Spring naar bijdragen

LianneD

Members
  • Aantal bijdragen

    31
  • Geregistreerd

  • Laatst bezocht

Berichten geplaatst door LianneD

  1. 'Als ik later groot ben' is voor veel mensen een soort zwevende luchtballon waar ze maar al te graag in zitten zodat ze niet in contact hoeven te blijven met de realiteit, het heden. Begrijpelijk maar wat bereik je met constant in de toekomst te leven, ver weg van het nu? Wat jij zegt Lianne, dan kan neerslachtigheid de kop opsteken want voor het eerst in je leven moet je je bezig houden met wat je bént i.p.v. wat je wordt als je later groot bent. Tja, herkenbaar zullen we maar zeggen. ;)

    Inderdaad! Het lastige is (vind ik) vooral dat het zitten in die 'luchtballon' niet altijd een bewuste keuze is, maar soms meer een soort onbewust, automatisch ontsnappingsmechanisme. Dat maakt dat 'pluk de dag' dan soms een behoorlijke opgave kan zijn. :#

    @Ursa: dank!

  2. Voor mij was en is het altijd een beetje vervelend als mensen spreken over wat je gaat doen ‘als je later groot bent’. Sinds de brugklas ben ik eigenlijk niet meer gegroeid dus ‘groot’ is een wat onbereikbaar doel voor mij. Bij 1 meter 58 stopt het voor mij toch echt.

    Toch lijkt het erop dat ik met mijn afstuderen ben beland bij het stadium van ‘later’ en ‘groot’. Allemaal leuk en aardig, maar wat heb je eraan in deze periode waarin het ‘even’ wat minder makkelijk is om werk te vinden? Wat blijft er dan over van ‘als ik later groot ben’?

    Ik merk dat de laatste tijd zowel bij anderen als bij mezelf af en toe een flinke neerslachtigheid de kop opsteekt. De euforie van het klaar zijn met studeren maakt al gauw plaats voor het onvoorspelbare gat dat na de zomervakantie opdoemt. Veel mensen bepalen hun zelfbeeld (deels) op basis van datgene wat ze kunnen, wat ze doen, waar ze goed in zijn. Hoe moet dat dan, als je droombaan niet blijkt te bestaan of als er tientallen kandidaten zijn die beter geschikt schijnen te zijn voor ‘jouw’ droombaan?

    De grootste oorzaak van die neerslachtigheid zit ‘em volgens mij in het feit dat je als kind/ jongere vooral gevraagd wordt naar wat je wilt worden. Veel minder wordt de vraag gesteld wat/ wie je nu bent of wilt zijn. Toch sta je volgens mij echt een stuk steviger in je schoenen als je hier voor jezelf goed over hebt nagedacht.

    Ook op school ontdekte ik tijdens de godsdienstlessen die ik gaf dat leerlingen het moeilijk vinden om antwoord te geven op de vraag ‘wie ben jij?’. Op de een of andere manier geven we op de vraag ‘wat wil je worden?’ gemakkelijker een inhoudelijk antwoord. Toch denk ik dat de laatste vraag niet werkelijk beantwoord kan worden wanneer het antwoord op de eerste vraag ontbreekt.

    First things first. Voor mij heeft dus ook de vraag ‘wie ben ik?’ eerst prioriteit. Niet als ik later groot ben, maar nu. Nu ik klein ben.

  3. en toch kan ik het begrijpen dat er ophef is.

    Er zijn genoeg liederen die ik (gedeeltelijk) niet meezing omdat de tekst gewoon weg niet klopt.

    Voorbeeldje:

    Opwekking 237, Jezus wij vehogen U

    Opwekking 468, Wij willen dat Jezus wordt verhoogd

    Sorry maar dat heeft G-d al gedaan. (Filipenzen 2:9) denken wij echt dat wij dat moeten doen, dat kunnen we niet, dan zouden we machtiger moeten zijn dan G-d.

    en zo zijn er nog wel maar voorbeelden te noemen, dus ja ergens snap ik het wel.

    Is dit dezelfde discussie als de kwestie of wij kunnen zeggen dat wij de HEER zegenen? (bijvoorbeeld Psalm 134) Of bedoel je iets anders, zoals wat Ursa suggereert?

    @ eentje: ik denk dat in die opwekkingsliederen verhogen bedoeld wordt als prijzen/eren. Jij denkt dat het om kruisigen gaat?

    Ik ben wel benieuwd welke andere voorbeelden er te noemen zijn. :)

  4. Via verschillende kanalen vernam ik dat het nieuwe liedboek gepresenteerd is aan het grote publiek. Inmiddels hebben, naar protestants gebruik, al diverse geledingen binnen de PKN aangekondigd dit resultaat van zes jaar geploeter niet te accepteren. Het aantal liederen is toegenomen van 491 naar 1016, maar nog steeds voelt niet iedereen zich voldoende bediend.

    Ik snap het niet. Echt niet. Dit niet-snappen is niet zomaar een beetje onbegrip. Het is eerder een diepe verwarring.

    Natuurlijk heeft iedereen lievelingsliederen en liederen die je liever niet zingt, maar moet nou echt voldaan worden aan alle persoonlijke voorkeuren? Ik meen me iets te herinneren over niet uit eigenbelang en eerbejag handelen, maar anderen in alle bescheidenheid belangrijker achten dan jezelf. Om nog maar niet te spreken over God belangrijker achten dan jezelf… Ik dacht altijd dat de eredienst met alle psalmen, gezangen en andere liederen uiteindelijk simpelweg bedoeld is om God te eren. Zou het God dan echt zoveel uitmaken of we ‘Gij geeft het uw beminden in de slaap’, ‘Abba, Vader’ of ‘Prijst des Heren machtig woord’ zingen? Volgens mij lacht God soms smakelijk om de drukte die wij maken om zoiets als een liedboek.

    Dat ‘tot eer van God’ blijft voor mij trouwens sowieso wel een puntje. Die woorden klinken altijd erg mooi, maar in de praktijk bakken we er volgens mij vaak weinig van. Ik voel me bijvoorbeeld pijnlijk aangesproken door sommige stukken van het onderstaande filmpje.

    De profeet Amos is duidelijk over wat God van ons vraagt wanneer het gaat om onze bijeenkomsten en de liedjes die we daarbij verkiezen te zingen:

    Ik heb een afkeer van jullie feesten, ik wijs ze af, jullie samenkomsten verdraag ik niet. (…) Bespaar mij het geluid van jullie liederen; de klank van jullie harpen wil ik niet horen. Laat liever het recht stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek.

    (Amos 5:21,23-24)

    Heeft God dan überhaupt een hekel aan onze zang(pogingen)? Dat kan ik me niet voorstellen als ik in Psalmen lees. Volgens mij is het ook juist heel mooi en hoopgevend dat er zoveel mensen zijn die wel samenkwamen in Monnickendam om zingend God te eren.

    Toch denk ik dat we best nog eens na kunnen denken over hoe onze prioriteiten zich verhouden tot de prioriteiten die God stelt; wie zetten wij op de eerste plaats? Zetten wij ons in voor recht en gerechtigheid, of zingen we er vooral mooi over (uit welke liedbundel dan ook)?

  5. Dat was vooral vermoeiend eigenlijk, haha. Het is (voor mij) te kort om er echt van te vervreemden, maar je ontdekt in zo'n week wel dat het eigenlijk best lekker is om te kunnen concluderen dat dingen ook echt gebeurd kunnen zijn als ze niet op Facebook/ Twitter staan. :D Aan de ene kant is het wel fijn om weer een beetje op de hoogte te komen van alles en iedereen (je krijgt ook een week niets mee van het nieuws), maar tegelijkertijd realiseerde ik me ook des te meer dat het je veel tijd en aandacht scheelt als je het af en toe links kunt laten liggen.

    Die 30-60 minuten red ik niet in m'n dagelijks leven, dus om het haalbaar te houden is het mijn doel om in ieder geval 15 minuten per dag te bidden aan de hand van de dagtekst uit Taizé. Langer mag altijd natuurlijk. :)

  6.  

    Dit jaar miste ik alle chauvinistische hoogtijdagen: zowel abdicatie en inhuldiging als Dodenherdenking en Bevrijdingsdag gingen volledig langs mij heen. De reden: ik verbleef een week in Taizé. In stilte.

    Een week in stilte klinkt als een soort zelfverkozen marteling. Je kunt de regels deels zelf bepalen, maar voor mij hield de week toch echt in dat ik 1. mijn mond hield, 2. mijn mobiele telefoon niet gebruikte en 3. geen muziek luisterde. Volgens velen moet je goed gek zijn om daar vrijwillig aan deel te nemen, maar dat nam ik op de koop toe.

    Een week in stilte bestaat deels uit vaste onderdelen en deels uit vrije tijd. Die vrije tijd bleek voor mij niet zo’n probleem, want wandelen in de groene heuvels verveelt niet snel. Ook de drie gemeenschappelijke gebedsdiensten per dag waren geen straf, want in Taizé geniet ik van elk onderdeel van elke dienst. Schoonmaken was ook prima en de zuster wist elke ochtend weer een verfrissende Bijbelintroductie te geven. Tot zover geen probleem dus. Totdat de persoonlijke gebedsmomenten zich aandienden… Het was namelijk de bedoeling dat je twee- of driemaal per dag zou gaan bidden, aan de hand van één van de Bijbelteksten die de zuster ’s ochtends voorstelde.

    Een paar keer bidden klinkt wel oké, maar het idee was dat je voor ieder gebedsmoment 30 tot 60 minuten zou vrijmaken. Dertig tot zestig minuten. Dat was slikken. Je zou het niet denken, maar ook na meerdere dagen stilte kunnen je gedachten – althans, die van mij – afdwalen naar de meest onvoorspelbare plaatsen. De zuster moedigde ons aan om toch altijd in ieder geval de tijd ‘uit te zitten’, om zo te leren naar God te luisteren en onze tijd op te offeren aan Hem.

    Hoewel dit soms voor enige frustratie zorgde, kon ik door deze vasthoudendheid na een week enigszins verrast concluderen dat ik in zeven dagen veel cadeautjes had ontvangen van God. Cadeautjes, vooral in de vorm van Bijbelteksten die me raakten. Door één of twee Bijbelverzen mee te nemen in je gebed en die als het ware samen met God te overdenken, worden soms onverwacht deuren geopend. Zo begon de aloude gelijkenis over de goede herder (Johannes 10) na een vrij moeizaam gebedsmoment wel werkelijk iets voor mij te betekenen.

    Op zondagochtend was het zover: ik mocht weer praten, hardop lachen, internetten, smsjes versturen en mensen opbellen. Toch nog een beetje een Bevrijdingsdaggevoel. Aan de ene kant was ik daar echt aan toe, maar aan de andere kant begon het moeilijkste gedeelte daarmee pas. Ten eerste is het moeilijk om de goede gewoontes die je in een week hebt opgebouwd vast te houden en ten tweede is het vrijwel onmogelijk om woorden te vinden om je stilte-ervaringen met anderen te kunnen delen.

    Wat ik toch aan eenieder zou willen overbrengen is dit: probeer het eens. Probeer eens in je gebed te focussen op één Bijbeltekst, die je misschien zelf nooit gekozen zou hebben. Daarmee leg je de bal als het ware bij God en ontstaan er mogelijkheden om het gebed een dialoog te laten zijn, in plaats van een monoloog.

    Ik had wel wat uurtjes nodig voordat ik erin slaagde om mijzelf op die manier ook maar een beetje op de achtergrond te plaatsen. Misschien is zo’n week in stilte dus toch zo gek nog niet…

  7. @Ursa: Goede vraag. Het grote verschil met een gesprek met een vriend(in) is natuurlijk dat die niet bij je is als je even het kleine kamertje opzoekt, terwijl Jezus altijd bij je is. Je zou dus eigenlijk ook gewoon je gesprek kunnen voortzetten, al voelt dat - voor mij in ieder geval - wat ongemakkelijk/ oneerbiedig. Dat Jezus helpt om het gesprek weer op gang te brengen, zie ik vooral als dat Hij je aanmoedigt om de draad van het gesprek weer op te pakken en niet eerst weer wat anders te gaan doen. Het is bij mij ook niet zo dat dit aan de lopende band voorkomt, maar ik gebruik dit als een voorbeeld voor de vele onbenullige, menselijke dingen die je kunnen afleiden van het gebed. :)

    @Robert Frans: Mooi omschreven! Het was overigens niet mijn bedoeling om de tegenstelling tussen dichtbij en ver weg gelijk te stellen aan de tegenstelling tussen respectievelijk bidden in vrije woorden en bidden in vaste gebeden. Mijn punt was vooral dat de mooie gebeden van anderen jou niet hoeven/ mogen ontmoedigen om je eigen (onvolmaakte) gebed te bidden. Je verstrooiingen en afleidingen mag je namelijk ook gewoon bij God brengen.

  8.  

    Van kleins af aan is mij verteld dat bidden ‘praten met God’ is. Toch heb ik altijd moeite gehad met bidden. In de kerk en bij andere bijeenkomsten wordt er vaak gebeden in lange zinnen, bestaand uit een aaneenrijging van formele en goedgekozen woorden. Een soort voordracht van een zakelijke brief, compleet met aanhef en slotformule.

    Mijn gebeden stranden vaak na enkele zinnen; ik raak verstrikt in mijn eigen woorden, mijn gedachten dwalen af naar mijn agenda, mijn telefoon roept, ik moet opeens naar de wc, of ik val gewoon in slaap. Lange tijd dacht ik dat dit een soort zeldzame afwijking was. Een vreemde combinatie van jaloezie en schuldgevoel overviel mij elke keer wanneer ik iemand hoorde zeggen dat zijn/ haar dag zonder een vast gebedsmoment niet goed voelde. Mijn dagen voelen ook de ene keer beter dan de andere keer, maar om nou te zeggen dat dit van mijn gebedsleven afhangt…

    Een tijdje geleden kwam de huiskring waar ik deel van uitmaak echter tot een ontdekking. Terwijl we over het fenomeen ‘bidden’ praatten kwamen we een tegenstrijdigheid op het spoor; aan de ene kant zeggen we als christenen vaak graag dat Jezus onze vriend is, maar tegelijkertijd praten we met Hem alsof Hij lichtjaren bij ons vandaan staat. We probeerden ons voor te stellen hoe we met Jezus zouden praten wanneer Hij naast ons op de bank zou zitten en tot onze verbazing betekende dit een metamorfose voor het gebed.

    Dat klinkt misschien als een open deur, maar er zijn heel concrete verschillen zichtbaar tussen praten met een verre Jezus en praten met een dichtbije Jezus.

    • Bij een verre Jezus voelt je gebed als waardeloos gebrabbel wanneer je niet de juiste woorden kunt vinden, maar een dichtbije Jezus weet al wat er in je hart speelt; de stilte zegt genoeg.
    • Bij een verre Jezus breek je beschaamd het gebed af wanneer je gedachten weer eens afdwalen, maar bij een dichtbije Jezus kun je, zoals bij een goede vriend(in), zeggen: ‘Goed, waar hadden we het ook alweer over?’.
    • Bij een verre Jezus neem je tussendoor even je telefoon op of houd je ondertussen je WhatsApp in de gaten, maar een dichtbije Jezus kijkt jou aan en slokt al je aandacht op.
    • Bij een verre Jezus heb je na een toiletbezoek geen idee meer waar je het over had, maar een dichtbije Jezus helpt je om na je sanitaire stop het gesprek weer op gang te brengen.
    • Bij een verre Jezus val je in slaap omdat je Zijn aanwezigheid niet zo serieus neemt, maar voor een dichtbije Jezus mogen ze je altijd wakker maken. Bovendien gunt een dichtbije Jezus jou je welverdiende slaap. :)

    Voor mij dus geen ‘Geachte’, ‘In afwachting van uw antwoord’ en ‘Met vriendelijke groet’ meer. Ik hou het maar gewoon. Dat is al moeilijk genoeg.

    Hoogachtend,
    Lianne

  9. Mijn vorige blog op deze website dateert van 4 oktober 2012 (heel toevallig de naamdag van een zekere heilige, maar dat terzijde). Ik begon toen met de woorden “Soms laat een blog even op zich wachtenâ€. Ware woorden, zo blijkt nu weer. Het is mijn voornemen om dit gemiddelde wat op te schroeven, wat volgens mij geen onmogelijke opgave zou moeten zijn…

    Het kan, denk ik, geen kwaad om je soms even terug te trekken: wat minder mensen om je heen, wat minder taken en wat meer rust, meer ruimte ook om prioriteiten te bepalen. Voor mij geldt dat deze periodes af en toe broodnodig zijn, om niet te verdrinken in alle leuke uitdagingen en alle dingen die – volgens mij althans – dringend moeten gebeuren. Zo’n periode kan echter ook uitmonden in een soort passiviteit. Ik ben dan uiteindelijk toch weer druk als altijd, ook met allerlei geweldig ‘christelijke’ dingen, maar medemensen en ook God komen geestelijk langzaamaan op een afstandje te staan. Het gevolg? Veel lucht, maar ook leegte. De ruimte die ontstaat groeit dan uit tot een soort vervreemding.

    Hoe bevrijdend is dan de manier waarop Kim Feenstra bidden omschrijft na haar avontuur in Op zoek naar God: “Als ik bid, zeg ik: ‘Hallo God, hier ben ik.’†Volgens mij heeft Kim gelijk. Het klinkt eenvoudig, soms te eenvoudig naar mijn zin. Misschien komt dat doordat mensen het zelf vaak zo moeilijk maken – voor elkaar, maar ook voor zichzelf. God ziet je echter continu, dus ik ga er maar vanuit dat ik Hem niet hoef te vertellen waar ik heb uitgehangen. Het zou zomaar kunnen dat Hij inderdaad gewoon wacht op die drie oprechte woordjes, net zoals bij Samuël: “Hier ben ik.â€

    Ook tegen Credible zeg ik nu weer: “Hier ben ik.â€Â It’s been a while en in tegenstelling tot God hebben jullie mij niet al die tijd kunnen zien, dus bij deze stel ik me maar even opnieuw voor.

    Op dit moment ben ik 22 jaar oud. Ik ben godsdienstdocent in opleiding, maar ik zie mezelf liever niet voor de klas staan. Volgens mijn diploma’s ben ik religiewetenschapper, maar ook dat is niet hoe ik mijzelf zie. Jongeren hebben mijn hart. En God. En mijn vriend Kevin, met wie ik volgend jaar ga trouwen (D.V.). En eendjes, schapen, progrock, zoetigheid, fietsen, bomen, bergen, te veel om op te noemen. De komende tijd hoop ik jullie deelgenoot te maken van mijn zoektocht naar Gods plan en van alle dingen die tussendoor op mijn pad komen.

    Heb je een mening, een vraag of gewoon een leuke opmerking? Laat maar horen!

  10. Soms laat een blog even op zich wachten. Natuurlijk zijn hier vele verschillende redenen voor te bedenken, maar de belangrijkste is – naast de vakantie – toch vooral twijfel. Twijfel over de relevantie van deze schrijfsels, twijfel over de boodschap die ik wil communiceren en twijfel over hoe de Bron van alle relevantie, van alle boodschap en van alle inspiratie zich laat horen.

    Wie die Bron is en hoe Hij zich laat benaderen, dat is voor mij geen voorwerp van twijfel. Hoe die Bron tot ons, kleine mensjes, spreekt is echter wel een voortdurende zoektocht. Die expeditie is de ene keer sterker aanwezig dan de andere keer, maar toch is het iets dat voortduurt en dat mij niet zomaar loslaat.

    Zeker wanneer ‘grote’ keuzes op de rol staan, wanneer studies tot een einde komen en wanneer de contouren van de toekomst maar heel wazig opdoemen, zeker dan zou het fijn zijn als onze lieve Heer even een briefje door de bus zou gooien met een duidelijke beschrijving van het plan dat Hij voor ons heeft. Het probleem is echter dat dat niet echt ‘Zijn ding’ is en dat Hij liever schijnt te werken met ondoorgrondelijke wegen en dat soort dingen.

    Hoezeer ik soms ook Gods aanwezigheid voel, het wachten op en het ingespannen luisteren naar die stem uit de hemel is soms frustrerend en roept vragen op. Een van de grootste vragen is dan toch hoe je Gods stem kunt onderscheiden van al die andere stemmen die je hoort. Zelfs – of misschien: juist – als je de stilte opzoekt, kunnen er namelijk nog veel verschillende stemmen zijn die in je hoofd klinken. Hoe weet je nou zeker dat het Gods stem is die je hoort? Een goed gevoel ergens over hebben is namelijk volgens mij niet altijd een teken dat God ook instemt met je plannen.

    Neal Morse, een briljant artiest, verwoordt exact wat ook ik mij afvraag:

    Cause what if it’s a trick I’m feeling

    And I start leaning and he hangs me out to dry?

    What if I just think he’s steering

    But I’m just hearing the voice of my evil mind?

    (Neal Morse, Chance Of A Lifetime)

     

  11. Haha, ik ben nu toch wel zeer benieuwd naar hoe hij (ik neem n.a.v. de "luisterrrr"op de een of andere manier toch aan dat het een man was ;) ) op creatieve wijze op dat punt uit wist te komen, maar dat inderdaad terzijde.

    Ik denk dat veel mensen dat inderdaad hebben, dat ze veel bezig zijn met hoe anderen over hen denken. 'Men' zegt dat het vooral iets is van pubers omdat zij de werkelijkheid ervaren alsof alles om hen draait en iedereen zich met hen bezighoudt, maar ik denk dat er toch ook heel veel niet-meer-pubers zijn voor wie de mening van anderen bepalend is voor hoe zij over zichzelf denken.

    Ik ben zelf vooral van het doen, maar uiteindelijk speelt de mening van anderen over hoe je iets doet daarbij ook onvermijdelijk een rol (vandaar overigens ook mijn opmerking over die overlap).

  12. Soms zijn er van die preken die blijven hangen. Het gebeurt me niet vaak, maar als het een keer voorkomt dan blijven ze me ook gelijk jaren bij. Op de meest gepaste en ongepaste momenten komen ze dan opeens weer tevoorschijn.

    Zo ook de preek die een predikant eens hield waarbij het ging over identiteit. Hij citeerde een auteur die stelde dat er eigenlijk drie soorten mensen zijn wanneer het gaat om de vraag waar wij onze identiteit aan ontlenen: er zijn mensen die zich identificeren met wat ze hebben, mensen die zich identificeren met wat anderen over hen zeggen en mensen die zich identificeren met wat ze doen.

    Normaal gesproken vind ik zulke categorieën vaak nogal simpel en generaliserend. Er is namelijk altijd overlap, er zijn nog allerlei andere aspecten te verzinnen en bij identiteiten is het ook nog eens zo dat ik denk dat ze vloeibaar zijn en dus niet zomaar in een bepaald vakje te vangen. Toch is deze indeling even simpel als confronterend. Er zullen namelijk weinig mensen zijn die zich niet in tenminste een van deze categorieën herkennen.

    Elk van deze drie manieren om je identiteit te bepalen is echter vluchtig, vergankelijk en onzeker. Bezit kan immers als sneeuw voor de zon verdwijnen, dat wat anderen over ons zeggen is niet altijd de waarheid en kan van de ene op de andere dag veranderen en dat wat we doen lijkt af en toe heel belangrijk, maar is tegelijkertijd vaak nogal onbeduidend. Stel je voor dat het zo zou zijn dat we ons ‘ik’ zouden verliezen wanneer we onze welvaart kwijt zouden raken, dat we ons ‘zelf’ zouden moeten missen wanneer anderen ons niet meer mogen, of dat we onze eigenheid zouden verspelen wanneer we onze bezigheden niet meer (kunnen) uitvoeren.

    Daarom kunnen de categorieën die deze dominee in zijn preek benoemde er steeds weer voor zorgen dat we ons realiseren waaraan we werkelijk onze identiteit aan mogen ontlenen of, beter, aan Wie. Vooral op momenten dat we ons weer eens van de ene naar de andere plek haasten, dat we balen over ons banksaldo of op momenten dat we horen dat anderen negatief over ons praten, kan dat een grote verademing zijn. Falen en vallen doen we namelijk allemaal, maar dat doet niets af aan wie wij ten diepste zijn en van Wie wij ten diepste zijn. Daar mogen we steeds weer aan herinnerd worden: kind van God zijn, dat neemt niemand je af! Een vierde categorie dient zich hier dus aan: je identiteit ontlenen aan van wie je bent.

    Toch kun je, je hier als mens volgens mij niet altijd volledig van bewust zijn – mij lukt het tot nu toe in ieder geval niet. In welke categorie herken jij je vooral? Wat bepaalt jouw identiteit?

  13.  

    Misschien is het je ontgaan – laat me dan wel even weten onder welke steen je, je precies bevindt – maar sinds een aantal dagen is er een groot voetbalevenement gaande. Opvallend genoeg neemt hiermee niet alleen de hoeveelheid voetbal maar ook de hoeveelheid religieuze uitingen op de beeldbuis enorm toe. Van tatoeages tot ten hemel geheven handen en van schietgebedjes tot het slaan van kruisjes: christelijke symbolen en gebaren lijken onlosmakelijk met deze sport verbonden.

    Hoe moeten we dit alles duiden? Zien we de talloze verwijzingen van voetballers naar het geloof als overdreven gedrag, als schijnheiligheid of als het oprecht betrekken van God bij hun bezigheden? Ik ben er zelf nog niet helemaal over uit. Het gaat elke keer weer om een individuele voetballer die de persoonlijke keuze maakt om een bepaald christelijk symbool (uit) te dragen en ik denk dat elke voetballer dus ook zijn eigen redenen en bedoelingen heeft.

    Toch denk ik dat die voetballers met zijn allen een belangrijke rol kunnen spelen in ons rap ontkerkelijkende West-Europa. Onlangs las ik dat gevoelens en geloof tegenwoordig weer een plaats ‘mogen’ hebben tussen voetballers onderling en dat het wereldje steeds wat minder uitsluitend op stoerheid gericht lijkt te zijn. Een positieve ontwikkeling als je het mij vraagt, want voetballers spreken een groot publiek aan; de kijkcijfers liegen er niet om. De optimist in mij ziet mogelijkheden: als voetbalfans zien dat hun ‘goden’ zich ondergeschikt weten aan een God, dan kan dat hun ogen openen voor de schat die het geloof ook hen te bieden heeft.

    Geen schat op aarde, zoals een EK-beker, die door mot en roest ontoonbaar gemaakt kan worden en die door dieven gestolen kan worden, maar een schat in de hemel. God spreekt in de Bijbel tot en door mensen van allerlei rangen en standen. Zou hij ook door voetballers kunnen spreken? Ik geloof daar wel in.

    Of dat op dit moment ook daadwerkelijk gebeurt? Daar moet ik me nog even op bezinnen, ‘gelukkig’ is er de komende avonden nog meer dan genoeg onderzoeksmateriaal…

  14. Volgens mij heb ik een naamgenoot die al een aardige poos veel mailtjes misloopt doordat ze de helft van de tijd mijn e-mailadres doorgeeft bij allerlei websites en webshops, bouwbedrijven en zelfs haar werk... Nee, maat XXL is voor mij met mijn 1 meter 58 toch echt te groot, ik hoef géén nieuwe kozijnen en heb al helemaal niets te maken met wijzigingen in het werkrooster van een kinderdagverblijf ergens aan de andere kant van het land. Ik besluit ook deze keer toch maar weer terug te mailen naar het betreffende bedrijf en enkele vriendelijke e-mails verder lijkt het – wederom – rechtgezet te zijn.

    Privacy lijkt tegenwoordig een soort toverwoord te zijn, iets wat ten allen tijde beschermd en gekoesterd moet worden en wat af en toe ook verdedigd moet worden tegen serieuze aanvallen. Je LinkedIn is sinds vandaag namelijk niet meer veilig, adverteerders volgen al je gangen op het internet en als je op je vrije zondagmiddag even een relletje wilt schoppen met je vrienden dan loop je kans om plotseling met je hoofd op de website van de regionale politie te staan.

    Maar wat is dat eigenlijk, “privacyâ€? Het klinkt mij nogal Engels in de oren en na wat gegoochel vertelt een grote zoekmachine mij dat het Engelse “privacy†het beste te vertalen is met het oer-Nederlandse woord “privacyâ€. Juist. Gelukkig zijn er ook nog alternatieven; op mijn scherm verschijnen “geheimhoudingâ€, “afzondering†en “eenzaamheidâ€. Onze heilige koe kan volgens deze internetgigant dus omschreven worden met deze drie woorden.

    Geheimhouding, afzondering en eenzaamheid. Natuurlijk kan privacy op nog vele andere manieren omschreven worden, maar toch roepen deze woorden een bepaalde sfeer op die onmiskenbaar verbonden is met dit begrip. Tegenwoordig horen we vaak dat ook religie steeds meer iets wordt – of moet worden – wat tot het privédomein behoort en wat dus in het publieke domein niet al te veel zichtbaar is. Anders gezegd: de trend zou zijn dat religie steeds meer tot onze “privacy†gaat behoren. Geheimhouding, afzondering en eenzaamheid dus. Is dat ook werkelijk de kant die we nu op dreigen te gaan? Is dat wel wat we willen?

    Volgens mij eindigt het evangelie niet voor niets met de uitzending van de discipelen. Jezus zegt niet: “Ga dus naar huis en hou je geloof alsjeblieft een beetje voor jezelfâ€, Hij zegt: “Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen.†(Mt 28:19) Ga op weg, naar de mensen toe! De geheimhouding, afzondering en eenzaamheid zijn ver te zoeken als we Jezus’ opdracht volgen.

    Ik krijg nog steeds mailtjes die eigenlijk voor iemand anders bedoeld zijn. Ik ken diegene niet, maar ik heb zo een vermoeden dat zij zich niet altijd even druk maakt om haar privacy. Privacy is op bepaalde gebieden zeker geen overbodige luxe en moet af en toe ongetwijfeld beschermd worden. Geloof is volgens mij echter niet iets waar je vier muren omheen moet bouwen of waar je een wachtwoord op moet zetten dat niet te kraken is. Misschien is het niet zo gek om je als christen net zo op te stellen als mijn naamgenoot; zoals zij af en toe schijnbaar willekeurig haar mailtjes naar mij toe laat sturen, zo kan ook een christen af en toe eens een berichtje rondstrooien. In real life welteverstaan.

    Als een hacker dan ons wachtwoord wil kraken, dan zou dat geen probleem moeten zijn. In het meest ideale geval bestaat hij dan volgens mij uit zes letters: welkom! Maar is dat ook echt zo, of vinden we het zelf eigenlijk wel lekker rustig om ons geloof binnen onze privacy te laten vallen?

  15. Het pinksterweekend is weer achter de rug en volgens mij heeft een groot deel van de Nederlanders zich prima vermaakt: Opwekking en Pinkpop trokken vele duizenden bezoekers en ook de stranden en recreatieplassen werden door veel mensen opgezocht.

    Op zich prima dus, zo’n vrije maandag ergens tegen het einde van mei; lekker lang weekend, aardige kans op mooi weer, iedereen blij. Toch gaan er ook stemmen op die pleiten voor een afschaffing van dergelijke christelijke feestdagen. Veel mensen weten namelijk toch niet meer wat er op deze dagen gevierd wordt en het zou slecht voor de economie zijn om deze collectieve vrije dagen in stand te houden.

    Er zijn echter ook anderen, zoals Frank Bosman in Trouw (klik hier), die juist het belang van vrije dagen rond christelijke feesten benadrukken. Deze feestdagen zorgen er namelijk voor dat er een bepaald ritme gehandhaafd wordt tijdens het jaar en ook dat we in Nederland niet compleet verzanden in een “christelijk analfabetismeâ€.

    Hoewel ik me goed kan vinden in de gedachtegang van Frank Bosman – collectieve rust, ritme en een zekere opbouw gedurende het jaar en een mogelijke waarborg tegen verwaarlozing van de christelijke traditie – kan ik me ook voorstellen dat een niet-christen zich hiertegen verzet. De genoemde argumenten zijn voor diegene namelijk een stuk minder vanzelfsprekend en refereren aan een vocabulaire dat niet overeenkomt met zijn/ haar eigen belevingswereld.

    Frank Bosman stelt het volgende:

    Doordat wij onze wortels hebben verwaarloosd, snappen wij steeds minder wie wij zijn. Kerst vertelt het verhaal van een mensgeworden God, Pasen van zijn sterven en verrijzenis uit de dood, Hemelvaart over zijn opgang tot de hemel en Pinksteren over het vaste geloof van christenen dat Gods liefde en creativiteit altijd met ons zullen zijn. Of je dat nu gelooft of niet, doet niet ter zake. Je moet het weten, net zoals je Bach, Van Gogh en Tolkien moet kennen.

    In eerste instantie klinkt ook dit mij als muziek in de oren, maar halverwege dient zich toch een onbehaaglijk gevoel aan, dat wordt veroorzaakt door de laatste twee zinnen: “Of je dat nu gelooft of niet, doet niet ter zake. Je moet het weten, net zoals je Bach, Van Gogh en Tolkien moet kennen.†Ik durf me bij Bosman aan te sluiten wanneer hij zegt dat het voor iedereen, ongeacht (a)religieuze overtuiging, van groot belang is om een zekere kennis te hebben van de christelijke traditie. De vergelijking die hij vervolgens maakt is volgens mij echter scheef. In plaats van Bach, Van Gogh en Tolkien zou ik hier bijvoorbeeld liever Allah, Brahma, Boeddha en/ of Yahweh neerzetten. Zoals het voor niet-christenen belangrijk is om iets te weten over de beweegredenen van christenen, lijkt het mij goed als christenen zich ook durven bezig te houden met de beweegredenen van andersdenkenden. Hebben christenen immers het alleenrecht op ‘gekend zijn’? Ik denk het niet. Volgens mij is het altijd belangrijk om je te verdiepen in dat wat de mensen om je heen beweegt, of dat nu christenen, atheïsten, moslims of voor mijn part vrijmetselaars zijn.

    Ik vraag me af wat er in de komende decennia zal gebeuren met de christelijke feestdagen. Wat mij betreft mogen ze van harte blijven, niet in de minste plaats omdat deze dagen steeds weer aanknopingspunten bieden om het gesprek aan te gaan met zowel de christelijke als de niet-christelijk medemens.

    Wat vind jij? Hebben christelijke feestdagen anno 2012 nog bestaansrecht in Nederland? Mogen ze afgeschaft worden, of ingewisseld voor andere (religieuze) feestdagen?

  16. Net EO Jong gekeken. Blijft apart, zo'n gast. Ook om de ideeën die hij zelf heeft. Ik weet nog niet zo goed wat ik er mee moet. Nog andere mensen die de uitzending hebben bekeken?

    Blijft zeker apart. Ik vond het vooral ook opvallend hoe die Koen onderbouwde dat hij niets met kinderen wilde beginnen; niet omdat hij het verkeerd vond, maar meer met de pragmatische reden dat het waarschijnlijk toch niet zou werken.

    Het lastige is denk ik vooral dat het voor onze naastenliefde niet zou moeten uitmaken wat voor gedachten iemand heeft en wat iemand doet; Jezus nodigt immers zelfs de moordenaar die naast hem aan het kruis hangt nog uit om bij Hem in het paradijs te komen. Als mens kunnen we natuurlijk sowieso niet tippen aan Gods onmetelijke liefde, maar ik denk dat het toch niet goed is om het als christen daarbij te laten. Zo van: als het moeilijk wordt, dan gooi ik het wel op mijn menselijke beperktheid en heb ik gewoon lekker een ontzettende hekel aan de ander.

    (Had me overigens wel wat interessantere vragen kunnen indenken om zowel aan die Koen als aan Bark te stellen. Ik vond het nu soms best wel 'laconiek' en met wat weinig diepgang (wat mensen op straat ervan vinden weten we bijvoorbeeld inmiddels wel), maar misschien wilden de makers de aflevering ook juist wel een beetje luchtig houden.)

  17. Natuurlijk zijn pedoseksuelen/pedofielen ook mensen. Ik heb niks tegen pedofielen, zo lang ze maar hun handen thuis houden vind ik het prima. Ze mogen er van mij ook op los fantaseren zolang ze het maar niet in praktijk brengen. Ik vind het wel goed dat dit onderwerp ter sprake komt op tv. Er is een enorm taboe op pedofiele en dat moet doorbroken worden. Het is tegenwoordig niet bekend hoeveel pedofielen er in de maatschappij zijn en daar door kunnen we niet goed onderzoeken waarom de ene pedofiel wel de fout in gaat en de andere niet. Niemand wil namelijk in een onderzoek zeggen, ik heb pedofiele gevoelens.
    Waarom word er alleen maar naar de pedofielen gekeken die in de fout zijn gegaan, en niet naar de pedofielen die niet in de fout zijn gegaan?

    Ik denk dat je hier een punt hebt, het lijkt me ook goed om in deze hele discussie het onderscheid te zien tussen pedofielen en pedoseksuelen; pedofielen hebben de verlangens maar brengen ze niet in de praktijk, pedoseksuelen willen wel ook daadwerkelijk seksuele contacten aangaan met kinderen.

    Feit blijft echter dat zowel pedofielen als pedoseksuelen op dit moment in een hoekje van de samenleving geplaatst worden dat mijns inziens veel gevaarlijker is dan wanneer het onderwerp bespreekbaar zou zijn. De vraag die Ursa aan de orde stelt vind ik wel een heel interessante. Als geaardheid niet zo'n prominente plaats zou hebben in iemands identiteit, dan zou het misschien ook een stuk minder moeilijk blijken te zijn om diegene als 'gewoon mens' te zien en ook op die manier met hem (of haar, daar hoor je eigenlijk weinig over?) om te gaan.

    @Ursa: die jongen/ man is onherkenbaar gemaakt m.b.v. gezichtsmasker, pruik, stemvervormer, et cetera. Blijft overigens alsnog moedig (vind ik).

  18. De komende twee afleveringen van het EO-programma Jong staan in het teken van een zeer controversieel en gevoelig onderwerp: presentator Manuel Venderbos gaat in gesprek met een pedofiel en met iemand die misbruikt is door zijn voetbaltrainer.

    Toen de EO aan het begin van dit Jong-seizoen alleen al aankondigde dat dit onderwerp aan de orde zou komen riep dit een stroom van reacties op. Veel mensen vinden dat pedofielen en pedoseksuelen walgelijk, verwerpelijk en weerzinwekkend zijn. In de preview (

    ) blijkt dat ook Manuel het niet gemakkelijk vindt om begrip op te brengen voor pedofilie; stel je voor, je eigen kinderen die het voorwerp zijn van iemands verliefdheid en verlangens… we denken er liever niet over na.

    Dat is echter nu juist wat de EO wil veranderen: de afleveringen zijn niet bedoeld als een lobby voor pedofielen en pedoseksuelen, maar wel als een lobby voor het bespreekbaar maken van dit onderwerp. Ikzelf vind dit een prijzenswaardig initiatief, want volgens mij laat de EO hier heel duidelijk zien welke spanningen en welke worstelingen die mooie woorden van Jezus – “heb uw naaste lief als uzelf†– teweeg kunnen brengen in het dagelijks leven van een christen. Jezus maakt zijn boodschap bovendien in Mattheüs 5:43-45 nog scherper:

    “Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.†En ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.

    Maar is het wel mogelijk om werkelijk liefde op te brengen voor iemand die seksuele verlangens heeft voor kinderen, misschien wel voor jouw eigen kinderen? Moet je die naastenliefde überhaupt wel willen opbrengen? Kunnen we pedofielen en pedoseksuelen niet beter nadrukkelijk links laten liggen?

    Jezus geeft ons geen eenvoudige opdracht, de lat ligt hoog: “Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.†(Mt. 5:48) Ik weet niet of ik het zou kunnen. Volmaakt zijn gaat me sowieso niet lukken, daar ben ik inmiddels wel achter. Toch vraagt Jezus wel van ons om dit doel na te streven, dus ik denk dat we niet zomaar het bijltje erbij neer mogen gooien. Volgens mij bestaat de eerste stap uit het ‘vermenselijken’ van je vijand, van de pedofiel of de pedoseksueel. Wanneer je iemand uit je gedachten, je spreken en ook uit je bidden verbant en diegene niet meer als mens ziet, dan zal liefhebben namelijk altijd onmogelijk blijven. ‘Houden van’ zal voor velen van ons misschien wel altijd een brug te ver blijven lijken, maar laten we dan eerst proberen om in de Geest van Jezus onze medemens ook werkelijk als mens te zien. Jezus, de meest perfecte mens ooit, ging zelf immers ook bij de meest omstreden figuren op bezoek en bleef zelfs gezellig eten; wie zijn wij, imperfecte mensen, dan om anderen af te schrijven?

    De EO zet hierin mijns inziens een dappere stap, een stap die een stukje laat zien van hoe Jezus naar mensen keek en ook van waar de Geest toe in staat is. Wat vind jij? Hoe kijk jij naar pedofielen en pedoseksuelen? En hoe zou God volgens jou naar ze kijken?

  19. Gaf Jezus daarom ook niet de gelijkenis van de 10 bruidsmeisjes (als ik me niet vergis) die op de bruidegom wachtten? Waarvan 5 geen olie genoeg hadden? Juist als voorbereiding voor de wederkomst?

    Of heb ik nu een hele verkeerde gelijkenis voor ogen?

    Volgens mij heb je helemaal de goede voor ogen ja: klik. Mooi beeld, maar over de vertaling naar de hedendaagse praktijk lopen de meningen dan vaak weer uiteen.

  20. Zouden wij niet in slaap gevallen zijn en daarmee de verwachting op de wederkomst ook? Als we slapen zijn we niet bewust van het punt dat we mogen wandelen in het licht, zodat we niet overvallen zullen worden.

    Volgens mij heb je daar gelijk in ja. Ik vind het bizar om te bedenken dat we elk jaar allerlei feestdagen hebben om gebeurtenissen te vieren die in een ver verleden hebben plaatsgevonden (ze zijn nog steeds relevant hoor, daar niet van), terwijl we die ene grote feestdag die we zelf ooit mogen gaan meemaken voor het gemak lijken te vergeten.

    We hebben namelijk jaarlijks vaste periodes waarin we ons voorbereiden op feesten als Kerst en Pasen, maar de voorbereiding op de wederkomst van Jezus komt sporadisch 'per ongeluk' eens ter sprake. Tenminste, dat is hoe het in een aanzienlijk deel van de kerken gaat (niet overal natuurlijk).

    Als we op die manier blijven slapen, dan worden we mijns inziens dus wel overvallen en dat is eigenlijk hartstikke zonde, in beide betekenissen van het woord.

  21. Morgen is het Hemelvaartsdag: meestal een van de weinige dagen waarop ik er als midden-PKNer in een kerkdienst aan herinnerd word dat Jezus terug zal komen op aarde. Best vreemd eigenlijk, want we maken de grootste plannen voor dingen die soms nog vele jaren voor ons liggen, terwijl we de gebeurtenis die een enorme impact zal hebben op verleden, heden en toekomst ondertussen heel hard links laten liggen.

    Is het te vaag? Te ongrijpbaar? Duurt het te lang? Of zijn we zo bang voor Jezus’ wederkomst dat we er maar liever niet over nadenken en er al helemaal niet teveel over willen praten? Ik vind het fascinerend, zowel de overtuiging dat Jezus zal terugkomen als het feit dat deze overtuiging in sommige verbanden zo nadrukkelijk met een stilzwijgen omringd wordt. Misschien is het inmiddels wel simpelweg geen urgent onderwerp meer; christenen wachten al ruim tweeduizend jaar op Jezus’ terugkomst naar de aarde en moesten ondertussen ook nog eens trucjes verzinnen om hun geloof enigszins geloofwaardig te houden, zo was deze week te lezen in Trouw (klik hier).

    Heeft Jezus zich vergist? Dat lijkt me toch sterk. Alsof Hij bij Zijn hemelvaart een dag heeft geprikt in samenspraak met de aanwezigen, maar vervolgens de datum verkeerd genoteerd heeft. Nee, ik geloof niet zo in vergissingen en ik geloof ook niet dat Jezus vergeten is dat Hij nog terug moet komen. Ik geloof wel dat er in sommige contreien van het christendom te weinig aandacht is voor het feit dat het goed is om onze olielampjes gevuld te houden en om klaar te staan als knechten die wachten tot hun heer thuiskomt.

    Jezus zegt meerdere keren dat Hij zal komen als een dief in de nacht. Voor veel mensen is dit voldoende reden geweest om te denken dat het dus beter is om er niet teveel mee bezig te zijn; hartstikke vermoeiend, je weet immers toch nooit wanneer Hij komt en schrikken ga je toch wel. Toch is het goed om ook deze uitspraak van Jezus te lezen in haar context: “Maar u, broeders en zusters, u leeft niet in de duisternis, zodat de dag van de Heer u zou kunnen overvallen als een dief, want u bent allen kinderen van het licht en van de dag†(1 Tes. 5:4-5) en “Herinner u dat u de boodschap hebt ontvangen en begrepen. Houd eraan vast en breek met het leven dat u nu leidt. Maar als u niet wakker wordt, kom ik onverwacht als een dief, op een tijdstip dat u niet kent.†(Op. 3:3)

    We hoeven volgens mij dus niet bang te zijn dat Jezus opeens ‘s nachts bij ons een ruitje intikt om als een dief bij ons in te breken, want Jezus zal aankloppen; we mogen in het licht leven, vertrouwend op en vasthoudend aan de belofte die Jezus ons heeft gegeven. Niet bang maar ook niet gelaten, wél vol verwachting.

    Fijne Hemelvaartsdag!

  22. Ik vond het zo vreselijk irritant.

    Zit ik gezellig naar een optreden van Normaal te kijken, onderbreekt een gladde manager met een onecht praatje het optreden, zodat we op een scherm naar Nick&Simon kunnen gaan kijken, die op een zweverige manier 'de vrijheid' doorgeven. Om me heen zag ik ook weinig enthousiasme (hoewel de selectie van camerabeelden ongetwijfeld wat anders tonen). Vreemd hoor. ;)

    Haha, op de plaats waar ik was daar was ook niet iedereen even enthousiast hoor. Ik vond het op een soort halfslachtige poging lijken om de bevrijdingsfestivals van iets meer inhoud te voorzien dan alleen gratis optredens en veel drank. Vraag me alleen af of dit nou ook echt wat toevoegde. De vrijheid 'doorgeven' (of delen, goede toevoeging van WonderfulStar :)) is volgens mij toch iets anders dan zo'n zinnetje een paar keer opzeggen.

  23. De afgelopen weken hebben we onze porties oranje, saamhorigheid en historisch besef weer mogen ontvangen. Koninginnedag is voor veel mensen een moment waarop ze zich ‘echt Nederlander’ voelen en rond 4 en 5 mei staan velen vervolgens stil bij de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en bij de vrijheid die we nu mogen genieten.

    Op Bevrijdingsdag was daar dan ook het ‘5 voor 5 moment’; om vijf minuten voor vijf werden op 5 mei alle veertien bevrijdingsfestivals met elkaar verbonden om samen, tegelijk, stil te staan bij vrijheid. Dit jaar was de eer aan Nick en Simon om tijdens dit landelijke moment op alle schermen van de bevrijdingsfestivals te verschijnen met een boodschap, die haast als mantra door de publieken werd herhaald: “Ik geef de vrijheid door, ik geef de vrijheid door,†zo klonk het herhaaldelijk op alle pleinen.

    Leuk idee en een mooi concept, zo’n 5 voor 5 moment, maar bij mij roept het toch ook scepsis op. Na het scanderen van de leus dat we met z’n allen de vrijheid doorgeven, bleef er namelijk een prangende vraag in de lucht hangen: "ok, en nu?" Het antwoord op deze vraag liet niet lang op zich wachten, want het verloop van het programma zei genoeg: Nick & Simon verdwenen van het scherm, het “ik geef de vrijheid door†verstomde onmiddellijk, de volgende artiest bestormde het podium en de biertappen draaiden weer overuren.

    Wat mij betreft is er niets mis mee om eens per jaar de vrijheid te vieren, maar vaak bekruipt me wel de twijfel of het bij de grote festiviteiten nou echt om die vrijheid gaat. Het “ik geef de vrijheid door†zou misschien toch van een iets duidelijkere inhoud of van een iets concreter vervolg voorzien kunnen worden, zo vermoed ik.

    Als het om vrijheid gaat, dan is de Bijbel wat mij betreft de inspiratiebron bij uitstek. Jezus wil ons namelijk werkelijk vrij maken: “… U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden. … Waarachtig, ik verzeker u: iedereen die zondigt is een slaaf van de zonde. Nu blijft een slaaf niet voor eeuwig in huis, maar de Zoon blijft wel voor eeuwig. Dus wanneer de Zoon u vrij zal maken, zult u werkelijk vrij zijn.†(Joh. 8:32-36) En ook Paulus wijst op de vrijheid: “Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’†(Gal. 5:13-14)

    “Ik geef de vrijheid door, ik geef de vrijheid door.†Opeens is het niet meer zo gemakkelijk om dit gedachteloos mee te scanderen met al die andere mensen op de pleinen van de bevrijdingsfestivals. Geef ik wel echt de vrijheid door? Misschien is het inderdaad meer een soort mantra, een leus om jezelf moed in te spreken en om jezelf te herinneren aan die opdracht van Paulus: dien elkaar in liefde, heb je naaste lief als jezelf. Dan geef je pas echt de Vrijheid door.

  24. (Late reactie...)

    Inderdaad, mooi gezegd!

    Wat ik ook bedoelde is dat materiële 'kansrijkdom' soms heel gemakkelijk kan leiden tot geestelijke 'kansarmoede' en dat het daarom nog maar de vraag is wie de kansarmen zijn in deze wereld; geestelijke rijkdom kan je namelijk niet ontnomen worden, materiële rijkdom wel.

×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

We hebben cookies op je apparaat geplaatst om de werking van deze website te verbeteren. Je kunt je cookie-instellingen aanpassen. Anders nemen we aan dat je akkoord gaat. Lees ook onze Gebruiksvoorwaarden en Privacybeleid