Spring naar bijdragen

nt-del

Members
  • Aantal bijdragen

    277
  • Geregistreerd

  • Laatst bezocht

    Nooit

Berichten geplaatst door nt-del

  1. A.I.D.I.E.S.

    Uiteindelijk tellen er twee dingen in het leven van God, in het leven van de Mensen, en in het leven van de Engelen (Hemel en Hel)

    Voor God is het heel simpel, hij blijft voor eeuwig in de hemel.

    Maar voor de Engelen en de Mensen niet.

    God schiep de Engelen in de hemel, maar waarom gaf hij een vrije wil, zodat ze tegen hem konden rebelleren, en hij wist dat, kijk, het mooie is, God wist dat dat zou gebeuren, dus de vraag is, waarom liet hij dat toe? Als ze slaven waren geweest zonder wil, konden ze wel mooi voor eeuwig bij hem blijven leven.

    Ook Schiep God de mens, en bracht hem naar het Paradijs, of was al geschapen in het Paradijs. Misschien was dit wel de hemel. Goed. ook de mens rebelleerde tegen God, waarom gaf God de mens een vrije wil, hij wist toch dat dit zou gebeuren, als er geen vrije wil was, zou de mens gewoon kunnen leven in het Paradijs, hoe denken jullie hierover?

  2. A.I.D.I.E.S.

    Verder:

    Wij moeten werken doen, maar wat voor werk is God, dus alleen omdat hij auto God is, hoeft hij geen werken meer te doen? Hoe denken jullie hierover, God doet niks, hij leeft, en oordeelt alleen maar, zonder geen flikker uit te voeren, wat vinden jullie hier van.

    Sorry voor het groffe taalgebruik, dit is toch te zot voor woorden of niet

  3. Wat bedoel je met je tweede zin? Ik wil je niet kwetsen, hoor, sorry daarvoor...

    A.I.D.I.E.S.


    Samengevoegd:

    Ik wil je niet kwetsen, hoor, sorry daarvoor...BIJ AL MIJN POSTS

  4. A.I.D.I.E.S.

    Als ik aan de Gehanno denk, of Hel, dan wordt ik er bang van, hoe kan dat toch, dat God zomaar toelaat dat er miljoenen miljoenen mensen eeuwig in de hel zullen branden, Is god dan werkelijk rechtvaardig?

    Die mensen die in de hel zullen komen, hebben toch werkelijk geen leven, hebben ze dat dan echt verdiend?

    Ik vindt dit nogal moeilijk, misschien heeft iemand tips....

    ook al weet ik veel, zo niet alles, toch vraag ik het bedankt, let maar niet op deze laatste zin hoor, mag je zelf weten...


    Samengevoegd:

    Over dit onderwerp yahni dat ik veel zo niet alles weet dus...nu ja nou ja goed.

    AIDIES

  5. A.I.D.I.E.S.

    In onze Kerk heb je 7 ambten van diaken.

    Hoe zit dat in de R.K.K.

    Olmoyo (Faithful)

    Maudyono (Confessor of Faith)

    Masamrono (Singer)

    Korooyo (Reader)

    Youfadyakno (Sub-deacon)

    Msamsono (Full Deacon)

    Archedyakon (Arch-Deacon )


    Samengevoegd:

    Ik ben altijd bang dat ik lieg, misschien lieg ik ook wel?

    A.I.D.I.E.S.

  6. A.I.D.I.E.S.

    Wie kan mij de fundering geven voor het ambt van Bisschop, dus is dat bepaald door de synodes, staat dat in de Bijbel, of waar is de ambt van Bisschop op gebaseerd?

    Ditzelfde geldt ook voor de ambt van Patriarch.

    Ditzelfde geldt ook voor de Aartsbisschop.

    Kunnen vrouwen ook de rang van diaken krijgen, en zo ja, wat is de fundering hiervoor?


    Samengevoegd:

    Het is even niet van belang of ik het nou weet of niet, ik denk bijvoorbeeld wel dat ik weet van de Patriarch, toch zou ik het graag van iemand van jullie horen, ter bevestiging zeg maar.

    AIDIES

  7. A.I.D.I.E.S.

    De Oriëntaals-orthodoxe Kerken bevatten 10 kerken:

    1. Armeens Orthodox en Apostolische Kerk

    2. Brits Orthodoxe Kerk

    3. Keltisch Orthodoxe Kerk

    4. Koptisch Orthodoxe Kerk van Alexandrië

    5. Eritrees Orthodoxe Tewahedo Kerk

    6. Ethiopisch Orthodoxe Tewahedo Kerk

    7. Frans Koptisch Orthodoxe Kerk

    8. Malankara Jacobitische Syrisch Orthodoxe Kerk

    9. Malankara Orthodox Syrische Kerk

    10. Syrisch Orthodoxe Kerk van Antiochië

    Voor de situatie van de Syrisch Orthodoxe Kerk van Antiochië in Nederland, zie: link

    Kan iemand mij inzicht geven van de andere 9 kerken, in hun situatie in Nederland per 01.01.2008, bijvoorbeeld bisdommen en kerken in Nederland.

    Ook al weet ik misschien wel, toch vraag ik het...

  8. Sint Clemens I, in het Syrisch Mor Klimis, Bisschop of Paus van Rome, hoe is hij de marteldood gestorven, weet jij dat misschien Diakio?

    A.I.D.I.E.S.


    Samengevoegd:

    Noems eens een belangrijke heilige op, die niet in deze lijst staat, natuurlijk zijn alle heiligen belangrijk, maar ik denk wel dat je weet wat ik bedoel.

    A.I.D.I.E.S.

    Maria staat er volgens mij niet op, maar ik geloof wel dat ze een heilige is in onze kerk Hoor!

  9. A.I.D.I.E.S.

    Het hier volgende kleine alfabetische heiligenoverzicht is om praktische redenen beperkt tot deze kerngroep die men op moderne kalenders aantreft (de lijst is gebaseerd op ‘De Gouden Sleutel tot de Goddelijke Eredienst’ van Patriarch Efrem Barsaum, uit 1951). Daarnaast bevat de lijst de verschillende heiligen die tijdens de Anaphora regelmatig vermeld worden in de Dyptichen, waar men ze aantreft bij de nagedachtenis aan de Leermeesters.

    Opmerkingen:

    - ‘Mor’ (‘mijn heer’) is het Syrische equivalent voor ‘H.H.’ (His Holiness, heilige) of ‘St.’, maar het wordt ook regelmatig gebruikt voor bisschoppen.

    - In het Syrisch wordt de Griekse naamuitgang -ius uitgesproken als –ios zoals in Dionysius → Dionysios. Wij gebruiken ze hier door elkaar.

    Bronnen: De verborgen Parel, deel III, Brock, S. en D. Taylor (ed.), 2001 en Syriac Orthodox Resources; zie link

    Abay of Ab-hay (1 oktober): Leefde in het midden van de vierde eeuw in het Perzische Rijk. Terwijl zijn vader, een plaatselijke bestuurder van koninklijke afkomst, deelnam aan één van de belegeringen van Nisibis, ging Abay een keer op jacht en kwam in het Qellet-gebied in Tur ‘Abdin, Addai, de abt van een klooster, tegen. Door diens invloed bekeerde hij zich tot het christendom. Verbolgen marcheerde zijn vader op naar het klooster, vermoordde zijn eigen zoon, de plaatselijke bisschop Krafos (of Karpos) en heel veel christenen. Daarop werd zijn vader ziek. In een droom echter kwam het tot hem dat hij beter zou kunnen worden met behulp van de grond van de plek waar hij het bloed van zijn eigen zoon had vergoten. Hij ging daarop naar Qellet en bouwde er uit dankbaarheid voor zijn herstel een klooster dat hij naar zijn zoon vernoemde. De ruïnes van het klooster zijn heden nog te bezichtigen vlak buiten het dorp Qellet.

    Abgar de Zwarte (woensdag, in de middelste week van het Grote Vasten): De viering van de gedachtenis aan koning Abgar V van Edessa hoort tot de plaatselijke liturgische traditie van Edessa.

    Abrohom en Hobil (Abel) (7 augustus) Deze twee pilaarheiligen leefden volgens het Leven van Philoxenus, tegen het einde van de vijfde eeuw in de buurt van Midyat, Tur ‘Abdin. Het klooster dat naar hen vernoemd is, even ten oosten van Midyat, bestaat nog steeds en is kort geleden gerestaureerd. Hobil is een heilige wiens gebed traditioneel wordt ingeroepen door mensen die lijden aan oogziekten en verlamming.

    Addai Er worden twee Addai’s vereerd. De eerste de apostel Addai; de tweede wordt beschreven als de ‘leraar van Abay’.

    Aho (25 januari, 16 april) Er zijn ten minste twee heiligen met deze naam;

    (1) Een leerling van Mor Augin die volgens de overlevering de stichter van het kloosterwezen in Mesopotamië was, uit de vierde eeuw. Hij stichtte een belangrijk klooster in de buurt van Finik (dicht bij de oostelijke oever van de Tigris, ten noorden van Gozarto/Cizre in Zuidoost Turkije).

    (2) Een andere Aho leefde op het eind van de zesde eeuw; hij kwam uit Resh’aina en werd op twaalfjarige leeftijd leerling van een plaatselijke monnik. In 573 werd hij tijdens een overval van de Perzen gevangen genomen en gedwongen soldaat te worden in het Perzische leger. Hij slaagde er in terug te keren naar het gebied van Nisibis en zijn bestaan als kloosterling weer op te nemen om vervolgens zelf een klooster te stichten. Hij maakte reizen naar Jeruzalem en Constantinopel, waar hij een relikwie van het heilige Kruis wist te verwerven. Tijdens zijn vele missiereizen wist hij vier dorpen in het gebied van Malatya te bekeren, waar hij ook weer een klooster stichtte. Hij stierf, op hoge leeftijd, op een 25e januari. (Volgens andere bronnen, leefde hij enige generaties eerder, en stierf hij in 524).

    Ahudemmeh (18 september): Leefde in de zesde eeuw en werd geboren in Balad. Als bisschop, wijdde hij zijn hele leven aan missionair werk onder de Arabische nomadenstammen ten zuiden van Tur ‘Abdin; hij wist hun vertrouwen te winnen door zijn helende geestelijke kracht. Hij gaf hun ook een bedevaartsoord, toegewijd aan Mor Sergius, op Perzische bodem. Het beroemde heiligdom van Mor Sergius lag in Resafa in het Romeinse Rijk, net voorbij de toenmalige grens tussen het Perzische en Romeinse Rijk. Toen de zoon van de Perzische sjah Koesrau I (531 – 579) zich tot het christendom wilde bekeren was Ahudemmeh bereid hem te dopen, maar stuurde hem uit veiligheidoverwegingen onmiddellijk de grens over. Ahudemmeh zelf werd gearresteerd en gevangen gezet. Hoewel de Arabische stam waar hij bevriend mee was geraakt hem probeerde vrij te kopen (men bood drie keer zijn gewicht in goud), wees Ahudemmeh dit genereuze aanbod af en stierf uiteindelijk in gevangenschap op vrijdag 2 augustus 575.

    Anthimos: Zijn herdenkingsdag komt in oude heiligenkalenders voor op 20 juli. Hij was patriarch van Constantinopel (535-536) en een vriend van Mor Severios, de patriarch van Antiochië. Hij werd afgezet door Keizer Justinianus omdat hij weigerde de geloofsformulering van Chalcedon (451) te accepteren.

    Antonius (17 januari): Een van de grote Kerkvaders van de vroeg-Egyptische kloostertraditie. Hij wordt door de voornaamste christelijke kerken herdacht. Ook al leefde hij als kluizenaar en trok hij zich steeds verder in de woestijn terug, toch verzamelden zich rondom hem vele leerlingen. Na zijn dood in 356 ontstond er rond zijn grotwoning een klooster (dat vandaag de dag een zeer bloeiende Koptisch-orthodox klooster is). Er bestaan vroeg-Syrische vertalingen van zijn Leven(geschreven door Mor Athanasius) en van één van zijn Brieven.

    Athanasius (1 mei): Bisschop van Alexandrië van 328 tot 373 (hij stierf in hetzelfde jaar als Mor Efrem). Veel van deze jaren bracht hij in ballingschap door omdat hij ageerde tegen de politiek van de Romeinse keizer, die de Ariaanse leer steunde. Vele van zijn uitvoerige Griekse geschriften werden in het Syrisch vertaald; deze omvatten naast veel theologische werken zijn Leven van Mor Antonius en een ‘Inleiding tot de Psalmen’.

    Augin (20 april): Volgens de overlevering de stichter van het Syrisch kloosterleven. Hij kwam oorspronkelijk uit Klysma (het moderne Suez) en begon als een parelduiker die parels weggaf aan armen en behoeftigen. Halverwege zijn leven besloot hij monnik te worden in het klooster van Mor Pachomius. Van daaruit ging hij naar Mesopotamië en vestigde zich in de buurt van de berg Izla (de ruïnes van het klooster met zijn naam bevinden zich nog op de hellingen van de Izla, vanwaar men trouwens een prachtig uitzicht heeft over de Mesopotamische vlakte). Een verslag vermeldt Mor Augin als één van de steunpilaren van de kloosterwereld; de andere twee zijn Mor Antonius in Egypte en Mor Hilarion in Palestina. Mor Augin had, volgens zeggen, twee zusters, Thekla en Stratonike, die allebei nonnenkloosters stichtten. In de loop van de tijd werden de details die over zijn leven verteld werden tot een soort legende: zo werd het aantal van zijn leerlingen 70, als imitatie van Lucas 10:17. Ook in de kerk van het Oosten wordt hij vereerd.

    Azazo’il (12 mei): Was afkomstig uit Samosata (Samsat) en stierf op 15 augustus 304 als martelaar in Rome. Hij was de zoon van een belangrijke burger van Samosata en tijdens de christenvervolgingen onder Keizer Maximianus beleed hij openlijk zijn geloof. Ondanks zijn jonge leeftijd – hij was 15 – werd hij geboeid naar Rome afgevoerd waar hij door Maximianus zelf werd ondervraagd. Het Leven van Mor Azazo’il vermeldt de lange woordenwisselingen tussen Mor Azazo’il en keizer Maximianus. Daartussendoor werd hij tot twee keer toe gefolterd en gevangengezet – en telkenmale genas hij op wonderbaarlijke wijze. In verbittering liet de keizer hem ten slotte ter dood brengen. Volgens het Syrische Leven is zijn feest op de 2e maandag van augustus, dus de maandag voor het Tenhemelopneming van de Moeder Gods (15 augustus), met nog een andere feestdag op 12 mei. De naam van zijn Griekse tegenhanger is Pankratios.

    Balai: was een beroemde dichter aan het eind van de vierde eeuw/begin vijfde eeuw. Waarschijnlijk leefde hij in Qenneshrin (Chalkis; in de buurt van Aleppo) omdat één van zijn gedichten over de wijding van de kerk in die stad gaat. Hij wordt vermeld in de canon van de Kerkvaders, maar staat op geen enkele heiligenkalender.

    Barbara en Juliana (4 december): Mort Barbara was de dochter van Dioscorus, een heiden van adellijke geboorte in Nicodemië (het moderne Izmit in Turkije). Haar vader hield haar in strikte afzondering en had haar opgesloten in een toren. Daar werd zij in het geheim christen. Toen haar vader dat ontdekte trok hij zijn zwaard om haar in zijn woede te vermoorden maar zij wist te ontsnappen – om later weer gepakt te worden en voor het gerecht gesleept te worden dat haar aan foltering onderwierp. Toen Mort Juliana, die toevallig aanwezig was, medelijden toonde, werd zij eveneens gemarteld. Beide vrouwen werden uiteindelijk om hun geloof onthoofd. 4 december is ook de dag dat de Grieks-orthodoxe en de Rooms-katholieke kerken hen eren.

    Bar ‘Ebroyo (Barhebraeus, 30 juli):

    Mor Gregorius Yuhanon Bar ‘Ebroyo is ook bekend onder de Latijnse naam Gregorius Barhebraeus of het Arabische Gregorius Abu ‘l Faraj. Hij werd geboren in 1226 in Melitene, het huidige Malatya in Turkije, stierf op 30 juli 1286 in Maragha en werd begraven in het klooster van Mor Mattai in de buurt van Mosul in Noord Irak.

    In de voetsporen van zijn vader studeerde hij medicijnen in Antiochië en Tripoli. Hij werd ingewijd tot bisschop van Gubus in 1266 en tot Mafriaan van het Oosten in 1266, het hoogste kerkelijke ambt na de patriarch, met als residentie het klooster van Mor Mattai. Mor Gregorius Yuhanon Bar ‘Ebroyo was een veelzijdig geleerde die over vrijwel elk onderwerp schreef: theologie, geschiedenis, medicijnen, wiskunde, grammatica, filosofie, recht, ethiek, monastiek. Zelfs een boekje over grappige verhalen. Zijn werken, waarvan de meeste geschreven zijn in het Syrisch en een paar in het Arabisch, zijn encyclopedisch van natuur. Hij is geen heilige in de Syrisch-orthodoxe kerk maar wordt wel elk jaar herdacht op 30 juli.

    Als veelzijdig geleerde met uitzonderlijke belezenheid en een buitengewoon vermogen om kennis tot een geheel te vormen, schreef hij over bijna ieder onderwerp dat in zijn tijd bestudeerd werd. Zijn belangrijkste geschriften vallen in zeven onderwerpen uiteen:

    Historische werken, bestaande uit een Wereldkroniek en een Kerkgeschiedenis; van het eerste deel maakte hij voor een moslim vriend een Arabische versie.

    Theologisch: een uitvoerig compendium in 12 delen, onder de titel De Kroonluchters van het Heiligdom (Mnorat Qudscho), en een kortere versie Het boek van de Stralen (Ktobo d’Zalge); De Schatkamer der Mysteries (Osar Roze), een verzameling filologische en exegetische aantekeningen over de hele Bijbel; het Ithiqon, met als titel Over Deugdzaam Gedrag; en een kleiner werk over het kloosterleven, genaamd: Het Boek van de Duif.

    Boeken over het wezen van de Kunst, met als grootste en belangrijkste Het Boek van de Pracht (Ktobo d-Semhe); een van zijn twee kleinere boeken over dit onderwerp is in vers geschreven.

    Filosofie: zijn beroemde Het Puik der Wijsheid is een groot compendium op de filosofie van Aristoteles; kleinere werken over de filosofie zijn onder andere: In gesprek met de Wijsheid (Swod Sufya), Het Puik der Verhandelingen (Tegrat Tegrotho) en Het Boek van de Pupillen (van het oog; Ktobo d’Botho), over de logica.

    Astronomie, in zijn De Opgang van het Verstand (Ktobo d’Suloqo Hawnonoyo).

    Het Boek van de Grappige verhalen, een collectie korte verhalen en uitspraken.

    Gedichten, waarvan het beroemdste heel lang is, Over de Wijsheid.

    Mor Gregorius Yuhanon Bar ‘Ebroyo schreef ook over de geneeskunde. Dat boek is helaas verloren gegaan. Zijn ruimdenkendheid dwong zeer veel respect af, niet alleen onder de Christenen van andere kerken maar ook onder de moslims. Arabische en Perzische moslim schrijvers van wier werken hij geregeld gebruik maakte zijn Al-Ghazali (in het Ithiqon), Ibn Sina en al-Tusi (in het Puik de wijsheid) en Abu Sa’d al Abi (in de Grappige verhalen).

    Zo’n zeven eeuwen voor de moderne oecumenische dialoog tussen de kerken van de Syrische traditie begon, was niemand minder dan Bar ‘Ebroyo al vooruitgelopen op de conclusies van de moderne theologen die deelnamen aan de ‘Syrische dialoog’:

    “Nadat ik lang en breed over de zaak had nagedacht, raakte ik ervan overtuigd, dat deze conflicten tussen de verschillende christelijke kerken niet gaan over concrete zaken, maar over woorden en terminologieën; want alle erkennen zij Christus onze Heer als volmaakte God en de volmaakte Mens, zonder vermenging, verstrengeling of verwarring van de naturen…En zo beschouwde ik alle christelijke gemeenschappen – met hun christelijke standpunten – als groepen met een gemeenschappelijke basis, die voor alle gelijk isâ€.

    Barsaumo (3 februari): Werd geboren in de buurt van Samosata, aan de rivier de Eufraat. Na een ontmoeting met een kluizenaar, Abraham genaamd, werd hij monnik. Zijn daarop volgende ascetisch leven van vasten en gebed maakte hem zeer bekend en zijn faam bereikte zelfs tot de Romeinse keizer die hem uitnodigde voor het Tweede Concilie van Efese (449) waar hij de enige niet-bisschop was met stemrecht. Zijn vele reizen brachten hem naar Palestina en naar de Sinaï. Hij stichtte ook het klooster met zijn naam, gelegen tussen Samosata en Melitene (Malataya in Turkije), dat nog veel later de ambtswoning zou worden van Patriarch Michaël de Grote (de ruïnes dragen nog steeds zijn naam: Borsum kalesi).

    Basilios en Gregorios (1 januari): Mor Basilios, zijn broer Gregorios van Nyssa en zijn vriend Gregorios van Nazianzus zijn de drie grote Kappadocische Kerkvaders. Samen met Mor Athanasius en Mor Efrem vormen zij de grote theologische Lichtende Voorbeelden van de vierde eeuw. Na een Griekse opvoeding in Athene werd Mor Basilios in 358 monnik in een klooster bij Neocaesarea (het moderne Niksar). Daarna werd hij in 370 benoemd tot bisschop van Caesarea (Kayseri). Veel van zijn geschriften werden al vroeg in het Syrisch vertaald; in één ervan vermeldt Mor Basilios een geleerde Syriër – volgens enkele latere schrijvers was dat Mor Efrem. Hoewel deze mededeling nu onjuist blijkt te zijn leidde ze wel tot de opmerking in hetLeven van Efrem, dat Mor Basilios en Mor Efrem elkaar hebben ontmoet. De Gregorios die samen met Mor Basilios wordt vereerd, wordt in sommige heiligenkalenders genoemd als zijn broer, de bisschop van Nyssa en in andere als zijn vriend Greogorios van Nazianzus. Deze beide Gregoriussen waren buitengewone theologen en veel van hun Griekse werken werden in het Syrisch vertaald. De Gregorius die in het Eucharistisch Offergebed van de Kerkvaders wordt herdacht is Gregorius van Nazianzus, die vaak wordt omschreven als ‘de Theoloog’.

    Bassos en Susanna (11 mei): Martelaren onder Shapur II (309-379). Zij waren de tweelingkinderen van de zoroastrische priester Aburad. Toen zij kinderen waren vertelde een christelijke gevangene, die als slaaf in hun huis werkte, hen over het christendom. Later in hun leven werden zij gedoopt door een asceet, genaamd Longinus, die in ‘de Vallei van Gehenna’ woonde tussen Hespes en Hazakh in Tur ‘Abdin. Hun vader is verbolgen als hij hiervan hoort en Susanna en Longinus worden gedood. Bassos was er in geslaagd te ontkomen maar ook hij werd uiteindelijk gegrepen en onthoofd.

    Behnam en Sara (10 december): Behnam en zijn dochter Sara waren martelaren die leefden in de tweede helft van de vierde eeuw in het Perzische Rijk. Het verhaal over hen dat tot ons is gekomen heeft bijna de vorm van een historische roman. Behnam en Sara waren volgens de overlevering de kinderen van een plaatselijke vorst, koning Sencharib. Sara leed aan melaatsheid. Behnam droomde dat zij zou worden genezen door een christelijke kluizenaar genaamd Mattai. Daarop ging Behnam op zoek naar deze kluizenaar en toen hij hem vond slaagde Mattai erin Sara te genezen. De vader was daar zeer blij mee maar ook verbolgen dat zijn kinderen zich tot het christendom aangetrokken voelden. Toen Behnam en Sara een keer ’s avonds ongemerkt het huis hadden verlaten om een christelijke eredienst bij te wonen werden zij door soldaten gegrepen en vermoord. Als koning Sencharib dat hoort wordt hij gek. Maar zijn vrouw Shirin laat de kluizenaar Mattai komen om hem te genezen. Daarop bekeren zowel de koning als de zijn vrouw zich tot het christendom en bouwen ze bovendien een kerk ter nagedachtenis aan hun kinderen. Uit dankbaarheid tegenover Mattai bouwen ze ook een klooster voor hem (de schrijver van het verhaal heeft hier vast het huidige klooster van Mor Behnam, ten zuiden van Mosul, in gedachten en dat van Mor Mattai ten noorden van Mosul).

    Dionysios/Dionysius van Athene (3 oktober, 3 december): Mor Dionysios wordt vermeld in Handelingen 17:34 als bekeerling door Paulus. Op het eind van de vijfde eeuw wordt een grote hoeveelheid mystieke teksten aan hem toegeschreven die spoedig grote invloed kregen en door Mor Sergius van Resh’aina in het Syrisch vertaald werden. Er bestaat een ook een legendarisch Leven van Dionysios dat hem in verband brengt met Heliopolis (Baalbek, Libanon) en hem astronomische vaardigheden toedicht.

    Dioscoros (4 september): De patriarch van Alexandrië en de opvolger van Mor Cyrillus van Alexandrië. Hij was een sterk voorstander van de één-natuur christologie. Hij werd op het Concilie van Chalcedon (451) afgezet en stierf in ballingschap in 454.

    Dodo (20 mei): Mor Dodo was een hoge zoroastriaanse ambtenaar tijdens de regering van de Perzische sjah Shapur II (309-379). Mor Dodo voelde zich aangetrokken tot het christendom en bekeerde zich. Dit leidde tot zijn aanhouding, marteling en tenslotte zijn dood. Maar vlak voor zijn dood had hij één van de zonen van de Sjah, Gubraloho, met wie hij was opgegroeid bekeerd tot het christendom. Mor Dodo wordt vooral vereerd in Basibrin waar er een kerk aan hem is gewijd.

    Domet of Dimet (24 september; ook 7 augustusknipoog_dicht.gif:

    Genezer en wonderdoener uit de tweede helft van de vierde eeuw. Hij kwam uit Amid (Diyarbakir) en bekeerde zich uit het heidendom tot het christendom toen een uit de kom geschoten heup genezen werd door Mor Shabay. Hij had die verwonding opgelopen tijdens een nachtelijk treffen met een engel. Na dit treffen werd hij door Mor Shabay gedoopt, samen met zijn dienaar Abay. Met Mor Shabay leidde Mor Dimet vervolgens een ascetisch leven in de Qoros bergen in West Tur ‘Abdin. Uiteindelijk ontving hij ook de gave van genezing.

    Elia (1 februari; 20 juli):

    De Oudtestamentische profeet wiens daden vermeld worden in 1 Kon. 17-19, II Kon. 2.

    Elia III (13 februari): Patriarch van 1917-1932.

    Geboren in Mardin. Hij werd monnik van het Deir ez-Za’faran klooster. Later verkoos men hem tot patriarch. In 1932 reisde hij naar India waar hij stierf en begraven werd in Umallur. Bij zijn graf hebben veel genezingen plaatsgevonden. Hij werd in 1982 heilig verklaard.

    Efrem (306-373, eerste zaterdag van het Grote Vasten): De grootste Syrische dichter, ‘de Lier van de Heilige Geest’, werd aan het begin van de vierde eeuw geboren in het gebied rond Nisibis (ten Noordwesten van Mosul in Noor Irak). Maar in 363 werd de Nisibis, als onderdeel van een vredesverdrag, overgedragen aan de Perzen, waardoor Mor Efrem een vluchteling werd. Uiteindelijk belandde hij in Edessa waar hij de laatste tien jaar van zijn leven doorbracht. Hij stierf op 9 juni 373.

    Zijn ouders waren waarschijnlijk christenen (ook al stelt een Leven uit de zesde eeuw dat zijn vader een heidens priester was). Het zesde-eeuwse Leven van Efrem schildert hem af als een monnik, maar dat is een anachronisme. Mor Efrem leefde wel celibatair. Het grootste deel van zijn leven was Mor Efrem diaken (in ± 338 werd hij tot diaken gewijd) en deed hij dienst in de kerk van Nisibis en diende onder Mor Jacob van Nisibis die deelnam aan de Synode van Nicea in 325.

    Mor Efrem schreef alleen in het Syrisch, het Edesseense dialect van het Aramees, maar zijn werken zijn vertaald in het Armeens, Grieks en later ook in het Latijn. Veel van zijn werken zijn in de vorm van proza, een poëtisch versritme. Hij schreef veel polemische werken tegen Marcion, Bardaisan, Mani en de Arianen. Hij schreef ook veel bijbelse commentaren, op basis van de Diatessaron, op Genesis. In zijn werk maakt hij veelal gebruik van typologieën en symboliek.

    Zijn proza nam twee vormen aan: madrashe (hymnen) en memre (vershomilieën). Zijn prozaïsche werk had grote invloed op de Syrische en Griekse hymnologie. In de kalender van Rabban Slibo wordt hij samen met twee andere Syrische dichters Mor Isaak en Mor Jacobus van Sarug herdacht op 19 februari; en dat is juister.

    Testament van Mor Efrem

    Ik, Efrem ben stervende en schrijf mijn testament

    Moge het een getuigschrift zijn voor hen die na mij komen;

    Bid dag en nacht, u hele leven door

    Zoals een ploeger ploegt, dag in dag uit

    Een ploeger, zijn werk is eerzaam en bewonderenswaardig;

    Wees niet zoals luie mensen in wiens velden doornen groeien,

    Bidt constant, want voor hem die het gebed liefheeft

    Zal hulp vinden in beide werelden.

    Esha’ya (Jesaja; 15 oktober): Hij was een van de leerlingen van Mor Augin die zich uiteindelijk vestigde in Anhel in Tur ‘Abdin. Zijn ouders, rijke mensen uit Aleppo, gaven hem een goede opvoeding en huwelijkten hem uit toen hij 22 was. Tijdens de huwelijksnacht verscheen er een engel aan hem en zijn jonge vrouw, Hanna. Mor Esha’ya en Hanna spreken af om verder in onthouding te leven. Mor Esha’ya kwam vervolgens Mor Augin tegen die op weg was naar Mesopotamië en door deze ontmoeting ontstond in Mor Esha’ya een verlangen om monnik te worden. Als hij dat aan Hanna vertelt vraagt zij hem of zij als eerste weg mag om non te worden. Dus gaan ze uit elkaar en vertrekt Mor Esha’ya om Mor Augin te volgen en een leven van prediken en genezen te leiden. Nadat hij zich had gevestigd in Anhel, maakte hij een pelgrimstocht naar Palestina. Als hij in de buurt van Aleppo is bezoekt hij zijn vrouw Hanna in haar klooster maar treft haar dood aan op haar doodsbed. Volgens de overlevering heeft hij na zijn terugkeer in Anhel zeer velen uit de plaatselijke bevolking gedoopt.

    In een paar middeleeuwse heiligenkalenders staan nog twee andere Jesaja’s: de oudtestamentische profeet op 9 maart en de grote monastieke schrijver uit Gaza, Abba Isaiah op 27 november.

    Gabriël van Beth Qustan/Bequsyone (31 augustus): Omdat hij een huwelijk wilde vermijden verdween Mor Gabriël naar het klooster van Mor Sergius en Bachus, ten noorden van Hah in Tur ‘Abdin, waar hij zeven jaar woonde als leerling van een heilig man genaamd Georgius. Hij verhuisde daarna naar het klooster van Qartmin waar hij de latere abt van werd. In 634 werd hij tot bisschop gewijd. Er doen veel verhalen de ronde over zijn wonderen en bij zijn dood in circa 648 werd de jonge Mor Simeon van de Olijven op miraculeuze wijze weer tot leven gebracht nadat hij in een menigte onder de voet was gelopen. Het klooster van Mor Gabriël is naar hem vernoemd.

    Giwargis Suhdo/Georgius/Joris (circa 275-303; 23 april): Het Syrische Leven van deze immense populaire heilige bevat een van de oudste vormen van zijn verhaal dat mettertijd steeds meer tot een legende uitgroeide (de draak, het symbool van het kwaad, verschijnt voor het eerst in de 11e eeuw). Giwargis Suhdo (Georgius de Martelaar) was een christelijke officier in Kappadocië die weigerde, de door de heidense heerser Dadianos uitgevaardigde opdracht om afgoden te aanbidden, uit te voeren. Na een aantal gruwelijke martelingen werd hij uiteindelijk gedood maar niet voordat hij verschillende wonderen had verricht en Alexandra, de vrouw van Dadianos, had bekeerd. Dadianos liet haar daarna ook om brengen. De eerste verwijzing naar deze heilige stamt uit de vierde eeuw. In de zesde eeuw was er in Lydda (Palestina) een belangrijk heiligdom gewijd aan hem.

    Hadbeshabo (20 juli): De naam is een verkorte vorm van Barhadbeshabo en dus is de heilige waaraan verschillende kerken in Tur ‘Abdin zijn gewijd ofwel Barhadshabo van Qartmin, een leerling van Samuël, die op de heiligenkalender van rabban Slibo op 8 maart wordt herdacht ofwel de vierde-eeuwse diaken van Erbil die in 354 werd gemarteld (herdacht op 20 juli). In de Syrisch-katholieke kerken staat Hadbeshabo bekend als de westerse heilige Dominic (die stierf op 6 augustus 1221), de Spaanse stichter van de Dominicaner Orde van Predikers, omdat beide mannen geboren op een zondag betekenen.

    Hananya (21 november): Toen Mor Hananya bisschop was van Mardin en Khaf Tutho was, herbouwde hij Deir ez-Za’faran, dat daarna zijn naam zou dragen. Hij stierf in 826.

    Ignatios (17 oktober): Bisschop van Antiochië en martelaar. Het weinige dat over zijn leven bekend is komt uit zijn brieven. Hij schreef deze brieven tijdens zijn reis die ging van Antiochië, via Smyrna (Izmir), naar Rome waar hij in 107 na Christus de marteldood stierf. In de Syrisch-orthodoxe traditie spreekt men vaak over hem als Nurono ‘de vurige’, vanwege de Latijnse betekenis van zijn naam (ignis = vuur).

    Ishaq/Isaak de Meester (19, 20 februari, 2 juni): Al in de tijd van Mor Jacob van Edessa bestond er onduidelijkheid over de identiteit van de verschillende dichters met de naam Isaak. Onduidelijk is welke Isaak hier bedoeld wordt.

    Ishaq van Niniveh (13, 14 mei, 11 september): De geestelijke leer van deze beroemde zevende-eeuwse Oost-Syrische schrijver uit Qatar werd spoedig ook door de Syrisch-orthodoxe monniken geapprecieerd, en dus komt hij voor op een aantal middeleeuwse heiligenkalenders.

    Iwannis/Johannes Chrysostomos (de ‘Guldenmond’, 27 januari, 13 november): Bisschop van Constantinopel. Geboren in Antiochië, waar hij ook studeerde. Voor hij gewijd werd leefde hij een tijd als kluizenaar. Hij kreeg de bijnaam ‘Guldenmond’ om zijn grote gave als prediker. Hij werd in 398 benoemd tot bisschop van Constantinopel, maar een onenigheid met Theophilos, bisschop van Alexandrië, en de ergernis van de keizerin Euxodia over de fanatieke manier waarop hij de mensen wilde hervormen, leidden tot zijn onterechte afzetting in 403. Hij werd tot twee keer toe verbannen en stierf in 407 tijdens zijn reis naar Pontus. Zijn commentaren (in de vorm van preken) op veel verschillende bijbelboeken werden in het Syrisch vertaald en hadden grote invloed.

    Jacob(us) de Apostel ( 28 december): in de Diptychen herdacht als eerste bisschop van Jeruzalem.

    Johannes de Doper 8 januari

    Klimis/Clement (15 februari): Clement was de bisschop van Rome aan het eind van de eerste eeuw. Zijn brief aan de Korinthiërs werd in de zevende eeuw vertaald in het Syrisch (de andere geschriften die aan hem worden toegeschreven zijn niet echt: er bestaat ook een biografie die gebaseerd is op een legende).

    Kurillos/Cyrillus Patriarch van Alexandrië (18 januari, 9 juni, 30 juli, 24 november): Groot theoloog en voorvechter van de Alexandrijnse miaphysitische (één-natuur) christologische traditie. Zijn afwijzen van de Antiocheense dyophysitische (twee-naturen) christologie bracht hem in conflict met Nestorius, de patriarch van Constantinopel, wiens afzetting hij bewerkstelligt had bij het Concilie van Efese (431). Veel van zijn geschriften werden in het Syrisch vertaald. Hij werd in 412 gekozen tot Patriarch van Alexandrië en stierf in 444.

    Kuryakos en Yulita/Cyriacus en Julitta (Martelaren, 15 juli): Tijdens een vervolging (onduidelijk is wanneer en waar) werden Mort Julitta en har driejarig zoontje Cyriacus ervan beschuldigd christen te zijn en werden ze voor het gerecht gesleept. Toen het kind liet merken dat hij het eens was met zijn moeder, dat het verkeerd was afgoden te aanbidden, werden zij allebei gemarteld. Het kind kreeg daarbij kracht door een visioen uit het Paradijs, en moedigde zijn moeder aan het vol te houden. Daarop werden ze beiden gedood om hun geloof. Er is nog een Kuryakos die voorkomt in de verslagen van het Vinden van het Kruis door Helena, de moeder van keizer Constantijn. Kuryakos is de doopnaam van de jood Judas, die de plaats van de kruisiging bekendmaakte. Volgens zeggen is hij later onder keizer Julianus (361-363) de marteldood gestorven.

    Malke (1 september): Een neef en leerling van Mor Augin, die ook uit Qlysma (Suez) kwam. Volgens zijn Leven was zijn moeder Rafqa de zuster van Mor Augin en was het zijn eigen zus Shafne, die hem de naam Malke gaf. Omdat hij niet uitgehuwelijkt wilde worden, vluchtte hij van huis weg en trok hij met zijn vriend Elisha’ (waarvan gezegd wordt dat hij het Leven geschreven heeft), tot hij Mor Augin tegenkwam; van hem hoorden zij over het monnikenbestaan. Na een bezoek aan Jeruzalem en de Egyptische woestijn van Sketis, keerde hij terug naar de berg Izla waar hij de zegen ontving van bisschop Jacob van Nisibis. Vervolgens bouwde hij een klooster in de buurt van Arkah (en niet Anhel), en werd, zo gaat het verhaal, naar Constantinopel geroepen om een duivel uit te drijven bij de dochter van keizer Constantijn. Op de terugreis uit Constantinopel vroeg hij om een zware stenen kruik – en die liet hij de demon heel de weg terug dragen. Een stuk steen ervan is nog te zien in het Mor Malke klooster in Tur ‘Abdin. Hij leefde van 223 tot 315.

    Veertig Martelaren (9 maart): Tijdens de vervolgingen onder keizer Licinius (± 320), liet men deze soldaten, die weigerden Christus af te zweren, doodvriezen door ze midden in de winter in het meer van Sebastia (Sivas) te laten staan. De Romeinse legeraanvoerders lieten kuipen vol heet water langs de oever zetten om ze te bewegen hun geloof af te vallen. 39 bleven volharden maar een van hen liet zich overhalen. Zijn plaats werd echter ingenomen door een heidense wachtpost die zo onder de indruk was van de moed van de andere 39 dat hij zich bekeerde en zich bij hen voegde. Na hun heengaan werden hun lichamen verzameld, op één grote hoop gegooid en verbrand. Het was keizerin Pulcheria (399-453) die hun as bewaarde. Hun martelaarschap wordt geprezen door Mor Basilius van Ceasarea, Mor Gregorios van Nyssa en Mor Efrem de Syriër.

    Hymen uit de Phanqitho van de Syrisch-orthodoxe kerk vergelijken de veertig martelaren met de veertig palmen/ellen die de profeet Ezechiël zag in een visioen (Ezechiël 40-41): sterren die de duisternis van het heidendom verwijderden; lampen van Sebastia die door de nacht schenen en de hele wereld verlichten; diamanten die schitteren op de kroon van de Kerk. De kerk van de veertig martelaren in Mardin is één van de eerste kerken die naar hen vernoemd is.

    De Phanqitho van de grote Vastentijd noemt de veertig martelaren: Dumitianus, Alexandrios, Cyrillos, Plabius, Smargdos, Xanthius, Sisianus, Levanthius, Severianus, Phileximon, Agagios, Iraqilios, Akdikios, Kurion, Avilus, Euthicius, Husegios, Eunicius, Ilianos, Acacius, Aethius, Athanasius, Nicolaus, Melitian, Candidus, Bibianus, Cydian, Gaius, Sacerdon, Duminos, Gorgonius, Priscos, Theodolus, Anatalius, Melition, Ilinius, Theophilos, Lucimacus, Ivanius en Cilthodius.

    Martelaren van de Syrisch-orthodoxe Kerk (woensdag in de middelste week van de grote Vastentijd). Deze algemene herdenking omvat ook hen die in het bloedbad van 1895-96 en dat van 1915 voor hun geloof het leven lieten.

    Matay (18 september): Was een monnik en stichter van het klooster Mor Matay dicht bij Mosul in Irak. Hij werd geboren in het dorp Abgarshat in de buurt van Amid en werd in die streek ook monnik. Toen hij door keizer Julianus (3610363) daarvandaan werd verdreven trok hij naar het oosten, naar het gebied rond Athor (Niniveh) waar hij, volgens het Leven van Behnam en Sarah, Sara de dochter van een plaatselijke vorst genas.

    Miho’il (1 mei): Hij en zijn zuster stierven de marteldood op een niet nader bekende (maar vroege) datum, buiten Mardin.

    Osyo (15 oktober): Vroeg vijfde eeuw(?). De zoon van welgestelde ouders. Hij verliet huis en vrouw en ging naar Jeruzalem en de Sinaï, waar hij Mor Dimet ontmoette met wie hij tien jaar leefde tot deze stierf. Mor Osyo bekeerde veel heidenen in Apamea en bracht in het gebied van Antiochië, Claudia en Nicodemia veel wonderen tot stand. Zijn Griekse tegenhanger is St. Panteleimon.

    Paulus en Petrus: Apostelen, 29 juni

    Philoxenos Aksenoyo (18 februari, 16/18 augustus, 10 december): Hij werd geboren in het Perzische Rijk in Tahel in Beth Garmai. Hij bezocht, volgens een laat Leven, de school van het Mor Gabriël klooster voor hij ging studeren aan de Perzische school in Edessa. Op 18 augustus 485 werd hij tot metropoliet van Mabbug gewijd, maar werd na de dood van keizer Anastasius in 518 verbannen vanwege zijn tegenstand tegen het Concilie van Chalcedon. Hij stierf vijf jaar later (523) in Philippoupolis in Thracië.

    Rabulla (bisschop van Edessa, 412-435 (8 augustus)): Hij werd geboren in Qenneshrin (Chilkis) in de buurt van Aleppo. Zijn moeder was christen, zijn vader niet. Omdat hij in de Jordaan gedoopt wilde worden reisde hij er heen met een vriend. In hun enthousiasme vernielden ze onderweg beelden van heidense afgoden maar slaagden er niet in daarvoor de marteldood te sterven, wat ze eigenlijk wel wilden. Als bisschop van Edessa wilde hij het kerkelijke leven actief reguleren en schreef daartoe een aantal richtlijnen. Hij nam deel aan het Concilie van Efese (431) waar hij een grote medestander werd van Cyrillus van Alexandrië (hij vertaalde een van diens brieven in het Syrisch).

    Sargis/Sergius (8 oktober): Hij was een soldaat van hoge rang in het Romeinse leger. Hij werd door keizer Maximianus (waarschijnlijk Maximianus Daia, 305-313) naar Syrië werd gestuurd. Daar werd hij, uit afgunst, samen met zijn vriend Bachus (Bakos) ervan beschuldigd christen te zijn. Bachus werd ter dood gebracht maar Sargis moest eerst met ijzeren sandalen aan (met spijkers aan de binnenkant) van Beth Balash (Barbalissos) naar Resafa lopen waar hij uiteindelijk werd omgebracht (waarschijnlijk in 312). In de oudheid werd hij vooral vereerd door de christelijke Arabische stammen in het gebied.

    Severios/Severus Patriarch van Antiochië (donderdag na het Feest van Niniveh): Geboren uit heidense ouders (volgens een latere traditie toch christenen). Hij studeerde rechten aan de beroemde rechtenschool in Beirut waar hij bekeerd werd bij het heiligdom van St. Leontios van Tripolis. Zijn 125 preken en talrijke brieven getuigen van een zeer actief leven als Patriarch van Antiochië van 512 tot 518. Hij werd afgezet bij de troonbestijging door de Chalcedonische keizer Justinius I. Severus bracht de rest van zijn leven door in Egypte (op een bezoek aan Constantinopel na in 536) en stierf in 538.

    Shalito (15, 17 november): Twee heiligen dragen deze naam. De eerste was een leerling van Mor Augin die naar verluidt in de vierde eeuw een klooster gesticht heeft in Beth Zabdai. En de tweede was een martelaar onder keizer Julianus (361-363). Volgens de heiligenkalender van Raban Slibo van Hah wordt hij vooral opgeroepen in tijden van pest.

    Sharbel (5 september, 27 februari, 9 september, 14 oktober): Volgens een vijfde-eeuws verslag stierf hij in 104 samen met zijn zuster Babi de marteldood in Edessa, tijdens de regeerperiode van keizer Trajanus. Hij was een heidense priester geweest maar had zich bekeerd tijdens een heidens feest (naar verluidt op 8 april, 104). Toen gouverneur Lysanias hem opdroeg een heidens offer te brengen weigerde hij en werd daarop gefolterd en omgebracht. Zijn zuster Babi, die zijn bloed had opgevangen, werd gearresteerd en ook ter dood gebracht.

    Shem’un (Symeon) bar Sabbo’e, Katholikos van Seleucia-Ctesifon en martelaar (15, 17 april). Hij kwam uit Susa en was, voor hij tot Katholikos gekozen werd, aartsdiaken geweest van Katholikos Papa, die hij in 329 opvolgde. Tijdens de vijandelijkheden tussen het Perzische en Romeinse Rijk werd hij beschuldigd van verraad aan Sjah Shapur II. Hij werd gevangen gezet in Karka d-Leban en uiteindelijk op Goede Vrijdag vermoord (waarschijnlijk in 344 en niet in 341 zoals sommige bronnen vermelden).

    Shem’un van de Olijven (d-zayte, 1 juni), bisschop van Harran (700-734). Hij werd geboren in Habsenas (Tur ‘Abdin) en werd door zijn ouders toegewijd aan het klooster van Mor Shem’un van Qartmin. Als kind werd hij op wonderbaarlijke wijze van de dood gered toen hij door een menigte onder de voet werd gelopen bij de begrafenis van de beroemde abt Gabriël. Als bisschop van Harran maakte hij goed gebruik van een door zijn neef David ontdekte schat door er een aantal ontwikkelingsprojecten mee te financieren; een ervan was het planten van 12000 olijfbomen waar op den duur de hele behoefte aan olie van alle kerken en kloosters van Tur ‘Abdin mee werd gedekt. Omdat hij op goede voet stond met de islamitische gouverneur van Nisibis kon hij een aantal kerken in Nisibis restaureren; daarnaast bouwde hij een moskee/school voor de islamitische bevolking van de stad. Hij regelde ook het kopiëren van handschriften (bij zijn dood bevonden er zich 180 in zijn bibliotheek). Ook worden er een aantal genezingen aan hem toegeschreven.

    Shem’un van Qartmin (8 mei): Leerling van Shmu’il en medeoprichter (met hem) van het huidige klooster Mor Gabriël. Hij volgde Shmu’il rond 408 op als abt. Bij zijn dood op 13 januari 433 telde het klooster naar verluidt 708 monniken.

    Shem’un de Styliet (27 juli): Geboren in de buurt van Sis. Werd eerst monnik in het klooster van Eusebona (bij Tel ‘Ada) maar verhuisde later naar het nabijgelegen Telanissos waar hij het idee kreeg de rest van zijn ascetisch leven verder staande op een pilaar door te brengen. Tijdens zijn leven stroomden de pelgrims toe om raad te vragen. Na zijn dood in 459 werd er een grote basilica rond zijn pilaar gebouwd (de huidige Qal’at Sim’an). De Griekse auteur Theodoret (die hem bezocht) geeft een eigentijdse beschrijving van hem en een Syrische Levensbeschrijving verscheen kort na zijn dood.

    Shmu’il (Samuel van Qartmin, 8 mei): Samen met Shem’un van Qartmin was hij de stichter van het huidige klooster van Mor Gabriël in Tur ‘Abdin. Hij werd geboren in een dorp bij Sawro (Saur). Als jongeman bouwde hij een klooster bij hem in de buurt waar een kleine groep monniken kwam te wonen. Later ging hij in de bergen bij Nisibis als kluizenaar wonen. Hij werd door Karpos tot priester gewijd – de bisschop van Sawro (die kort daarna tijdens een Perzische overval werd gedood). Uiteindelijk kwam hij naar Qartmin waar hij de eerste leerling was van de zoon van Shem’un, die hij had genezen. De plaats voor het toekomstige klooster werd Shem’un door een engel aangewezen; de bouw werd afgerond in 396 en Shmu’il werd de eerste abt. Hij stierf rond 408.

    Shmuni (8mei, 1 augustus): Het verhaal van haar marteldood – nadat haar zeven kinderen en hun leraar Eleazar haar waren voorgegaan- staat in II Makk. 7. Toen koning Antiochus IV (175-194 voor Christus) van hen eiste dat zij de joodse wet zouden breken weigerden ze dat, waarop ze werden gedood. In het Grieks verschijnt haar naam als Solomoni – in de joodse traditie als Hanna.

    Sobo (16 augustus): Zijn vader, een Zoroastriaan genaamd Zamyasp, was de Perzische gouverneur van Beth Zabdai nadat Nisibis was overgegeven aan het Perzische Rijk (363). Zamyasp voedde zijn enige zoon Pirgushnasp op in het gezelschap van een christen-gevangene; dat leidde tot de bekering van Pirgushnasp, op 12-jarige leeftijd. Zijn ouders probeerden vergeefs zijn bekering terug te draaien maar hij weigerde en dat leidde tot zijn marteldood. Bij zijn dood nam hij de naam Sobo aan.

    Theodoros (de eerste zaterdag van het grote Vasten): De Theodoros die samen met Mor Efrem wordt herdacht is de militair die in Euchaita de marteldood stierf onder keizer Julianus (361-363). Men zegt dat hij in Euchaita een draak heeft gedood (wat waarschijnlijk te maken heeft met een heidense cultus). Waarom zijn feest samenvalt met dat van Mor Efrem is onduidelijk.

    Timotheos (30 juli): De Timotheos die in de Diptychen wordt vermeld is één van de volgenden: (1) Timotheos, de Patriarch van Constantinopel (511-518), die samen met Severus van Antiochië voorstander was van de miaphysitische (één-natuur) christologie;

    (2) Timotheos, de Patriarch van Alexandrië (457-477). Door zijn vijanden Aelerus (‘de wezel’) genoemd. Hij schreef een weerlegging van het Concilie van Chalcedon; of

    (3) Timotheos, de Patriarch van Alexandrië (528-551). Aan hem worden een Syrische doopdienst (niet meer gebruikt) en een Anaphora toegeschreven.

    Ya’kub Burd’ono/Baradaeus (29 juli): Geboren in Tella (Viransehir) rond 500. Hij werd monnik in het klooster van Psilto, in de buurt van Nisibis, en bracht later geruime tijd door in Constantinopel waar hij bevriend raakte met keizerin Theodora (die in de moderne tijd soms samen met hem wordt herdacht). Hij werd in 542 in het geheim tot bisschop van Edessa gewijd en bracht veel van zijn verdere leven door met vermomd rondreizen en priesters wijdden. Hij stierf in 578. Zijn extra benaming Burd’ono verwijst naar zijn mantel die gemaakt was van zadeldoek.

    Ya’kub/Jacob bisschop van Nisibis (11 mei): Zijn ascetisch leven oogstte bewondering van zijn tijdgenoten en van Mor Efrem die als diaken onder hem diende. De grote kerk die hij tussen 313 en 320 in Nisibis bouwde bestaat niet meer (de huidige kerk was oorspronkelijk het baptisterium). Mor Ya’kub van Nisibis was aanwezig op het Concilie van Nicea in 325 waar Arius werd veroordeeld. Zijn dood in 338 viel waarschijnlijk kort na de belegering van de stad door de Perzen.

    Ya’kub/Jacob de Perzische martelaar (mfasqo of ‘de van zijn ledematen ontdane’, 27 november): Hij kwam uit een welgestelde christelijke familie in Beth Lapat (west-Iran) en had een betrekking aan het hof van Sjah Yazdgird I (389-421). Om de Sjah te behagen ontkende hij zijn geloof. Maar een brief van zijn moeder en zijn vrouw bracht hem zo van zijn stuk dat hij spijt kreeg. Daarop werd hij openlijk, voor de Sjah, aangeklaagd. Hij weigerde zijn geloof af te zweren, werd ter dood veroordeeld door één voor één zijn ledematen af te hakken. Verzen uit de Psalmen gaven hem steun tijdens de gruwelen die hij moest doorstaan. Zijn marteldood vond plaats op vrijdag, 27 november, 420/421.

    Ya’kub/Jacob: de kluizenaar (hbishoyo, 18 september): Hij was een monnik uit Egypte die naar Amid (Diyarbakir in Turkije) reisde waar hij de zoon van een plaatselijke gouverneur genas. Na nog meer genezingen in hetzelfde gebied ging hij naar Hisno Kifo waar hij gevangen genomen werd tijdens een overval van de Perzen. Tijdens een hevige hagelstorm wist hij te ontsnappen. Hij bouwde daarop een klein kluizenaarshutje waar hij woonde met zijn leerling Daniël (die hij als kind had genezen). Hij stierf in 421. Het klooster van Jacob de Kluizenaar in Salah is gebouwd op de plaats van zijn kluizenaarshut.

    Ya’kub/Jacob van Serugh: (29 november): ‘De Meester’, was befaamd om zijn preken in verzen (mimre). Hij werd geboren in Kurtam (aan de Eufraat) rond het midden van de vijfde eeuw en studeerde aan de Perzische school in Edessa. Hij was lange tijd chorepiskopos in het gebied van Serugh en werd in 519 benoemd tot bisschop van de hoofdstad van het gebied. Ook in de Maronitische Kerk beschouwt men hem als een heilige.

    Yuhanon bar Aftonia (26 juni, 4 november): Geboren in Edessa. Zijn moeder was weduwe geworden en stuurde hem naar het klooster van Mor Touma in de buurt van de havenstad Seleucia (Noord-Syrië) waar hij op 22-jarige leeftijd monnik werd. Na de troonbestijging door keizer Justinius I (518) werden de Syrisch-orthodoxe monniken verdreven. Zij vestigden zich uiteindelijk (rond 531) in Qenneshre aan de Eufraat (bij Jerabis) met Mor Yuhanon als abt. Het klooster werd al gauw beroemd om de geleerdheid van enkele van zijn monniken. Mor Yuhanon stierf op 4 november 537 en is de auteur van verschillende geestelijke liederen.

    Yuhanon van Kfone: (1 mei): Hij was een leerling van Mor Augin en kwam oorspronkelijk uit Athene. Hij kreeg Groot-Armenië toegewezen als predikingsgebied. Het verhaal gaat dat toen hij een heidens heiligdom in Zaz binnenging de aarde zich opende en de afgoden opslokte. Daarop bekeerden zich heel veel mensen. Na zijn dood ontstond er onenigheid over waar zijn lichaam begraven moest worden. Op voorstel van bisschop Benjamin van Hisno Kifo legde men zijn lichaam op een muilezel die uit eigener beweging vetrok richting het klooster van Mor Yuhanon Kfone.

    Yuliono/Julianus Sobo: (9 september): Hij was een vierde-eeuwse asceet in de regio Edessa. Hij ging op bedevaart naar de Sinaï en bouwde daar een kerkje (misschien het kerkje dat kort geleden bovenop de Jebel Musa is opgegraven). Een cyclus van 24 geestelijke liederen met zijn leven als onderwerp wordt toegeschreven aan Mor Efrem.

    Yulios/Julius: De Julius die in de Diptychen wordt vermeld zal waarschijnlijk Julius de bisschop van Rome zijn (337-353), die samen met Athanasius actief streed tegen het Arianisme. Onder zijn naam is een Anaphora overgeleverd.

    Zokhe (6 december): De naam is de Syrische equivalent van Nikolaas de bisschop van Mira (Grieks; nike = overwinning). Ondanks zijn grote populariteit in alle christelijke tradities is er over zijn leven praktisch niets bekend. Volgens een Syrisch Leven leefde hij in de tijd van keizer Constantijn (vroeg-vierde eeuw) en redde hij tot twee keer toe drie ten onrechte veroordeelde mannen van de dood (de eerste keer in Myra, de tweede keer in Constantinopel).


    Samengevoegd:

    Hoe zit het met de heiligen van de Rooms Katholieke Kerk?

    A.I.D.I.E.S.

  10. A.I.D.I.E.S.

    ALS IK ONRECHT JULLIE HEB AANGEDAAN,wat voor onrecht dan ook, SORRY DAN, alles is denk ik.

    Hallo Allemaal.

    God laat miljoenen zoniet miljarden mensen in de Hel brandden, hoezo rechtvaardig..had God dit voor ogen..als ik naar de hel ga had hij mij beter niet kunnen schapen GDD

    Hoezo, God is toevallig God, of is dit niet toevallig, maar wat dan wel?

    Ik vindt: Laat hem maar zelf in de hel brandden, wat denkt hij wel, arrogante en niet liefhebbende kwal zoniet kwast dat hij is...

  11. Alles is denk ik en sorry,

    is God zondeloos, en waarom

    Denk bijv. aan de verwoesting van Sodom en Gomorrah, Moord van God dus eigenlijk, is hij nu nog steeds zondeloos, hij kwam uit een mens een zondig iemand dus, de H.M.M...9 maanden lang leefde hij in een zondige persoon.

    Hij kwam door haar...geslachtsorgaan naar buiten, noem je dat niet zondig?

    Hij veroordeelde mensen naar de Gehanno met: Hoe zult gij ontkomen aan het oordeel der Hel?

    En zo kan ik nog wel even doorgaan.

    Verder:

    Is god een bronstige God, bijvoorbeeld hij schiep het geslachtsorgaan van de vrouw, en van de man, en hij wist dat ze met elkaar zouden slapen, en hij kijkt daarna, waarom creerde God dit, met welk doel, waarom creerde God testikels, en zaad van de man, en waarom creerde God dat fijne gevoel, bij een Zaadlozing, is dat niet allemaal zondig, waarom doet God dit allemaal???

    Ik wil niemand aanstoot geven, en als ik dat heb gedaan, dan sorry, en denk ik.

  12. Alles is denk ik en sorry,

    weet iemand hoe de Maronitische Kerk of Maronite Church of Hito Marunoyo (Syrisch) georganiseerd is in Nederland, dus Bisdom en Kerken, denk ik dan aan, in Nederland is mijn Kerk als volgt georganiseerd:

    2 kerken in Amsterdam

    2 kerken in Hengelo

    2 kerken in Enschede

    1 kerk in Rijssen

    1 kerk in Oldenzaal

    1 kerk en 1 klooster op het Klooster-Complex in Glane-Brug.

    Deze ene kerk, is niet een parochiekerk, maar bijv. voor een uitvaartmis op het klooster bijv. denk ik dan.

    Wij hebben dus 8 parochiepriesters in Nederland en niet 9...

    9 kerken (waarvan 1 geen parochiepriester) en een klooster dus met de Bisschop of Aartsbisschop/Metropoliet Mor Polycarpus Augin Aydin. Ik zelf ga naar de Mariakerk in Hengelo.


    Samengevoegd:

    De kerk behoort tot het Katholicisme.

    A.I.D.I.E.S.

  13. Quote:

    Wij mensen kunnen niet begrijpen dat iets geen begin en eind heeft, dat moeten we accepteren. Alles wat wij hier op deze wereld zien valt onder de wereldse natuurwetten waar alles een begin en een eind heeft. God is nou eenmaal niet te vatten in een aantal protonen en neutronen.

    Maar heeft God wel recht op onze aanbidding, en geef argumenten daarvoor dan

    De afkorting kennen jullie al...

    en verder:

    Als ik je heb gekwetst dan ook sorry, dat kennen jullie denk ik toch ook al?


    Samengevoegd:

    of gedwongen of welke onrecht dan ook heb aangedaan door al mijn bijdrages of wat dan ook aan Credible.

×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid