Hongerige Wolf 0 Geplaatst 10 februari 2009 Rapport Share Geplaatst 10 februari 2009 Goedemorgen allemaal, Momenteel ben ik in de Bijbel aangeland in Leviticus; eigenlijk best een mooi boek vind ik, en dat had ik niet verwacht. De kern van Leviticus, de verzoening, is eigenlijk prachtig (alleen de manier waarop is gewoon saai). Ik ben alleen een tegenstelling tegengekomen waarvan ik niet helemaal weet wat ik daar van moet denken. Leviticus 25:39-46 "Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en zichzelf aan jou verpandt, mag je hem niet als slaaf behandelen. Je moet hem beschouwen als een loonarbeider of als een vreemdeling die bij je woont. Tot aan het jubeljaar zal hij voor je werken, dan hoeft hij je niet meer te dienen en kan hij met zijn gezin terugkeren naar zijn eigen familie en naar de grond van zijn voorouders. Het volk dat ik uit Egypte heb weggeleid behoort mij toe, Israëlieten kunnen dus niet als slaaf verkocht worden. Toon ontzag voor je God en beul hen niet af als slaven. Als slaven en slavinnen kun je mensen kopen uit de omringende volken, of vreemdelingen die bij jullie wonen of de nakomelingen die zij in jullie land hebben gekregen. Die slaven en slavinnen zijn je eigendom, je kunt hen als erfelijk bezit aan je nakomelingen nalaten; zij zullen voor altijd als slaaf voor je blijven werken. Maar je volksgenoten, de Israëlieten, je eigen verwanten, mag je nooit als slaven afbeulen." Vette pech voor de omringende volkeren dus eigenlijk. Nu was ik toch al niet van plan slaven aan te schaffen, dus het maakt niet echt uit. Maar ik wil wel graag duidelijk krijgen wat nu de visie van Leviticus is op dit geheel; in hoeverre Israëlieten en niet-Israëlieten gelijk zijn. De rest van het boek maakt het er namelijk niet gemakkelijker op: Leviticus 19:33,34 "Iemand die als vreemdeling in jullie land verblijft, mag je niet onderdrukken. Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. Ik ben de HEER, jullie God." Ook juridisch zijn Israëlieten en andere mensen gelijk volgens God: Leviticus 24:22 "Vreemdelingen en geboren Israëlieten moeten volgens dezelfde norm worden berecht. Ik ben de HEER, jullie God." Ik vind dit niet helemaal corresponderen met 25:39-46. Waarom zou de auteur (als er al sprake is van één auteur) dit er zo in gezet hebben? Wat moet je hier nu mee? En, hoe denken jullie eigenlijk zelf over deze kwestie in hedendaags perspectief? Zijn we echt allemaal gelijk, of is de één ietsje gelijker dan de ander? Citaten uit de NBV overigens. Tot op heden zwijgen alle Bijbelcommentaren die ik hierover heb geraadpleegd, of ze beamen dat het inderdaad een beetje wazig is. Liefs, HW Link naar bericht Deel via andere websites
Michiel 14 Geplaatst 10 februari 2009 Rapport Share Geplaatst 10 februari 2009 Wat vind je niet corresponderen met elkaar, want ik zie niet heel scherp wat jij tegengesteld vind. Link naar bericht Deel via andere websites
Hongerige Wolf 0 Geplaatst 10 februari 2009 Auteur Rapport Share Geplaatst 10 februari 2009 Leviticus 25:39-46: Israëlieten en niet-Israëlieten zijn ongelijk, hoeven niet gelijk behandeld te worden. En dat correspondeert niet met: Leviticus 19:33, 24: Israëlieten en niet-Israëlieten moeten gelijk behandeld woren. Leviticus 24:22: Israëlieten en niet-Israëlieten moeten gelijk berecht worden. Link naar bericht Deel via andere websites
Rafox 0 Geplaatst 10 februari 2009 Rapport Share Geplaatst 10 februari 2009 Feitelijk even zonder waarde oordeel: Je hebt gelijk. Er is verschil in civielrechtelijke positie en er is gelijkheid onder het strafrecht Link naar bericht Deel via andere websites
Nunc 0 Geplaatst 10 februari 2009 Rapport Share Geplaatst 10 februari 2009 vergeet niet dat een "slaaf" zoals bedoeld in Leviticus (en elders) niet iemand is die je mag afbeulen (zoals bv. gebeurde bij de slavenhandel en in de VS enkele eeuwen geleden, of op de romeinse schepen). Een "slaaf" is een knecht, en moet zo behandeld worden. Dit lijkt veel meer op bv. de horigen uit de middeleeuwen, mensen die (evt met familie) een levenslange dienstbetrekking hebben bij een heer. De heer zorgt dan voor hen en hoort hen goed te behandelen. Lev.25 geeft aan dat een Israeliet altijd "vrij" moet zijn en niet een dienstverband in de vorm van "slaaf" mag aangaan. Dat is van symbolische betekenis, want het verwijst ernaar dat ze ooit wel slaven in Egypte waren. Lev.19:33-34 geeft aan dat Israelieten en niet-Israelieten gelijk behandeld moeten worden, maar het gedeelte geeft ook de context aan: "Iemand die als vreemdeling in jullie land verblijft, mag je niet onderdrukken. 34 Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf"... het gaat hier niet om iets juridisch, maar om hoe je met ze om moet gaan: niet onderdrukken. Dat betekent niet dat ze niet de vorm van dienstverband die hier "slaaf" genoemd wordt, mogen betrekken. Lev.24 gaat over berechting. Als een slaaf of een niet-slaaf iets doet (of aangedaan wordt) moeten ze gelijk berecht worden. De positie van heer heeft geen juridisch voordeel (geen klassejustitie) Als je Lev.19 verabsoluteert en doet alsof het niet in een context staat, dan is het in strijd met Lev.25. Een modern wetboek zou er waarschijnlijk bij Lev.19 bij gezet hebben dat het met uitzondering van de bepalingen in Lev.25 was. Maar aan de andere kant is het ook wel vrij logisch om preciezere bepalingen die na een algemene bepaling komen, niet tegen elkaar uit te spelen. Lev.25 komt na Lev.19 en is in het geheel duidelijk een uitzonderingsbepaling. Het geldt specifiek voor Israelieten, vanwege hun verleden. Het lijkt mij dat het probleem ligt bij het inzoomen op Lev.19 en doen alsof dat het laatste woord is. Link naar bericht Deel via andere websites
Aanbevolen berichten