Sweep 0 Geplaatst 27 januari 2016 Rapport Share Geplaatst 27 januari 2016 Een topic over offers. in de breedste zin van het woord. Zowel het Volmaakte Offer als de offerdienst in het OT. Wat betekenden de dierenoffers, waarvoor werden ze gebracht? Hebben ze ook vandaag nog betekenis, voor jou? Link naar bericht Deel via andere websites
Sweep 0 Geplaatst 27 januari 2016 Auteur Rapport Share Geplaatst 27 januari 2016 Uit een eerdere thread (daar off-topic maar hier niet meer Er worden vele offers gebracht in de Tenach. Maar er staat altijd bij dát er geofferd wordt en heel vaak ook, welke van de vijf soorten offers (naar de onderverdeling van Leviticus 1 t/m 5). Beide elementen ontbreken in Genesis 3:21. Er staat dus niet dat er geofferd wordt en er staat ook niet wat voor soort offer. Het riekt voor mij toch een beetje naar inleg, om dan van een offer te spreken. Op de dag dat Adam en Eva zondigden, zouden ze sterven. In plaats daarvan stierf er een dier. "In plaats daarvan" zie ik daar niet. Adam en Eva hébben toch op die dag de boom des levens moeten verlaten, zodat de dood op die dag zijn intrede deed? Waarom zou God iets heel anders doen dan Hij in Genesis 2:17 had gezegd? Toen Abraham zijn eerstgeborene moest offeren, voorzag de Heer daar ook in door een ander dier. De betekenis van Abrahams offer is niet, dat Abraham eigenlijk moest sterven en dat toen Isaäk (dan wel een offerdier) moest sterven in zijn plaats, of voor zonde, van Abraham of Isaäk of wie dan ook. Waar het in deze geschiedenis om gaat, is dat God Abraham beproeft door hem te vragen het liefste dat hij heeft te offeren: "neem toch je zoon, je enige, die je liefhebt, Isaäk (Genesis 22:1-2). En Abraham brengt dit offer, dat wil zeggen hij verricht alle voorbereidingshandelingen door het altaar te bouwen, Isaäk erop te leggen, het mes te nemen... tot God hem tegenhoudt: "nu wéét ik dat je ontzag hebt voor God, jij, en je zoon, je enige, niet van mij hebt weggehouden!" (vers 12) en verderop aan Abraham om die reden de zegen geeft (vers 16-18). En dan wordt (vers 13) een ram geofferd, inderdaad in plaats van Isaäk - maar niet in plaats van degene die het offer brengt. Die symboliek ontbreekt. Ik heb mij niet zo zeer verdiept in de verschillende soorten offers, maar is het niet zo dat een dier volgens de Bijbel kan sterven in de plaats van dat het leven van een mens wordt genomen? Ik zou zeggen dat de Bijbel dat niet leert, nee. Het wordt wel vaak beweerd maar dat komt doordat... wel, omdat men zich niet zo zeer verdiept in de verschillende soorten offers en in de offerdienst als geheel. Om te beginnen heeft de offerdienst maar voor een relatief klein, afsluitend deel betrekking op zonde. En dan gaat het niet over zonden als diefstal, overspel, godslastering, moord, mishandeling of opzettelijke ongehoorzaamheid! De zond- en schuldoffers hebben alleen betrekking op onopzettelijke dwalingen (Leviticus 4:2, 13, 22, 27, 5:4, 15, 17) en op rituele verontreinigingen zoals het gehoord hebben van een vervloeking of het per ongeluk aanraken van een lijk van een beest (Leviticus 5:1-2). Uitzondering op de onopzettelijkheid zijn enkele zonden tegen de medemens (Leviticus 5: 21 e.v.) maar die moeten dan ook afzonderlijk worden vergoed (Leviticus 5:23, 24); de toegebrachte schade wordt dus niet "gedekt" door het brengen van een offer. In de offerdienst gaat het er dus nooit om, dat iemand zelf des doods schuldig is geworden, en dit als het ware "afkoopt" door een zond- of schuldoffer te brengen. Wie opzettelijk zondigt moet, als het een minder ernstige zonde betreft, het weer goedmaken - zie bijvoorbeeld Exodus 22:1-3. En wie zich des doods schuldig heeft gemaakt, moet zelf sterven of - als dat nog kan doordat God hem die genade geeft - zich volledig bekeren, vergeving ontvangen, een rein hart ontvangen en goed maken wat er nog goed te maken valt. Je ziet dit alles goed geïllustreerd in Davids geschiedenis met Batseba, zie 2 Samuël 12:13 en omliggende verzen. Zoals uit zijn eigen woorden volgt is David een kind des doods, maar God laat zijn zonde passeren omdat David berouw heeft (Psalm 32:1, 5). In Psalm 51, die David blijkens vers 2 schreef specifiek naar aanleiding van deze gebeurtenis, zegt David ook specifiek dat God geen offers wil, maar dat het ware offer voor God een gebroken geest is, een verbroken en verbrijzeld hart. En dán (vers 21) komen er weer offers op het altaar, niet als plaatsvervanging voor iemand die moet sterven maar als vrijwillige toenadering tot God vanuit een rein hart en een standvastige geest. Het komt op mij een beetje dubbel over: hier spreek je van inleg, maar als het gaat om de combinatie van eten en offeren, dan lees je het eten erbij als er alleen over offeren wordt gesproken. Moet je niet gewoon accepteren dat je altijd je eigen voorstelling vormt en de ontbrekende elementen vanuit je eigen achtergrond invult? Het is altijd goed om met dat laatste rekening te houden. Wat er van de offers wel en niet gegeten wordt en door wie, is trouwens wel onderdeel van de aanwijzingen die God aan Mozes geeft. Van een ola (opgangsgave, Leviticus 1) wordt bijvoorbeeld nooit gegeten, dat gaat altijd geheel en al op in het vuur. Een mincha (broodgift, Leviticus 2) is juist bedoeld om grotendeels door de priesters gegeten te worden. Dus ik vroeg me af of het een speciale betekenis had, dat Kaïn en Abel beiden een mincha brengen en niet een ola, en of die betekenis misschien in het al dan niet mee-eten ligt. Dat hoeft trouwens niet zo te zijn; de term mincha wordt ook gebruikt voor onderlinge geschenken (zie bijvoorbeeld Genesis 43:11). Om te voorkomen dat deze post al te lang wordt, hier maar even een knipje - ik kom terug. Link naar bericht Deel via andere websites
Sweep 0 Geplaatst 27 januari 2016 Auteur Rapport Share Geplaatst 27 januari 2016 Uit eerdere thread: Bovendien is het altijd de mens die offert aan God, niet God aan zichzelf. Waarom zou Hij, de hele aarde is immers van Hem! Waarom voorzag God Abraham dan van een offerlam? En waarom wordt Jezus ook wel het Lam genoemd? Ben je hier niet wat te stellig? Als ik hier te stellig ben, dan ben ik dat in goed gezelschap. Ik parafraseerde Asaf, door wie God in Psalm 50 zegt: "Ik neem uit uw huis geen stier, geen bokken uit uw kooien, want Mij behoort al het gedierte van het woud, het vee op bergen, (...) Indien Ik honger had, zou Ik het u niet zeggen, want Mij behoort de wereld en haar volheid. Eet Ik soms stierevlees, of drink Ik bokkebloed? In wezen is het denk ik zo, dat God voorziet in de uiterlijke verschijningsvorm van alle offers. Dus niet alleen in de ram voor Abraham, maar ook in de aan Abraham beloofde en gegeven zoon Isaäk zelf. De aarde is van Hem, al wat leeft, al het zilver en al het goud (Haggaï 2:9)! De uiterlijke verschijningsvorm is echter niet de kern van de zaak; dat is de innerlijke gesteldheid van degene die offert. Dát, we kunnen het "het hart" noemen, is het enige in het hele universum wat God niet van zichzelf, van nature al bezit. Dát is wat de kern van het offer uitmaakt. Zoals je ziet in Genesis 22 bij Abrahams offer: God had voorzien in Isaäk, maar het ging God niet om Isaäk als offer. Het verbranden van zonen in vuur past helemaal niet bij God, het is niet in Gods hart opgekomen zegt Jeremia (7:31). God voorzag ook in de ram, maar het ging God evenmin om de ram (meen ik op basis van Psalm 50 wel te mogen zeggen). Waar het duidelijk wel om ging, was de innerlijke gesteldheid van Abraham: was hij bereid om met zijn hele hebben en houwen, met alles wat hij liefhad en waardoor God hem gezegend had, op God te vertrouwen? Was hij bereid om te bouwen op God zelf, en niet op hetgeen hij van God gekregen had? Wat Jezus betreft: God voorzag ook in Jezus. Maar zie je er bezwaar in om te zeggen dat het offer dat Jezus brengt, erin gelegen is dat Hij Zichzelf ten offer heeft gebracht (Heb. 9:14), door niet Zijn eigen wil te doen, maar de wil van God? (wordt vervolgd) Link naar bericht Deel via andere websites
Sweep 0 Geplaatst 27 januari 2016 Auteur Rapport Share Geplaatst 27 januari 2016 en nog een, laatste: Het klopt dat de offerwetten speciale aanwijzingen geven met betrekking tot de huid. Bij een zondoffer wordt het gehele dier inclusief huid buiten de legerplaats verbrand, tenminste wanneer het gebracht wordt in verband met dwaling van een priester of van het hele volk (Leviticus 4:11, 21). De huid van een opgangsgave (of "brandoffer") is voor de priester (Leviticus 7:8).Maar zo'n huid zie je nergens terug als kleding, want kleding van een priester moet uit 100% linnen bestaan (o.a. Ezechiël 44:17-19). Gelooide huiden waren voor talrijke andere doeleinden geschikt: vloer- en tentkleden, zadeltassen, water- en wijnzakken, betaalmiddel... Liepen andere Israëlieten wel in dierenhuiden? Zou kunnen, weet ik niet. Op zoek naar voorbeelden is Johannes de doper de eerste aan wie ik denk, maar zijn kleed was van kameelhaar, dus niet -vacht. Waarom kregen Adam en Eva volgens jou dierenvellen in plaats van de vijgenschorten die ze zelf hadden gemaakt? Of het dierenvellen waren is voor mij niet helemaal zeker, als eerder gezegd zou het ook om wol kunnen gaan. Ik heb het altijd zo geïnterpreteerd dat die vijgenschorten een onbeholpen schaamlapje waren en dat God de mens met die (veel slijtvastere) kleren wat op weg hielp. Maar dat kan een heel onbeholpen, 21e-eeuwse, Westerse interpretatie zijn. Er is ook een interessant woordspel gaande tussen or, עור, het materiaal waaruit God de tunieken maakt, en or, ×ור, het licht dat God schept in Genesis 1:3. Moet het feit dat ze met dierenvellen werden bekleed je al niet op het spoor van een diepere betekenis zetten? Het is, denk ik, altijd goed om naar diepere betekenissen te zoeken. Maar ik zou zeggen: zoek naar diepere betekenissen van wat er staat, en niet van wat er nou juist niet staat... De hoofdzaak lijkt me, dat God Adam en Eva bekleedt. עור wordt als materiaal genoemd, over een offer staat hier niets. Verder moet een diepere betekenis aansluiten bij wat je daar verder over weet. Ik vind het niet aannemelijk om in Genesis 3:21 een dierenoffer te lezen op basis van hoe de Tenach concreet over offers schrijft en op basis van de offervoorschriften. Volgens die link is het "aannemelijk" dat God het vlees van het "offer" (in Genesis 3:21) verbrand heeft "als voorafschaduwing van het brandoffer dat Hij later, samen met alle andere offers en wetten zou instellen voor het volk Israël." De keuze van de schrijver voor een "brandoffer" vind ik wonderlijk, want dat is een vrijwillig offer dat niets te maken heeft met zonde. In het Hebreeuws heet het עלה, "ola", wat de Naardense Bijbel met "opgangsgave" vertaalt. Geniaal, want ola is verwant met het "opgaan" naar Gods huis en de ola - behalve de huid dus - gaat ook geheel op in het vuur; er wordt niets van gegeten. De schrijver maakt de keuze voor het brandoffer toch op basis van de huid die niet meegeofferd wordt? Exact! Maar daarin ligt juist mijn bezwaar. De schrijver lijkt die keuze te maken enkel en alleen vanwege die omstandigheid. Tegen die keuze pleit: dat de huid "voor de priester" is, is een bijkomstigheid bij een ola en niet andersom; een ola wordt gebracht door "Adam" (Leviticus 1:2, grondtekst) en niet door God; Adam en Eva kunnen onder deze omstandigheden bezwaarlijk als "priester" worden gezien (anders dan Kaïn en Abel, in Genesis 4); de huid dient de priester niet als kleding, maar Adam en Eva wel; de schrijver gaat volledig voorbij aan de betekenis van een ola, namelijk vrijwillige toenadering van de offeraar tot God en dank en overgave aan Hem. de offers in het OT hebben altijd de connotatie dat de offeraar zichzelf (door handoplegging) identificeert met het offerdier, maar niemand ontloopt de dood(straf) door een offer te brengen en het dier sterft dus niet in plaats van de offeraar. Of zijn er ook andere offers waarin de huid niet wordt meegeofferd? Voor zover ik weet staat de Bijbel het niet expliciet toe. Ik meen in een commentaar te hebben gelezen dat de huid ook wel naar de priester ging bij de kleinere zondoffers (gebracht door één enkel persoon, die geen priester is, Leviticus 4:22 e.v.). Dat zou kunnen, er staat althans niet bij dat de huid mee moet worden verbrand. Een zondoffer is echter geen offer voor een bewuste overtreding zoals de zonde van Adam en Eva. Als God tegen Abraham zegt dat hij zijn zoon ten brandoffer moet brengen, lijkt me dat ook niet een vrijwillig offer (Gen 22). Toch wel, maar het begrip vrijwilligheid is betrekkelijk. Hoe kan God aan de mens duidelijk maken, dat Hij graag vrijwillig gediend wil worden? En bestaat er eigenlijk wel "vrijheid" voor de mens, buiten de vrijheid die je ondervindt wanneer je God gaat zoeken met heel je hart en verstand, en ernaar zoekt Hem te gehoorzamen? En af en toe gebeurt het dus dat God de mens vráágt om vrijwillig iets te doen. Klinkt een beetje tegenstrijdig, maar kijk ook naar de gevolgen: wat God uiteindelijk wilde, was alle volkeren der aarde zegenen via Abraham (Genesis 22:18). Het onderscheid tussen "vrijwillige" en "verplichte" offers volgt verder uit Leviticus 1 t/m 5. De opgangsgave, broodgift en het vredesoffer breng je geheel vrijwillig, op eigen aandrang (of wellicht omdat God het zo in je hart werkt), omdat je - als volk en individueel - in een staat van verzoening wilt leven met God. De wetsregels schrijven hier alleen voor welke dieren acceptabel zijn als offer, hoe de slacht moet plaatsvinden, wie vlees of huid van het offer krijgt, wat er met het bloed gebeurt, en zo verder. Het zondoffer en schuldoffer breng je alleen als dat nodig is omdat je ertoe verplicht wordt, omdat zich een omstandigheid heeft voorgedaan ten aanzien waarvan dat offer is voorgeschreven. Het [offer van Abraham] lijkt me meer iets met eerstgeborenen te maken hebben, waarna God een lam ter vervanging aanbiedt. Hoe zie jij dat? In aanvulling op wat ik hierover eerder schreef: ik denk niet dat de vervanging van Isaäk door een ram de kern van deze geschiedenis is, maar het feit dat God Abraham op de proef wil stellen, dat Abraham deze beproeving glansrijk doorstaat, en dat de hele wereld door deze gebeurtenis gezegend wordt. Wat "eerstgeborene" betreft: de Torah schrijft voor "De eerstgeborene van uw zonen zult gij Mij geven" (Exodus 22:29). Dat vers kan echter niet betekenen dat God kinderoffers verlangt, want God noemt kinderoffers op diverse plaatsen een gruwel. Het woord "eerstgeborene" in Exodus 22:29 - בְּכוֹר, bekor - is ook een heel ander woord dan יָחִיד, yachid in Genesis 22:2. Beide woorden betekenen ook iets verschillends. Bekor heeft te maken met vrucht dragen en yachid met het getal één, met énig, alleen. En dat is van belang, wanneer je bedenkt dat Abraham ook nog een andere zoon had, Ismaël! God duidt Isaäk aan op een bijzondere, toespitsende manier: "neem toch je zoon, je enige (yachid), die je liefhebt, Isaäk" (Genesis 22:2). Dat lijkt me dus het wezenlijke, dat God Abraham vraagt om hem datgene (terug) toe te vertrouwen dat hij het meeste liefheeft. Zelfs dát er een dier, (of waarschijnlijker: dieren) sterven moesten in Genesis 3:21 weet je niet helemaal zeker. Het vers zegt dat God katenot, tunieken, maakte van עור, or. In sommige Joodse commentaren kom je de opvatting tegen dat het om wol gaat, datgene wat van de huid komt en niet noodzakelijkerwijs de huid zelf. Ja, er is veel ruimte om te interpreteren en de ene verklaring hoeft de andere niet uit te sluiten. Het geeft m.i. de tekst diepgang als daar meerdere waardevolle betekenissen uit kunnen worden afgeleid. Zo is ook een verklaring van de rabijnen dat Abel wol offerde en Kaïn vlas. Daarvan afgeleid zou zijn dat een kledingstuk niet uit vlas en wol mag bestaan; dus geen vermenging. Ik neem daar graag kennis van. Idem. Ik vind het ook leuk om erover na te denken en erachter te komen welke betekenis het allemaal voor mij persoonlijk heeft. Link naar bericht Deel via andere websites
Aanbevolen berichten