Spring naar bijdragen

[RPG] Pireldem


Aanbevolen berichten

[ooc]@Chealder: Oh, niet goed gelezen. Sorry![/ooc]

'Ja, ik ook. De gil laat me, sinds die geweest was, niet meer los eigelijk.' Hij keek even over zee, en begon wat vermoedens te kweken, dat de gil iets te maken kon hebben met de grillige sfeer die in Pireldem op begon te komen.

Was dat Prins Lodewijk, die met een andere man van adel stond te praten? Hmm, dat word wat. Eens kijken wat hij allemaal te weeg gaat brengen hier. Als dat gesprek van hun maar niet op een gevecht uit loopt. De Prins deed niet al te aardig tegen zijn gesprekspartner...

'Prins Lodewijk? Je bedoelt, de jongste zoon van de Koning, die het huis Batalor bewonen? Dan heb ik voor het eerst in mijn leven een van de koninklijke familie gezien. Volgende keer als ik hem zie, zal ik hem even wat beter aanschouwen. Ik dnek niet dat zijn komst veel goeds zal gaan bregen...'

Die andere persoon had Jonas niet goed genoeg gezien.

Na een kort gesprek verder over koetjes en kalfjes, ging hij weer naar huis toe. Hij ruimde de as op, en ging slapen. Die gil van vanmiddag kon hij niet uit zijn hoofd zetten. Sterker nog, hij hoorde hem alleen maar luider. Alsof het speciaal naar hem toe gericht was... Pas laat in de nacht viel hij in slaap, niet wetende dat het zijn laatste rustige nacht zou zijn...

Link naar bericht
Deel via andere websites

"De tuin harkt zichzelf niet aan." Bah! Elriic maakte een gekke grimas naar de rug van de prior en stopte met beieren. Hij mocht de prior niet zo. De man was altijd of bezig met kloosterzaken, of (en dat volgens Elriic voornamelijk) met zichzelf. Novices fluisterden onder elkaar dat de prior met het klooster getrouwd was.

Hoe dan ook, de prior had het recht om hem wat voor klusje dan ook op te geven, dus Elriic ging op zoek naar hark en schoffel en toog naar de kloostertuin. Een deel daarvan, de bloementuin, lag buiten de muren van het klooster. Waren de bloemen niet geschapen tot meerdere glorie van God? En was het niet aan monniken en gewone burgers om ervan te genieten en er dankbaar voor te zijn? Niet voor niets koos Elriic dit deel van de tuin. Hier zag je nog eens iets van Pireldem en kon je zelfs een gesprekje aanknopen met iemand. Nu kon dat in de moestuin ook wel, maar monniken sprak hij altijd al wel.

Met een schoffel over zijn schouder en een hark in zijn rechterhand was hij algauw de poort van het klooster uit, op weg naar de bloementuin.

Link naar bericht
Deel via andere websites

[ooc]Ik loop namen door elkaar te halen. Willem=die rare diabolist, Karel=naïeve ridder.[/ooc]

Willem zat aan de bar toen hij hoorde dat er iemand de longpest had opgelopen. Willem moest glimlachen. Maar het verhaal ging verder. Een van de monikken kreeg een visioen dat hij het reliek (een botje) van de heilige Antonius uit de schatkamer van het klooster bij haar moest brengen. De abt vond het iig het proberen waard. Door een wonder genas de vrouw en door een even groot wonder was niemand anders besmet geraakt.

De vreugde verdween uit Willems hartje.

Link naar bericht
Deel via andere websites

De volgende dag werd Jonas rustig wakker. Hij kleedde zich om, at wat en liet door zijn gedachten gaan wat hij vandaag zou gaan doen. hij had niet veel op zijn programma staan: Hij wilde kijken of hij wat spullen, die hij gisteren als afval in zijn achtertuin had gezet, kon verhandelen. Brood, graan en aardappels had hij nodig. Zijn voedselvoorraad begon weer op te raken. 'Dit ging wel erg snel', bedacht hij zich, 'normaal doe ik een paar dagen langer over wat ik uit mijn tuintje haal. Wat nu in mijn tuintje staat is nog niet klaar om op te eten.'

Nadat hij de helft ongeveer verhandelt had, ging hij lunchen. Tijdens zijn lunch dacht hij iets vreemds door de straat te zien lopen... Een doorzichtige man, zag hij dat goed? Nah, dat kan niet. Het zal wel, vast een verbeelding.

Na zijn lunch ging hij even bij Fedelien langs, eens kijken hoe of dat het haar verging in het dorpshuis. Daar aangekomen, zag hij haar niet. Ze zal vast wat aan het halen zijn voor het hoofd van het dorpshuis. Maakt niet uit, vanavond nog tijd zat.

Hij ging een stuk lopen, langs het klooster. Daar zag hij de prins waar Fedelien het over had, met een paar van zijn, naar alle waarschijnlijkheid, schildwachten. Ze kwamen recht op hem af. 'Oke, nou gaan we het krijgen. Eens zien wat voor manieren hij tegen mij wel toont, die hij tegen Fedelien niet toonde.'

Link naar bericht
Deel via andere websites

-Hilde-

Terwijl ze op haar buik in de duin lag keek Hilde schuw naar Jonas en Fedelien. Ze hield zich zo goed mogelijk verborgen ondanks dat ze wist dat ze toch niet zichtbaar was. Zolang ze enigszins beheerst was had ze er controle over of ze zichtbaar of onzichtbaar was voor andere wezens. Die twee leken wel tortelduifjes, vond ze terwijl ze zo toe keek, ze genoten zeker van de romantische avondzon op het strand. Hilde haalde haar neus op. Liefde, ze had het gekend en wist wat het betekende, maar ondanks dat ze nog zielsveel van Patraic hield begon het toch lang geleden te worden dat ze zijn echte liefde had gekend. Helaas had Moachar meer woede dan liefde gekend, anders was ze nu al lang dood en dichtbij Patraic.

Moachar… als ze alleen al aan hem dacht had ze zin om het uit te gillen maar ze hield zich in toen de mensen in beweging kwamen. De man ging terug naar huis en kwam in haar richting. Vlug stond ze op en rende terug naar haar eigen plekje in de duinen terwijl ze zon onder zag gaan.

-Moachar-

Moachar had de hele nacht naar het dorp gestaard en hoe langer hij naar het dorp keek, hoe onrustiger hij werd. Naarmate de dag vorderde kon hij het niet langer uithouden, hij moest naar het dorp. Zijn eerste reactie was om naar zijn zwaard te grijpen die op een tafeltje in zijn kamer lag, maar hij trok zijn hand terug bij de herinnering dat het nutteloos en zelfs pijnlijk zou zijn; hij kon zijn zwaard niet vastpakken. Door zijn handelen met dat zwaard was hij vervloekt en met hem zijn zwaard. Hij had het nog terug zijn huis in kunnen slepen met een brandend gevoel in zijn handen, maar sindsdien had de onsterfelijke het met geen mogelijkheid nog kunnen aanraken, de pijn zou hem te veel worden. Nu was het aan de plek op tafel gebonden zoals hij aan de omgeving van Pireldem en zijn huis. Met een lege schede verliet hij dus zijn huis en ging richting het dorp.

Beheerst liep hij naar zijn geliefde Pireldem zonder dat een sterveling hem kon zien. Maar naarmate hij dichterbij kwam werd hij steeds meer ongerust. Het dorp was best druk bevolkt, een stuk drukker dan hij had verwacht. Hij balde zijn vuisten uit boosheid en terwijl hij steeds verder het dorp in liep voelde hij zijn onrust en woede meer een meer opborrelen. Als hij bloed zou hebben gehad zou het nu koken, wist hij, en hij opende zijn mond om het uit te schreeuwen, maar er kwam geen geluid uit.

Opeens viel het hem op dat een man in zijn richting keek en hij wist dat hij even zijn macht had verloren over zijn zichtbaarheid. De man zou hem toch niet gezien hebben? Vlug rende Moachar weg en ondanks dat hij zeker wist dat hij nu onzichtbaar was, verborg hij zich in een steeg.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Ade

Ade was weer eens op een van haar avonturen. Ze vond het jammer dat er zoveel grote mensen naar het dorp toe kwamen. Toen mama zei dat ze in Pieldem gingen wonen vond ze dat eerst niet leuk. Maar toen ze er eenmaal kwam was ze verkocht. Het dorp was één grote speelplaats, met allemaal geheimzinnige huizen en hoekjes. En dieren! Ade was opgegroeid in het bos en best dieren gewend. Maar hier hadden de dieren het dorp overgenomen en daar genoot ze van. Wel jammer voor die arme dieren dat er nu weer allemaal grote mensen naar het dorp kwamen. Er waren zelfs jagers bij! Veel dieren waren al weer gevlucht. Ade kon niet mee, ze moest bij mama blijven, anders was zij alleen.

Adelbertha was haar echte naam, dochter van Fedelien en Adelbert. Maar aangezien ze al moeite had die naam uit te spreken, was het al snel 'Ade' geworden. Alleen mama gebruikte haar echte naam, en alleen als ze echt heel erg boos was. Ade was genoemd naar haar vader, had mama gezegd, maar dat zei Ade niet zoveel. Ze had nooit echt een papa gehad, al zeven jaar niet. Behalve Jonas dan. Jonas was wel lief voor haar. Stiekem vond ze hem aardig, maar hij jaagde wel op de diertjes, en dat was stout.

Ade was de middag kwijtgeraakt met het volgen van kikkers in het stroompje bij Pieldem. Toen ze zag dat de zon laag stond - en ze had ook wel trek - ging ze op weg naar huis, maar mama was er niet. Dat was gek. Nu moest ze maar voor zichzelf eten maken. Ze vond een paar honingkoeken en deed zich daar te goed aan. Op zoek naar mama kwam ze in het dorpshuis. Misschien was mama nog aan het werk voor de belangrijke mensen. Er was echter niemand.

Toen zag het zwaard. Ade had het zwaard zelf gevonden, in één van de gebouwen van het dorp. Het was heel mooi en glimmend. Anders dan de rest van het dorp dat oud en verstoft was. Ze was er mee naar mama gerend maar die zei dat het geen speelgoed was en het afgepakt. Ze had het opgehangen in het dorpshuis, heel hoog, zodat Ade er niet bij kon. Maar Ade was niet zo snel verslagen. Met een stoel op de tafel kon ze er net bij, en pakte het zwaard.

... en toen was ze een ridder, zoeentje als die ze in het dorp had gezien, 'Karel' heette die. Rare naam. Zij reed op haar paard en ging strijden tegen een enge draak. Hak! Hak! Pak aan, stom beest! Ade ging zo op in haar spel dat ze niet zag dat er iemand aan kwam. 'Ade! Wat doe je met dat zwaard?!' Het was mama. 'Geef dat snel hier! Ik heb toch gezegd dat het geen speelgoed was!' Ade zette haar beste pruillipje op. 'Maar ik heb hem gevonden...' Mama pakte het zwaard af en legde het op tafel. 'Meisje toch, zo'n zwaard is scherp - daar kun je je gemeen pijn mee doen. Ga nu maar alvast naar huis, dan kom ik er zo aan.' En Ade ging, maar ze vond het nog steeds oneerlijk.

Ondertussen ruimde Fedelien het zwaard op. Was het toeval of voelde ze het alweer? Toen ze het zwaard aanraakte, voelde ze iets verkeerds, alsof er iets mis was met het zwaard. 'Het zal wel mijn verbeelding zijn' dacht ze, en hing het wapen weer op de plaats, en zette de tafel en stoelen weer op de juiste plek. Die Ade ook...

Link naar bericht
Deel via andere websites

Aemilius

Het was al avond toen hij bij de abt geroepen werd. De vertrekken van de abt waren net zo bescheiden als de man zelf. Hoewel het klooster nog maar net gebouwd was, was de abt er in geslaagd enige huiselijkheid aan te brengen. Op het stevige bureau van de abt lagen boeken en perkamenten. Ongetwijfeld documenten over het reilen en zeilen van het klooster, correspondentie en theologische geschriften. De abt was een simpele man met een voorliefde voor een praktische inrichting, maar daarnaast was hij goed onderlegd in de Leer. Dat was misschien wel één van de weinige dingen die Aemilius mocht aan de man.

'U had mij geroepen, vader?'

'Ah, Aemilius.' De abt legde het perkament dat hij aan het bestuderen was met een leesglas aan de kant. 'Ik heb een opdracht voor je. Je hebt ongetwijfeld de prins gezien die het klooster bezocht heeft...'

'Ja! Wat wilde hij van u?'

'Nou nou, rustig maar. Prins Lodewijk is op doorreis in het rijk van zijn vader, en Pireldem is onder zijn aandacht gekomen. Het is lang geleden dat het koninklijk gezag hier geweest is.'

'Ik vind het maar niks, vader abt. Kan die prins niet weer opdonderen met z'n mooie paard en al? Wij regelen onze eigen zaakjes wel!'. De abt had zich zeker weer laten inpakken door die prins met z'n mooie praatjes!

'Dat is wel weer genoeg, Aemilius! De prins vertegenwoordigt nog altijd het gezag dat boven ons gesteld is.' De abt keek Aemilius streng aan en die hield zijn mond. 'Welnu, ter zake. Prins Lodewijk wil graag Pireldem en de omgeving in kaart brengen. Jij gaat hem daar bij helpen. Morgenochtend na de gebeden kun je je melden in het dorpshuis. En als je daar toch bent...'

Aemilius kon zich niet langer inhouden. 'Waarom moet ik dat doen? Er zijn nog zoveel dingen te regelen, en er zijn genoeg andere broerders...'

'Stilte! Ken je plaats, prior!' Even bracht de abt bezorgd een hand naar zijn hoofd. 'Heb je je ooit afgevraagd waarom je benoemd bent tot prior? Ik wilde je leren om te gaan met anderen, met je medemensen. Laat deze opdracht een les voor je zijn. Morgenochtend ga je naar het dorpshuis en zoek je de prins op, en je vertelt hem wat hij wil weten.' De abt keek Aemilius streng aan. 'In het dorpshuis zijn ook enkele perkamenten die ik graag in zou zien. Die kun je dan meteen halen. Nog vragen?'

Aemilius trok een zuur gezicht. 'Nee, vader.'

'Goed dan. Ga nu, je kunt je slaap vast goed gebruiken. Denk aan wat ik gezegd heb en gedenk het in je gebeden.'

'Ja vader'.

Aemilius verliet de werkkamer van de abt en begaf zich naar zijn cel. Gedachten maalden in zijn hoofd, zo dat hij bijna Elriic omver liep. 'Kijk uit waar je loopt, novice!' Gelukkig schrok het joch snel terug. Aemilius richtte zich weer op zijn onrustige gedachten. Als die prins maar niet zijn plannen, de plannen van het klooster in de weg zou staan. De abt was hem te naïef, meer dan hem lief was, en wat dat betreft was het misschien wel weer goed dat hij Aemilius gestuurd had om de man te begeleiden.

Link naar bericht
Deel via andere websites

K 1

'S avonds zat Prins Lodewijk voor de haard in zijn vleugel van het klooster. Heer Karel... Heer Karel... de orde van Sint-Juttemis... nooit van gehoord. Voordat Lodewijk twee jaar geleden was verheven tot Groot-Commandeur in de Orde van de Zilveren Zwaan had hij uitgebreid onderwijs genoten over de verschillende ridderordes en hun doelstellingen. Hij wist zeker dat de orde van Sint-Juttemis simpelweg niet bestond. Hij vroeg zich af wat de bedoelingen van deze "heer" Karel waren. Waarom was hij naar Pireldem gekomen? Was hij een ridder? Of gewoon de zoveelste boer die een paard had bestegen en zichzelf had uitgeroepen tot ridder? In dat geval waren de wetten van zijn vader Frederick IX Balator, de Hoge Koning van het Rijk en Eerste Beschermer van de Navel der Aarde, duidelijk en moest Karel ter dood worden gebracht. Er waren teveel zwarte ridders en boeren die onrust stookten in de grenzen van het rijk en de Orde van de Zilveren Zwaan had er een dagtaak aan om deze duivelskinderen voor het gerecht te brengen. Boeren riepen zichzelf uit tot koning en probeerden het gepeupel zover te krijgen in opstand te komen tegen het heilige huis Balator, door God gezegend met macht tot het einde van de wereld. Was Karel zo'n gevaarlijke rebel die enkel met het zwaard gestopt kon worden? Hij wist het niet zeker...

En dan was er deze Dantor, een zogenaamde roofridder van een of ander graafschap waarvan geen hond ooit had gehoord. Als het werkelijk zo was dat deze Dantor actief was in het Rijk moest hij gestopt worden. Maar wie had ooit van hem gehoord? En wat was het woord van deze Karel waard? Misschien wilde hij dat Lodewijk en zijn bataljon soldaten Pireldem zouden verlaten zodat hij vrij spel had... dat kon hij niet laten gebeuren. Nee, er gebeurden teveel vreemde dingen in dit deel van het Rijk. Morgen zou hij een boodschapper naar de hoofdstad sturen om zijn vader te informeren dat hij hier langer zou blijven en een zorgvuldig onderzoek in zou stellen naar het verleden van de plaats en het klooster. Hij vermoedde dat de hele regio een broeiplaats van achterlijkheid en verzet tegen de Rijksvrede was. Dat kon hij niet laten gebeuren.

Morgen zou Lodewijk naar het dorp gaan om daar de prior van het klooster te ontmoeten die hem meer zou kunnen vertellen over het dorp en haar bewoners. Hij was benieuwd wat de geestelijke hem te vertellen had. Maar inmiddels wist Lodewijk dat hem meer te doen stond dan het houden van een eenvoudige volkstelling... er was een zorgvuldig onderzoek nodig en hij vermoedde dat er machten aan het werk waren die niet onderschat moesten worden. Als Groot-Commandeur van de Zilveren Zwaan was het zijn taak om mogelijke bedreigingen voor zijn onderdanen in de kiem te smoren. En hij twijfelde er niet langer aan dat Pireldem zo'n bedreiging vormde.

Link naar bericht
Deel via andere websites

[ooc]Door studie drukte kan het zijn dat ik vrij weinig reageer in dit topic. Alvast mijn excuses voor het bemoeilijken van het verhaal. ;) [/ooc]

kar1.

Willem keek uit het raam van de herberg en bedacht zich dat hij nog wat middelen nodig had voor zijn plan. Helaas kost het even tijd die te verkrijgen. Zondag zal het tijd zijn. De sterren staan dan in de juiste positie voor het ritueel. Hij pakt het een vel perkament uit zijn zak. 'Ja... als Abdul Alhazred gelijk heeft, zal het dan het juiste moment zijn.'

Link naar bericht
Deel via andere websites

K2

Kaylea zat in de herberg en nam een klein slokje van de rode wijn die voor haar stond. Haar grijze ogen speurde rond en ze zag een gebogen gestalte in zichzelf lachen achter de bar. Ze spitste haar oren om het gesprek beter te kunnen horen. Ze hoorde hoe de barman vertelde over het visioen dat een monnik had gehad en de plotselinge genezing van een man die iets aan zijn longen had gehad. Ze zag hoe de gebogen gestalte zijn vreugde ineens leek te verliezen.

Toen de gebogen gestalte aan het einde van de avond naar zijn kamer ging bleek Kaylea nog lang naar de deur van de herberg staren. Onbewust tikte ze ritmisch met haar vingers op de tafel. Ze had werk te doen...

Link naar bericht
Deel via andere websites

Kar 1

Willem voelde enige onrust. Hij voelde een steek op de plaats van zijn litteken, zijn merkteken. Het was alsof hij een waarschuwing doorkreeg. Iets dat er was wat hem niet lang geleden hier heeft opgemerkt, iets wat hem zou kunnen vernietigen. Zou het? .... De inquisitie was nog ver weg. Het zou nog enige tijd duren voordat die dominicaan hier zou arriveren en tegen die tijd zal het te laat zijn. Geen nood dus om zijn krachten te verspillen. Hij zal ze hard nodig hebben voor zondag. Nou, dan maar gewoon rustig slapen.

Link naar bericht
Deel via andere websites

K1

Verveling, zal ik gewoon uitkomen en dan een ruiter zoeken? Waarom moet ik wachten tot iemand mij vindt. Dat kan nog eeuwen duren. Bah.

K2 Marika was even naar het klooster gegaan, kon ze haar broer nog even zien. Nee, praten mocht niet, hij was pas ingetreden. Stomme jongen, ha, het was wel grappig hij droeg liever jurken en zij liever broeken. Misschien kon ze vader overhalen haar bij haar oudtante op bezoek te gaan. Het mens was niet alleen stokdoof, ze had ook wat last van staar, die kon ze vast wijs maken dat ze haar broer was. Haren afknippen en echt als jongen door het leven gaan. Ze kon later altijd nog terugkomen.

[ooc]Ben even heel veel tijd kwijt aan werk en zorg. kom binnenkort terug [/ooc]

Link naar bericht
Deel via andere websites

Cara:

Ontspannen stapte ze de kilometers weg die haar van de zee naar Pireldem brachten. Vanonder haar zwarte hoed keek ze vrolijk over de verlaten weg en ze wist dat ze nog enkele kilometers te gaan had. Haar zwarte mantel fladderde rustig achter haar aan terwijl haar laarzen over de kiezels van het pad schraapte. Een lange reis had ze achter de rug want ze kwam van ver, van over de zee maar ze was nog altijd even vrolijk als ze was toen ze aan de reis begon. In haar thuisland had iedereen haar maar raar gevonden, dus had ze besloten te vertrekken. Ze was een vrouw, maar kleedde zich als een man van adel en lang niet alle mensen hadden dan ook door dat ze een vrouw was.

Haar zwart-witte pofbroek bolde over haar laarzen heen, haar nette jas was zwart met gouden omlijning en van boven open. Door de opening stak een grote witte kraag van haar blouse die over haar gehele borst ging, de pofmouwen van de blouse kwamen over haar ellebogen en aan haar handen hand ze lange witte handschoenen die haar gehele onderarmen bedekten. De gouden band om haar middel was rijkelijk versierd met Keltische motieven en er bungelde een schede aan met een zwaard er in. Mensen hadden haar wel eens zien praten tegen haar zwaard die ze dan Ruben noemde. Een enkele keer speelde ze ook voor haar zwaard op haar lier, die op haar rug hing en als mensen daar achter kwamen vonden ze haar al helemaal vreemd.

Zachtjes praatte ze wat in zichzelf; ‘Serge, Reymar, Franco, Conrad…’ Ze probeerde voor zichzelf wat jongensnamen uit.

‘Jaco, Harold, Ino…’ Ze had er nog geen gevonden die haar aan stond.

‘Bruno, Arnoud, Dries… Marcus… Hmm… Marcus.’ Tevreden knikte ze, de naam Marcus stond haar wel aan. Mocht ze de behoefte om zich als man voor te stellen zou ze voor Marcus gaan. Haar vrouwennaam had ze al gekozen, mocht ze zich niet met haar eigen naam willen voorstellen. Glimlachend liep ze voort als ze dacht aan de verwarring die ze wel eens bij een ander schiep door verschillende namen te gebruiken. Veel mensen snapten niet waarom ze dat deed, of als ze zagen dat ze een vrouw was waarom ze zich soms als een man voorstelde. Voor haar deed dat er niet toe. Niet iedereen hoefde haar te begrijpen.

Pireldem kwam steeds dichterbij aan de horizon en ze bleef even staan. Misschien zou ze het dorp eerst even moeten verkennen voordat ze er herkenbaar in zou lopen? Cara keek in het rond, er was geen sterveling bij haar in de buurt te zien. Toch liep ze voor de zekerheid van het pad en verschool zich achter een grote boom en struik waar ze zeker wist dat niemand haar zou zien.

Even later rende er een grote herdershond het bosje uit en stoof richting het dorp. Om haar nek droeg ze een donkerrode halsband met een gouden medaillon. In de buurt van het dorp minderde Cara vaart en liep op een drafje het dorp in terwijl ze nieuwsgierig om haar heen keek naar de mensen en dieren die er waren.

Link naar bericht
Deel via andere websites
De volgende dag werd Jonas rustig wakker. Hij kleedde zich om, at wat en liet door zijn gedachten gaan wat hij vandaag zou gaan doen. hij had niet veel op zijn programma staan: Hij wilde kijken of hij wat spullen, die hij gisteren als afval in zijn achtertuin had gezet, kon verhandelen. Brood, graan en aardappels had hij nodig. Zijn voedselvoorraad begon weer op te raken. 'Dit ging wel erg snel', bedacht hij zich, 'normaal doe ik een paar dagen langer over wat ik uit mijn tuintje haal. Wat nu in mijn tuintje staat is nog niet klaar om op te eten.'

Nadat hij de helft ongeveer verhandelt had, ging hij lunchen. Tijdens zijn lunch dacht hij iets vreemds door de straat te zien lopen... Een doorzichtige man, zag hij dat goed? Nah, dat kan niet. Het zal wel, vast een verbeelding.

Na zijn lunch ging hij even bij Fedelien langs, eens kijken hoe of dat het haar verging in het dorpshuis. Daar aangekomen, zag hij haar niet. Ze zal vast wat aan het halen zijn voor het hoofd van het dorpshuis. Maakt niet uit, vanavond nog tijd zat.

Hij ging een stuk lopen, langs het klooster. Daar zag hij de prins waar Fedelien het over had, met een paar van zijn, naar alle waarschijnlijkheid, schildwachten. Ze kwamen recht op hem af. 'Oke, nou gaan we het krijgen. Eens zien wat voor manieren hij tegen mij wel toont, die hij tegen Fedelien niet toonde.'

[ooc]Prins Lodewijk heeft niet op het laatst beschreven stukje gereageerd. Helaas kan ik het niet veranderen, dus bij deze: Dat stuk heeft niet plaatsgevonden![/ooc]

Bij het klooster was ook niets bijzonders. Wel zag hij een silhouet vanaf het strand richting Pireldem lopen. 'Weer een nieuweling zeker', dacht hij. 'Ik ga het al nieteens meer bijhouden welke nieuwelingen er komen, dat word me nu te veel. We gaan zien dat de ontwikkelingen zullen zijn met al die nieuwelingen.' Hij ging bewust een andere richting in als het silhouet van net, en ging weer naar huis. s'Avonds ging hij ook niet meer langs Fedelien, hij was om een of andere rede te moe om iets uit te voren. Hij ging maar slapen, al was het zo vroeg.

Midden in de nacht schrikt hij wakker, van weer diezelfde gil als een poosje geleden. Hij wist het zeker, het kwam van heel dichtbij. Het voelde alsof het richting hem bedoeld was. De gil was echter niet sterk genoeg om hem wakker te houden, hij viel zo weer in slaap. Hij zag de boekrollen van Fedelien voor zich, en hij keek als zijnde de derde man naar hoe hijzelf de rollen zat voor te lezen aan Fedelien. Er waren ook wat anderen bij, en het was alsof hij in de derde persoon de enige was die het opviel dat er 2 doorzichtige mensen in de kamer stonden. Een man, en een vrouw, de man stond bij het zwaard wat in het dorpshuis hangt, de vrouw bij de ingang van de zaal. Terwijl hij zichzelf zag voorlezen, gilde de doorzichtige vrouw kijhard, en toen... Werd hij weer wakker. Wat hij droomde bleef op zijn netvlies gebrand staan. De rest van de nacht bleef hij wakkerliggen, en hij dacht erover na. 'Zodra het degelijk dag is, ga ik even kijken bij Fedelien in het dorpshuis. Sowiezo moet weten wat ik gedroomd heb!'

Link naar bericht
Deel via andere websites

[ooc] * reden, keihard :X [/ooc]

Aemilius

Met een nog wat duf hoofd ging Aemilius zitten op de rand van zijn brits. Hij voelde zich moe; hij had slecht geslapen. Aan het Spartaanse voorkomen van zijn cel lag het niet. Aemilius was enige ontbering gewend, en vond dat het er bij hoorde als lid van de Orde van het Onverbiddelijke Licht. Hij kende monniken van sommige andere orden, die zich het goede des levens goed lieten smaken. Walgelijk vond hij dat. Nee, de reden dat hij zich belabberd voelde was dat hij een deel van de nacht had liggen prakkezeren over wat hij de prins zou vertellen. Er waren zeker dingen die de prins niet mocht weten, maar hoe kon hij voorkomen dat de prins al te veel informatie in zou winnen?

Aemilius kleedde zich verder aan en deelde het ontbijt met de broeders. In het vroege ochtendgloren begaf hij zich met enige vastberadenheid richting het dorp. Bij het dorpshuis aangekomen zag hij dat de prins ook al uit de veren was. Mooi. Tenminste niet zo'n lakse edele als sommige die hij in de hoofdstad had aanschouwd. Een poel van decadentie, die stad. Wat dat betreft was hij blij in Pireldem te zijn, ver van politieke intriges en oorlogen. Maar, dacht hij, wanneer ons wapen af is staan we weer midden in de strijd tegen het kwaad. Dan zal heel Antiochië gezuiverd worden, te beginnen met Pireldem!

Zijn stem buigend tot een zakelijke maar vriendelijke toon, benaderde Aemilius de prins. 'Uwe Hoogheid, mijn naam is Aemilius. Vader abt heeft mij opgedragen u een rondleiding te geven in het dorp en de omgeving. Bent u gereed te gaan?'

Link naar bericht
Deel via andere websites

Ade

Ade zag Marika aanlopen van de weg naar het klooster. 'Marika!' riep ze, en ze rende op haar af. Ade had maar weinig vriendjes om mee te spelen, er waren alleen maar grote mensen in Pieldem. Gelukkig was Marika nog niet helemaal volwassen, en voor Ade de zus die ze niet had.

'Hee kleine, ben je weer op avontuur?'. Marika keek haar met vrolijke ogen aan.

'Ik was ridder gister, Marika! Ik had een echt zwaard en toen ging ik tegen draken vechten!'

'Een echt zwaard? Grapje zeker.' Ade zou een tak al een zwaard noemen.

'Ja, maar mama pakte hem af. Niet eerlijk, ik heb 'm zelf gevonden!'

'Waar is dat zwaard dan?'

'In het dorpshuis, mama heeft het opgehangen maar ik kan er nog steeds bij.' zei Ade met enige trots in haar stem.

'Hm, maar eens kijken dan. Ga je mee?'

'Jaaa!'

Link naar bericht
Deel via andere websites
  • 1 month later...
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid