Spring naar bijdragen

Aanbevolen berichten

Jakob en Israël zijn één en dezelfde alleen de betekenissen en naamgeving (de reden daartoe) zijn anders. Kun je wat voorbeelden uit Jesaja noemen waar een onderscheid wordt gemaakt tussen Jakob en Israël? Misschien kan ik het dan in de context proberen uit te leggen voor je?

Link naar bericht
Deel via andere websites

Quote:

hey mensen

jesaja heeft het veel over jakob,israel,jezus

nu vraag ik me af, wat is de achterliggende gedachte achter het woord jakob? zit hier een gedachte achter?

is dit alleen bedoeld voor DE jakob?

help me out

Bob The Poet

De naam Jakob betekend:"Hij die de hiel beetpakt; of Verdringer".

(Genesis 25:26) . . . En daarna kwam zijn broer te voorschijn en zijn hand hield de hiel van Esau vast; daarom gaf hij hem de naam Jakob. En Isaäk was zestig jaar oud toen zij hen baarde.

Link naar bericht
Deel via andere websites

Zoals Aimé schrijft is de betekenis van de naam Jakob, inderdaad 'hielenlichter' of 'die de hiel (beet)pakt'. In de Hebreeuwse taal heeft 'hielenlichter' de betekenis van oplichter, of leugenaar.

Als Jakob dan op een nacht, wanneer hij alleen is, wordt hij aangevallen door 'iemand', die met hem worstelde. Die persoon kan het niet winnen van Jakob en zegt: 'Laat mij gaan'. Jakob zegt echter: 'Ik laat je niet gaan, voordat je mij gezegend hebt'. Hierop vraagt die persoon naar de naam van Jakob. In het Hebreeuws is het vragen naar je naam, echter diepgaander dan in het Nederlands. Met het vragen naar je naam, vraag je naar iemand's identiteit. Het beste zou je het kunnen vertalen met 'Wie ben je', in plaats van 'Wat is je naam'.

En Jakob antwoord dan: 'Jakob'...

Nee, hij noemt niet alleen zijn naam, maar hij zegt waar hij mee worsteld. Hij zegt waarom hij al zijn hele volwassen leven op de vlucht is. Hij zegt wat zijn ware aard is. Hij belijd aan Degene met wie hij een geschil heeft, met wie hij worsteld dat hij een oplichter is, een leugenaar. En naar aanleiding van die erkenning, die belijdenis, wordt hij gezegend: '31 Jakob noemde die plaats Peniël, ‘want,’ zei hij, ‘ik heb oog in oog gestaan met God en ben toch in leven gebleven.’' (Genesis 32).

De mens moet tegenover de Heer belijden een oplichter te zijn, een leugenaar. Als we dat erkennen, kan de Heer de mens zegenen en kunnen we veranderd worden van een oplichter, naar een kind van Hem. Zoals ook Jakob veranderde in Israël.

Link naar bericht
Deel via andere websites

mooie post diakio !

het ging mij specfiek om dit vers - jesaja 40 vers 27 -

27 Jakob, waarom zeg je – Israël, waarom beweer je:

‘Mijn weg blijft voor de HEER verborgen,

mijn God heeft geen oog voor mijn recht’?

er word hier een verschil gemaakt tussen jakob en israel, dus jakob moet/moest iets betekenen

Link naar bericht
Deel via andere websites

Quote:

mooie post diakio !

het ging mij specfiek om dit vers - jesaja 40 vers 27 -

27 Jakob, waarom zeg je – Israël, waarom beweer je:

‘Mijn weg blijft voor de HEER verborgen,

mijn God heeft geen oog voor mijn recht’?

er word hier een verschil gemaakt tussen jakob en israel, dus jakob moet/moest iets betekenen

Goed opgemerkt.

Volgens mij heeft het verschil van die twee namen een tweeledige betekenis.

Één: het kan zijn on de woorden kracht bij te zetten. Als een moeder haar kind bestraffend of corrigerend toespreekt noemt ze vaak de volledige naam, of de naam én achternaam, zodat het kind zeker weet dat het om hem gaat.

De tweede verklaring vind ik zelf logischer:

Het hoofdstuk begint met de volgende woorden:

'1 Troost, troost mijn volk, zegt jullie God.

2 Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend

dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan, omdat zij een dubbele straf voor haar zonden

uit de hand van de HEER heeft ontvangen.'

Hier wordt gerefereerd aan een slavenbestaan, wat ons terug doet denken aan de tijd dat het volk in Egypte leefde, als een slavenvolk.

Nadat zij uit Egypte vertrokken, voerde hun weg door de zee. Paulus zegt daarvan in de brief aan Korinthe dat het een voorafspiegeling was van de doop.

Alle mensen zijn slaven van de zonde, maar worden daarvan bevrijd door middel van de doop. Petrus roept de mensen op (in Handelingen 2) om zich te laten dopen om daarmee vergeving te krijgen voor de zonden. Tóch is het zo dat je - na de doop - niet ineens een volstrekt ander persoon bent en dat je de rest van je leven gelukkig en zonder ziekte of dood door hoeft te brengen. Al die gevolgen van de zonde (want ziekte en dood zijn gevolgen van de zonde) blijven ook (juist) op christenen van toepassing.

Als dan in vers 27 een dubbele benaming wordt gebruikt, zowel Jakob als Israel (dus het volk vóórdat zij gezegend worden én het gezegende volk) dan houdt dat in dat zij beiden hetzelfde (moeten) verduren. Zowel Jakob als Israel beklaagd zich dat de Heer niet rechtvaardig is.

En in feite is wat er in dat vers staat de waarheid van vandaag de dag: want waarom moeten wij als christenen ook allemaal ellende meemaken? Dat is het verwijt wat wij de Heer soms makkelijk maken. We voelen ons beter dan onze onchristelijke medemensen, want wij geloven in de Heer en proberen Hem te dienen en Zijn geboden te houden, terwijl het anderen die dat niet doen allemaal voor de wind lijkt te gaan. Dat is in strijd met ons gevoel van rechtvaardigheid en als geestelijk volk van Israel zeggen wij dus wat vers 27 zegt: '‘Mijn weg blijft voor de HEER verborgen, mijn God heeft geen oog voor mijn recht’'.

Het vers geeft aan dat ieder mens zich onrechtvaardig behandeld voelt. Zowel de mens die nog met G*d worsteld en nog niet beleden heeft een zondaar te zijn, alsook de mens die dat wel beleden heeft en gedoopt is en door de Eeuwige gezegend is.

Het mooie aan de eerder aangehaalde geschiedenis is ook dat Jakob (of eigenlijk moet ik zeggen: Israel) na de zegen mank loopt. Lekkere zegen...

Maar het geeft aan dat geen enkel mens iets bespaard blijft. Alle mensen moeten hetzelfde verduren, zowel voor als na hun doop. We hebben immers, zoals het hoofdstuk begint, een dubbele straf ontvangen.

De afsluiting van het hoofdstuk daarentegen geeft aan wát de mensen die op de Heer hopen extra hebben. Zij zullen de kracht ontvangen om alles te dragen. Zij zijn verzekerd van de bovennatuurlijke kracht van de Heer, Die allen die Hem toebehoren zal dragen in Zijn kracht.

'29 Hij geeft de vermoeide kracht,

de machteloze geeft hij macht in overvloed.

30 Jonge strijders worden moe en raken uitgeput,

zelfs sterke helden struikelen,

31 maar wie hoopt op de HEER krijgt nieuwe kracht:

hij slaat zijn vleugels uit als een adelaar,

hij loopt, maar wordt niet moe,

hij rent, maar raakt niet uitgeput.'

Link naar bericht
Deel via andere websites
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid