel via andere websites

K2

De God en Godin hadden een vreemd gevoel voor humor. In deze zo belangrijke tijd te worden terug gestuurd, dat was voor een ervaren krijger een buitenkans, maar makkelijk gemaakt had het hoogedele paar het hem niet. Zijn eerste incarnatie in een vrouwenlijf. Hij moest als baby wel bijzonder slecht gehumeurd zijn geweest, al was die herinnering wel vervlogen, zijn huidige moeder had hem wel verteld dat ze als baby altijd huilde. Normaal gesproken had hij niet meer horen te weten wie hij was geweest, maar bij de overgang had de God, die verloren had van de Godin in de strijd om het geslacht, een laatste truc uitgehaald en gezorgd dat al zijn herinneringen aan zijn vorige leven en al zijn kennis van wapens en vergiften, tactieken en diplomatie in tact bleven. Maar nu voelde hij zich een man gevangen in een vrouwenlijf en dat lijf werkte niet echt mee.

Marika schudde verdwaasd haar hoofd, daar waren die rare gedachten weer. Zou ze echt in een vorig leven een strijder zijn geweest? Goed, ze was lenig, sterk, behendig en liep menig jongeman er uit in wedstrijdjes, ze had een goed oog en kon boogschieten en messenwerpen als de beste, alleen het zwaard was te zwaar voor haar, eigenlijk had ze een lichter zwaard nodig, maar de smid wilde er geen maken. Niks voor meisjes zei hij. Ze was nu ook al 14 en eignelijk moest ze eens uitkijken naar een echtgenoot, maar dat trok haar niet. Ze was haar oudere broer dankbaar dat die haar alles geleerd had wat hij van de wapenmeester had geleerd, maar hij was nu vertrokken. Nu sloop ze soms met de jongens mee, haar borsten platgebonden met linnen lappen. De wapenmeester was iets te vol van zichzelf, maar zijn oude knecht (die een veel behendiger vechter was; "het is het resultaat wat telt, niet de manier waarop. In een gevecht gaat het om snel uitschakelen en het er zlef levend en liefst zonder zware verwondingen van af te brengen")had het wel in de smiezen. Hij nam haar vaak onder zijn hoede en als de wapenmeester te veel naar haar keek en zich leek af te vragen wie die jonge knul ook al weer was, dan leidde hij zijn aandacht altijd af door hem op de een of andere kluns te wijzen. Nee, die oude Rikke was een man om op te bouwen, ze had vaag het gevoel dat ze hem kende. Misschien wel uit dat vorige leven, waarvan die mannenecho nog steeds in haar hoofd klonk. Misschien moest ze er eens met Rikke over praten, hem laten vertellen over vroeger en zijn gevechten en wie zijn vrienden waren, misschien ontdekte ze dan zo of die stem in haar hoofd nu gekkigheid was of dat ze inderdaad de geest van een strijder in zich had. Of ze kon ook het bos in gaan, naar de oude Mira, die had stiekem nog het oude geloof, al had ze ook alle opvallende tekenen daarvan verborgen en alleen de tekenen van de huidige God opgehangen.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Hij begon al aardig te stressen vandaag. Normaal hield Aemilius het hoofd koel maar vandaag leek alles in het honderd te lopen. Als prior van het kersverse klooster was hij verantwoordelijk voor de aanvoer en verdeling van goederen. De orde had een hoop bouwmaterialen besteld voor de nieuw te bouwen ziekenboeg, maar de levering was laat. Zometeen zouden de houtwerkers zich beklagen voor niets te zijn gekomen. En tot overmaat van ramp was er ook nog eens een of andere prins aan komen zetten. Aemilius had gezorgd dat hij van alle gemakken voorzien was maar had de verdere verwelkoming aan de abt overgelaten. Hij had al niet zoveel op met het wereldlijk gezag - de Kerk zou de wereld moeten regeren! - en al helemaal niet als dat gezag zijn neus in zaken stak waar die neus niet zo veel te zoeken had.

Het was een prachtige vondst geweest die ze hier hadden gedaan. Dat die pelgrims het reliek hadden gevonden, en op zo'n onbetekenende plek! Het dorp was al tijden verlaten geweest, had hij zich laten vertellen. Een of andere catastrofe had er toe geleid dat het verlaten was. Enfin, het maakte niet uit. Het klooster en al de arbeid er om heen zouden Pireldem weer tot een levendige plek maken. En mocht enig kwaad zich roeren, dan hadden hij en zijn andere monnikenstrijders de kracht van het reliek. Zijn orde, de Orde van het Onverbiddelijke Licht, de Strijders van de Moederkerk, zou korte metten maken met enige duisternis! Dat had hij gezworen bij zijn toetreding, om een einde te maken aan alle duisternis en afgoderij.

Maar het duister zat in mensen. Hij zag het bij de mensen, al die onrechtvaardige types die het dorp al weer aangetrokken had. Ongetwijfeld zouden er zaken geschieden die het daglicht niet konden verdragen. Misschien zelfs binnen de Orde zelf. Hij zag hun jongste aanwinst Elriic maar wat lanterfanten. 'Aan het werk, novice! De tuin harkt zichzelf niet!'. Aemilius merkte dat hij chagrijnig begon te worden. 'Zometeen maar even tot rust komen in het vesper en mijn knieën buigen', dacht hij. Nu eerst maar eens zien hoe het er voor staat met de bevoorrading van de keukens...

Link naar bericht
Deel via andere websites

Fedelien:

Na klaar te zijn met het vegen van het dorpshuis was Fedelien naar huis gegaan. Deze stond in de buurt van het dorpshuis, dus binnen een paar minuten was ze thuis en nog sneller was ze door het huis gelopen en had alle wasgoed verzameld.

Tijd om een was te doen, vond ze.

Ze maakte zeepwater aan in de tobbe die voor haar huis stond en gooide het wasgoed er in. Zo veel was had ze niet, ze was immers alleen met haar kind. Met een borstel schrobde ze het stuk wasgoed dat bovenin de tobbe lag, een vaalrode jurk van haar, en ze begon goed te boenen. Het waswerk vond ze niets om te doen, maar het moest gebeuren. Om het werk wat leuker te maken had ze de tobbe voor de deur gezet, dan kon ze tenminste naar de mensen kijken.

Zou die aardige Jonas nog langskomen? Het was een gezellige man, vond ze en ze had er plezier in hem de boekrollen in het dorpshuis te laten zien. Ze vroeg zich dan altijd hardop af welke geheimen de sierlijke letters verborgen. Een verhaal van ver? Of een beschrijving naar een geheime locatie? Misschien wel een eeuwen oude geschiedenis…

Ook het zwaard liet ze vaak aan hem zien en sprak over haar verbeelding van wie het misschien was geweest. Het moest al honderden jaren oud zijn, en was vast van een sterke ridder!

Neuriënd was ze bezig te wassen toen ze opeens opkeek en bevroor. Had ze nou wat gehoord? Iets als een gil? Ze keek rond naar de mensen in haar straat. Niemand leek wat gehoord te hebben, maar zij hoorde vaak ook meer dan de meeste mensen. Aangezien niemand ongerust leek te zijn ging ze ook weer ongestoord verder met haar werk dat snel vorderde. Ze was dan ook al gauw klaar met het wassen en hing voor haar huis de was op.

Het was nog niet zo laat toen ze klaar was met de was, dus ze besloot wat oude kleren aan te doen en naar de rivier te gaan om wat te poedelen. Haar oude witlinnen jurk was hier altijd perfect voor, en met de jurk om haar lichaam en een doek om haarzelf weer mee af te kunnen drogen over haar schouder liep ze richting de rivier.

Op weg naar het water kwam ze een mooie ridder op een wit paard tegen. Ze bleef van een afstandje staan om naar de man te kijken. Wat zag zo’n ridder er toch altijd edel uit! Hoeveel veldslagen zou hij al overleefd hebben?

Ze zag nog iemand aan komen rijden, iemand die er minstens net zo nobel uitzag als de ridder. Is dat niet prins Lodewijk? Zoon van de koning van het rijk? Ze hoorde dat hij zich voorstelde en dat het inderdaad de prins was. Wat een eer! Waarom had niemand haar verteld dat de prins zou komen? Dan hadden ze het dorp kunnen voorbereiden op een feestelijk onthaal! Ondanks dat ze vond dat de prins toch wat onvriendelijk sprak tegen de ridder ging ze toch naar hem toe.

‘Heer de prins, wat een eer dat u hier bent!’, sprak Fedelien terwijl ze een buiging maakte, ‘waar heeft een dorp als Pireldem het adellijke bezoek aan te danken?’

Link naar bericht
Deel via andere websites

K1

Verstoord keek Prins Lodewijk naar de boerin die hem zojuist had aangesproken. De ridder leek zijn tongen verloren te hebben en keek hem alleen maar glazig aan. Hij richtte zijn aandacht daarom maar op de vrouw:

'Ik ben hier gekomen voor een inspectie en inventarisatie. Het was mij opgevallen dat deze streek nauwelijks in kaart is gebracht en dat vooral over de plaats Pireldem geen enkele informatie te vinden is. Het is daarom dat ik op de terugweg van de slagvelden in het Westen naar deze streek ben gekomen om te zien wat de oorzaak van deze lacune is. Het lijkt erop dat er geen enkele boer in jaren belasting heeft betaald!'

Hij wenkte naar een soldaat en gaf hem de opdracht om de vrouw haar gegevens neer te schrijven om zo een begin te maken aan het op te stellen bevolkingsregister.

'Als u denkt dat u bruikbare informatie heeft over de merkwaardige ontvolking die hier jaren geleden heeft plaatsgevonden kunt u zich melden bij de poort van het klooster. Mijn mannen zullen graag naar u verhaal luisteren. Als u denkt dat het werkelijk de moeite waard is kunt u mijn naam noemen en dan krijgt u een privéaudiëntie. Dat is genoeg voor nu.' Sprak de prins terwijl hij de dame met zijn hand wenkte door te lopen.

Lodewijk richtte zijn blik weer op de ruiter voor hem en keek hem onderzoekend in de ogen.

'En nu u heer ridder, tot welke orde behoorde u ookalweer?'

Link naar bericht
Deel via andere websites

[ooc]De ridder heeft het wat druk met studie. ;) - [/ooc]

Karel stapte van zijn paard af en begroette de prins.

'Sire, het is een eer u te ontmoeten. Ik ben Willem, heer van Kartenstein. Leenman van de hertog van Dormingen, een klein hertogdom in het Heilig Roomse rijk. Ik behoor tot de orde van sint-Juttemis. Mijn vader en twee broers zijn gesneuveld toen zij onder leiding van de hertog de strijd aangingen met de roofridders van heer Dantor, markgraaf van Moringen. Dantor heeft geen eer en claimt datgeen wat hij wilt. Ik weet helaas niet waar hij is, maar ik volg al dagen het spoor, dat mij uiteindelijk naar dit dorp bracht. Ik hoop dat hij op doortocht is en niet het doel heeft slachtoffers te maken in uw rijk. Hij doet alles voor geld.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Het was een mooie avond. Jonas had zin om evne naar het strand te gaan, maar uiteindelijk deed hij dat maar niet. Hij had zijn huis eens goed schoongemaakt, en dat was nodig ook. Een mooie avond kon hij ook hebben door de zooi die hij had stukje bij beetje in de fik te zetten. Hij begon met een oude houten stoel. De poten haalde hij er vanaf, de zitting en de rugleuning hakte hij met zijn bijl doormidden. Niet veel later stond het vuur aan.

Met zijn ogen richting het vuur, zittend in de achtertuin, denkt hij aan die gil die hij vanmiddag hoorde. Hij vond die wat vreemd. Iedereen hoorde hem, maar niemand besteedde er extra aandacht aan. Hij heeft aan een van zijn buren, die langer in Pireldem woonde als hij, gevraagd waar die gil vandaan kwam. Ze beweerden vanaf het strand, maar konden er verder niets over zeggen. De gil liet hem niet los. Hij kreeg het idee dat het de sfeer in het dorp alleen maar grimmiger maakte. Het werd er dan ook niet leuker op. Hij begon te twijfelen of hij zijn biezen zou pakken. Nee, toch maar niet. Het moet eens afgelopen zijn met het op voorhand vluchten uit dergelijke situaties. Hij wilde weten waar hij toe in staat kon zijn. Alleen maar ovrleven in de natuur was inmiddels appeltje eitje voor hem.

Vanuit het niets doofde hij het vuur, en ging toch maar even naar het strand. Onderweg zag hij twee heren van edele komaf met elkaar praten. De ene stapte van zijn paard af, en begroette de anders als was het een lid van het Koninklijk huis. Hmm, we hebben waarschijnlijk 2 strijders op bezoek, dacht hij. Verder besteedde hij er geen aandacht aan.

Eenmaal bij het strand aangekomen, zag hij Fedelien staan. Hij liep naar haar toe, was blij haar te zien. 't Was alweer een paar weken geleden dat ze elkaar gesproken hebben...

'Goeienavond waerde dame!' groette hij bij wijze van grapje. 'Je hebt je kind even alleen gelaten? Groot gelijk, ze hoeft niet altijd bij jou te zijn. Je hebt die gil vanmiddag ook gehoord? Weet jij er wat meer van of niet?'

Link naar bericht
Deel via andere websites

[ooc]Eigenlijk ging Fedelien naar de rivier, maar maakt niet uit :P Dan is het nu het strand ;)[/ooc]

Fedelien luisterde stilletjes naar de prins, vol bewondering van de edele stem.

'Eh... nou... waarom het ontvolkt werd weet ik niet, ik kan niet lezen dus er iets over lezen kan ik ook niet en...'

Ze merkte dat prins Lodewijk al niet meer naar haar luisterde, dus liep ze licht teleurgesteld door. Het was een mooie man, die prins, maar lang niet altijd even vriendelijk en ook een tikje hooghartig, vond ze. Ze keek nog even naar de ridder met het witte paard voordat ze haar pas versnelde, op weg naar het strand.

Na een poos gelopen te hebben klom ze op de duinen en bleef even staan. Het was mooi om de avondzon boven de zee te zien, al helemaal omdat er nauwelijks wolken aan de hemel stonden. Met kleine sprongen ging ze de duin af en liep ze het strand op. De zee rolde rustig en beheerst over het strand. Ze slaakte een zachte, trillende zucht om tot rust te komen, toen ze achter haar iemand hoorde. Snel draaide ze zich om. Het was Jonas.

'Jonas, mijn vriend!', zei ze vrolijk terwijl ze dichter naar hem toe kwam, 'ja, het kind weet waar het eten ligt en kan ook prima zelf de weg naar bed vinden, al is het toch nog wat vroeg om te gaan slapen.'

Fedelien was verwonderd dat Jonas over de gil sprak.

'De gil? Ja, die heb ik gehoord! Het was zo vreemd, Jonas, het leek alsof ik de enige in het dorp was die het hoorde want niemand keek op of om! Het leek wel hier vanaf het strand te komen, de gil van een jonge vrouw. Ik vraag me af wat het betekende...'

Ze staarde even over de zee richting de zon voor ze Jonas weer aan keek.

'Heb je trouwens ook de prins gezien. Prins Lodewijk was in Pireldem!', zei ze met een opgewonden stem, 'niemand heeft ons zijn bezoek aangekondigd, dan zou ik een welkomstcomité voor hem hebben voorbereid! Maar erg vriendelijk vond ik hem niet hoor, en een beetje hoogmoedig ook. Zag je ook de ridder die bij hem stond? Ik geloof dat hij zei dat zijn naam Willem is, die zag er ook zo mooi uit!'

Link naar bericht
Deel via andere websites
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid