Redactie 0 Geplaatst 17 februari 2012 Rapport Share Geplaatst 17 februari 2012 Christenen kijken vaak veel te veel naar namen en persoonlijkheden. Neem Paulus. Er is een groep christenen die grote moeite heeft met Paulus, en dan doel ik nog niet eens specifiek op de Jehova’s Getuigen, maar de meeste christenen zijn het erover eens dat als er een canon behoort te zijn, de brieven van Paulus daarin horen. Onder wetenschappers is er een tamelijk serieus dispuut over het auteurschap van Paulus van een aantal brieven, waarin zeven brieven als echt brieven van Paulus worden gezien en de rest als zogenaamde pseudepigrafen, brieven die niet door Paulus geschreven zijn, maar waarvan de auteur wel beweerde dat deze door Paulus geschreven zijn om deze meer status te geven. Er is dus niet nieuws onder de zon, ook in de eerste eeuwen na Christus werd er al naar persoonlijkheden gekeken. Denk daarbij ook aan de vroeger wijdverspreide evangeliën van Thomas, Judas, Petrus en vele anderen, waarvan wij weten dat deze niet door een van deze personen geschreven is. Maakt het eigenlijk iets uit? Als we er vanuit gaan dat het juist is dat de zeven brieven aan de Romeinen, de eerste en tweede aan de Kortintiërs, aan de Galaten, de Filippenzen, de eerste aan de Thessalonicenzen en die aan Filemon inderdaad door Paulus geschreven zijn en de rest van de brieven niet. Verandert het iets? Stel dat we in het evangelie van Johannes bijna geen woorden van Jezus zelf tegenkomen, zoals wel beweerd wordt. Het evangelie van Johannes heeft veel invloed gehad op de ontwikkeling van het christendom en is ook nu nog voor veel christenen het favoriete evangelie. Deze tekst is geschreven door iemand binnen de vroege christelijke gemeenschap en werd het geschrift daar ook als belangrijk gezien. Anders gezegd: de teksten kregen binnen die groep gezag. Deze teksten hebben ook binnen het huidige christendom gezag, ook onder gelovigen die in dit opzicht de ‘wetenschappelijke consensus’ volgen. De canon is niet zomaar uit de lucht komen vallen. Er heeft een ontwikkeling plaatsgevonden binnen een groep mensen. En binnen die ontwikkeling, die wij meestal ‘christendom’ noemen, hebben die boeken gezag. Zo heeft Romeinen hoofdstuk 7 , over de zwakte van de mens en de kracht van God, mij, als christen enorm geholpen toen ik worstelde met mijn ontluikende seksualiteit. Filippenzen 1:21hielp me weer toen mijn broer kanker had, en ik mij daar zeer ernstig zorgen om maakte. Ja, de Geest werkt er doorheen, maar ik kan het ontvangen omdat ik binnen deze ontwikkeling (of: traditie) zit. Daardoor spreken deze woorden tot mij. Net zoals de woorden van een predikant tot mij kunnen spreken, woorden die voor mij betekenis krijgen. Niet alleen van een predikant, ook die van een vriend, een familielid of zelfs van dat kleine meisje dat aan haar moeder vraagt of ik misschien ‘een meisje ben’. Ik glimlach dan stilletjes voor me uit en vraag me af of ik niet eens naar de kapper moet. Het raakt me en heeft betekenis. Het is niet zo belangrijk wie nu precies wat geschreven heeft. Gezag bestaat niet op zichzelf, maar ontstaat door het toekennen van gezag door de lezer. De vraag is nooit: Hebben deze woorden gezag? De vraag is: Hebben deze woorden gezag over mij? Daarbij maakt het niet zoveel uit of Paulus of Johannes de aan hen toegeschreven boeken wel of niet hebben geschreven. Een schrijver meer of minder maakt voor de bijbel niets uit. Voor de schrijvers overigens ook niet, geen van hen is vandaag nog in leven, zoveel weten we wel. Ik zie er dan ook weinig in om hen nu nog te gaan verheerlijken. Over doden niets dan goeds. Evert Te Winkel Terug naar blog Link naar bericht Deel via andere websites
Aanbevolen berichten